Walden 2.0: Angst, week 9 in de boshut

Walden 2.0: Angst
 
Eerst waren er weken waarin de zon scheen en het warmer was dan logisch voor de tijd van het jaar en toen kwamen er weken dat het ineens omsloeg. Niet alleen het weer. De boodschap van de liefde aan de telefoon veranderde ook van; we gaan samen de wereld veroveren naar een zuchtende: we zien wel hoe het verder gaat.
      Ik ging dit avontuur aan omdat het een goed idee leek om in stilte mijn boek af te maken, te werken aan de opzet van een nieuwe onderneming en een start te maken met een nieuw boek. Ik voelde mij door de liefde gesterkt. Nu weet ik ineens dat dat niet de enige reden was.

Ik heb een hele duidelijke herinnering van mijzelf als meisje van een jaar of tien. Ik sta op de hoge duikplank, tenen over de rand gekruld, het diepe in te staren. Ik durf niet te springen en weet tegelijkertijd dat ik het dús zal gaan doen. Niet omdat ik me niet wil omdraaien om via de trap naar beneden te gaan, langs alle stoere kinderen die wél durven (watje) maar omdat ik niet durf te springen is de drang het wel te doen bij mij onhoudbaar groot. Ik sprong omdát ik bang was. Ik sprong, ik vond er niet voldoende aan het daarna nog een keer te doen, maar wist nu ook dat ik het kon en dat ik er niet dood aan ging. Daarmee was de behoefte het nog eens te doen bevredigd.
      Afgelopen zomer was daar de liefde. Een níeuwe liefde. Niet zomaar één, een gróte. Ik weet nog dat ik dacht; jij en ik zijn uit hetzelfde hout gesneden. Hoe vaak kom je het tegen? Het maakte me bang, bang om te verliezen. Koudwatervrees van mijn kruin tot mijn tenen, en dús ging ik ervoor.
      En zo ben ik eigenlijk ook altijd bang voor het alleen zijn. Dus toen de vraag kwam; heb je zin om drie maanden alleen te zijn, zei ik natuurlijk ja.

Angst is een prima waarschuwingssignaal denk ik. Het geeft aan: stop niet verder, hier is gevaar. Maar als we ouder worden, is het niet altijd meer helder of er wérkelijk gevaar schuilt of dat we gewoon geen zin hebben om nog een keer de pijn te ervaren die we eerder hebben ervaren, en dat dus erváren als gevaar. Ik wil me niet laten beperken door angst, niet zo lang ik redelijkerwijs kan zeggen dat er geen groot gevaar dreigt. Dat de angst die ik ervaar slechts gaat over ‘op mijn bek gaan’, over pijn, over teleurstelling en falen. Je weet immers niet zeker of dat de uitkomst van je nieuwe weg zal zijn, het zou per slot van rekening ook eens kunnen leiden naar: veiligheid, liefde, overwinning, succes. Er is maar een manier er achter te komen. Dus spring ik maar, keer op keer. Ik land soms plat op mijn buik, dat doet zeer. Dan moet ik huilen. Dan voel ik me alleen en mislukt en bijzonder weinig waard. Doorgaans trekt dat gevoel weer voorbij hoewel het ook regelmatig langer aanhoudt dan me lief is. Ik vind het leven niet gemakkelijk omdat ik niet anders kan zijn dan mijzelf. Maar ergens gaat de zon weer schijnen en blijk ik in een boshuisje te zitten. Ik ben niet langer bang. Niet voor het donkere bos, niet voor de monsters onder mijn bed. Soms stuur ik ze weg, soms drink ik een kopje thee met ze. De liefde is nooit langs gekomen. Dat had ik kunnen weten. Hij is net zo bang voor het samen-zijn als ik ben voor het alleen-zijn. Ik snap dat wel.
      Toch ben ik blij dat ik ben gesprongen, al voel ik de klap nog branden op mijn lijf. Het is niet het vallen dat zo’n zeer doet. Het is het landen. Ik moet daar iets op bedenken, zachte bosgrond misschien.

Gepost in Geen categorie, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Ermenegildo Zegnapak, door Manuel Kneepkens

Nederlandse schrijvers kleden zich bedroevend slecht, volgens Arno Kantelberg, hoofdredacteur van lifestyle magazine Esquire. (Trouw 21 November). Schrijvers, stijl zit ook in uw kleding!
Eigenlijk kan alleen Jules Deelder op zijn bewondering rekenen. ‘Terwijl zijn collega’s in de jaren zeventig lang en onbestemd haar droegen, kamde hij het plat naar achteren. Hij onderscheidde zich ook met zijden shawls,  monocle, en korte fluwelen jasjes, altijd op z’n Italiaans, zonder split van achteren.
Zijn directe voórgangers zijn Harry Mulisch en Couperus, geaffecteerde ijdeltuiten, dandy’s, tot leven gekomen romanpersonages.’
Voor de rest van schrijversbende geldt, volgens Kantelberg, voor met name Arnon Grunberg en Ilja Leonard Pfeiffer (‘de zigeunerkoning van Genua’) het volgende: ‘Het lijkt soms wel alsof er voor schrijvers een taboe op rust om met hun uiterlijk bezig  te zijn, alsof je dan oppervlakkig bent.’

Twaalf jaar lang leidde ik de Stadspartij Rotterdam. Lijstduwer was Jules Deelder. ‘Lijstdouwer’, noemde hij zichzelf. Nooit een onvertogen woord van zijn kant over mijn ‘saaie’ outfit gehoord.
Dat was wel anders met die andere dandy, die toentertijd zo noodlottig mijn levenspad heeft gekruist en met de rechtervleugel van mijn partij naar de horizon verdween…
Ik heb het over Pim Fortuyn. Voorop partijvoorzitter Ferry Veen ( ‘Fast Ferry’), op de voet gevolgd door Ronald Sørensen en Barry Madlener. Beiden later, na het debacle van LPF, nog hoog gestegen in Wilders’ PVV, de een als senator, de ander als Europarlementariër.
Ronald Sørensen is inmiddels nog verder naar rechts opgeschoven. Hij noemt zich tegenwoordig Trump-aanhanger. Trump-aanhanger in Nederland, hoe ver heen kun je zijn!

Ik had toentertijd een column in HN, Hervormd Nederland (dat weekblad bestaat inmiddels niet meer). Daarin had ik geschreven, en dat woord ‘dartelt’ nog steeds over het internet: ‘Fortuyn is een fascist in Armani-pak!’
Dat klinkt hard. Maar over het rechtspopulisme hangt nu eenmaal de schaduw van het fascisme, zoals over het socialisme en communisme de schaduw van het Stalinisme hangt, over de Islam de schaduw van het Jihadisme, en, last but not least, over het liberalisme de schaduw van het kapitalisme.
Het is zaak voor de vertegenwoordigers van bovengenoemde stromingen die schaduw zo klein mogelijk te houden. Helemaal verdwijnen zal die nooit, de mens is nu eenmaal niet enkel goed.
Maar ik heb niet de indruk dat de hedendaagse rechts-populistische leiders Geert Wilders en Thierry Baudet ook maar enige moeite doen om hun schaduwkant in te tomen. Integendeel. Zij spreken openlijk hun bewondering uit voor een autocraat als Poetin en onderhouden warme contacten met de ultrarechtse beweging Alt Right in de VS. Van zulke mensen heeft de democratie weinig te verwachten.

Over die column in Hervormd Nederland werd ik toentertijd door Pim Fortuyn gebeld:’Manuel, jij weet ook niets van Fashion! Dat is je trouwens aan te zien. Je kleedt je beroerd. Dat is geen Armani-pak, dat ik draag, dat is een Ermenegildo Zegna-pak!’
‘O, ik dacht dat je over het woord “fascist” gevallen was…’
‘Ja, dat ook!’

Niet het onverzorgde uiterlijk van sommige schrijvers in Nederland is het probleem maar het (desastreuze) optreden van dandy’s in de vaderlandse politiek.
Na dandy Pim dandy Geert en dandy Thierry.
Geert Wilders een Limburgse Indischjongen, die zijn haar geel verft om maar meer Hollander dan de Hollanders te zijn, meer kaaskop dan de kaaskoppen .
Thierry Baudet die op een piano pingelt waarboven een lavendelzakje hangt .
Over deze curieuze verschijnselen van uiterlijk vertoon hoor je Esquire niet .

Maar misschien had ik toentertijd Pim Fortuyn gevatter kunnen antwoorden met een befaamd woord van Picasso.
De dichter-dandy Jean Cocteau viel zijn vriend Pablo nogal eens lastig over diens ‘eenvoudige’ manier van kleden. Picasso placht daarop te antwoorden: ‘Jean, als de Edele Delen maar bedekt zijn, is dat ruim voldoende voor een MAN!’ 
En aan dat woord houd ik mij.

Gepost in Columns, Geen categorie | Getagged , , , | Plaats een reactie

Nik de Furie, door Marcel Ozymantra

NikdefurieKlein

Tom Kavelaar had hetzelfde gevoel voor avontuur als ik. Over een paar dagen was het Sinterklaas. In de ochtend waren hij en ik op het veld achter onze straat bij elkaar gekomen om te voetballen. Dat was waar regelmatig hele troepen kinderen naartoe trokken voor cowboytje-en-indiaantje, pruimentikkertje of iets anders.
     De afgelopen zomer ontkleedden ik, mijn buurmeisje en haar broertje ons in de struiken en bekeken elkaar minuten lang. Haar broertje klikte die avond tegen zijn ouders. De volgende ochtend, terwijl we naar school gingen, kreeg ik een standje van hun vader. Het veld was de kern van de buurt waar de verschillende straten elkaar ontmoetten.
     Na de hele ochtend de bal over en weer te hebben geschoten besloten we op avontuur in de wildernis te gaan. Niemand van onze andere vrienden was op komen dagen.
     In elke straat die niet de onze was werden we als vijand beschouwd, daarom waren we enigszins beducht toen we bij de grens van het wilde land kwamen. Waar de Witte Huizen stonden. Gelukkig keken de kinderen ons aan alsof we vreemden waren die uit de woestijn kwamen. Niemand sprak een onvertogen woord. Een jochie met lepe blik schopte in een halfslachtige uitdaging de bal in onze richting. Op het zachte plastic ding stond het vervaagde logo van een niet meer bestaande supermarkt. Tom trapte de bal naar één van de oudere jongens. Ze knikten instemmend.
     We beklommen moeizaam de dijk die de Witte Huizen tegen de autoweg beschermde. Van die hoogte hadden we zicht op het hele wilde land. Links lag de aanbouw van de nieuwe brug over het Gooimeer. Recht voor ons lag de slingerende weg naar het dichtstbijzijnde dorp. Achter dat asfalt lag ons doel: de woestenij met heuvels, zandvlaktes en braambossen. We gleden half slippend het gras van de dijk af. De sneeuw had alles glad en gevaarlijk gemaakt. We lachten luid.
     De hele tijd bleef Tom naar karkasjes speuren. Iedereen die hem kende bewonderde zijn verzameling. In zijn kamer lagen sigarendoosjes opgestapeld met daarin de bijna perfect bewaarde skeletten van muizen, ratten, padden, papegaaien, lijsters, mezen en een kat. Zelfs één van een otter die hij van een oom uit Noorwegen had gekregen. Voor die laatste twee gebruikte hij schoenendozen van zijn moeder. Toen ik hem met het verhuizen naar de zolder hielp en een van de doosje per ongeluk liet vallen werd hij woedend. Tom was iemand die liever boos op zichzelf werd dan op vrienden, en dat hij mij in vertrouwen had genomen rekende hij zichzelf aan als een fout. Ik dacht altijd dat hij bang was om ons kwijt te raken.
     De autoweg was stil. Geen auto die zich op het kristalliserende asfalt durfde te wagen. Even werd mijn aandacht door een donkere vlek op het wegdek getrokken, maar Tom keek er niet eens naar. Daar zou geen botje heel van zijn. Ik begon te schuiven en voor we het wisten gleden we luidruchtig over de straat. We lieten sporen achter als van skiënde kangoeroes.
     Zonder dat we het afspraken was ik leider. Ik had tenslotte de ontdekkingsreis voorgesteld en bovendien vond Tom verantwoordelijkheid maar niks. Ik vond leiderschap ook niks, maar deed graag wat ik wilde en het was prettig als anderen me daarin volgden.

De stokken die we als machetes gebruikten om ons een weg door de rimboe te banen hadden we niet echt nodig, want eigenlijk niets hield ons tegen. Het slaan zelf was plezier genoeg. Ik zag hoe Tom telkens een blik op de heuvels verderop wierp, waar een donkere kam van bomen de zwerk kietelde, maar ik voelde er niets voor daar heen te gaan. Dat is nou wat je ervan krijgt, Tom, dacht ik, als je niet de leiding wilt nemen. Gek genoeg ergerde het me dat hij er niet voor durfde uit te komen. Al snel stopte Tom met staren en speurde de grond weer af.
     Eindelijk kwamen we daar waar ik wilde zijn, al had ik niet van tevoren geweten dat ik daar wilde zijn. Het was een ondergelopen stukje grond met in het midden een heuveltje dat nu een eilandje was. Als er geen ijs op het water had gelegen was ik eraan voorbijgelopen. Tom keek me vragend aan en vroeg:
     ‘Zou het sterk genoeg zijn?’ Ik voelde met de voet het met sneeuw gepoederde ijs en merkte dat het doorboog, maar niet onmiddellijk brak.
     ‘Misschien… Wil jij niet ook op dat eilandje zitten?’ Tom knikte geestdriftig. Zijn blonde haar wapperde in de wind.
     ‘Maar is het ijs sterk genoeg?’ Het was aan zijn blik te zien dat hij zich daar geen zorgen over maakte.
     ‘Als we snel genoeg rennen zijn we misschien over voor het breekt.’
     Tom nam een aanloop en schoot het ijs op. Het brak in grote stukken onder zijn zwarte schoenen, maar steeds was hij verder voor hij zonk. Aan de schotsen die hij maakte was te zien dat het ijs iets van twee centimeter dik was. Ik volgde parallel aan zijn spoor. Hijgend en opgelucht vielen we op het mos van het eilandje dat schitterde van de rijp.
     ‘Godsamme, zeg!’ riep hij juichend.
     ‘Ja, man!’
     We steunden kreunend en voelden ons als helden uit de een of andere film.
Het was ons snel duidelijk: het ijs zou een terugtocht niet aankunnen. Ons eiland was van de wereld afgesloten. Benieuwd hoeveel proviand we nog hadden, doorzocht ik mijn zakken. Twee salmiakknotsen en een mandarijntje.
     ‘Wat heb jij bij je?’ Hij had een zak Engelse Drop. Zo konden we de nacht wel doorkomen.
     Eén schoen bleek toch nat te zijn geworden en ik trok die uit om de sok uit te wringen. Mijn voet was ijskoud, maar ik verdroeg het ongemak zolang we plezier hadden. We lachten broederlijk.
     De vroege nacht veroorzaakte een mysterieus duister en gaf de sneeuw een onwerkelijke glans. Het was tijd om verhalen te spinnen. Ik vertelde hem over de tunnel die van de Sint Jan in Hilversum onder het Gooimeer naar Urk liep, door wat vroeger de Zuiderzee was. Ik vertelde nog een verhaal, terwijl we dropjes van vrolijk gekleurde laagjes suiker en gelatine aten. De ronde blauwe en roze pittenkussentjes verdeelden we netjes.
     Er was geen wolk boven ons eilandje te bespeuren. We konden in het bruine diep van het heelal staren. Ik vertelde over de Olympus Mons – wat de hoogste berg van het zonnestelsel is – waarin een ondergrondse stad schuil ging. Natuurlijk waren de marsmannetjes niet groen met grote uitpuilende ogen en waren ze zeker niet enkel mannelijk. Nee, ze bleken blauw te zijn en hadden een poreuze huid, zodat ze de schamel aanwezige zuurstof beter konden absorberen. Het waren bijna alleen vrouwen, net als bij leeuwen het geval is. Hun ogen waren kleine spleetjes en de mannen hadden inderdaad manen.
     Het tweede verhaal verzon ik ter plekke, maar het eerste had ik van een oom gehoord.
     Onze konten waren nat van het vochtige mos, maar onze ruggen bleven warm in de jassen die bol stonden van het schuim. Een schuim waarover ik hem vertelde dat het mij meer dan eens het leven had gered omdat het vuurbestendig was.
     Toen werd het tijd voor Tom’s verhaal. Altijd kwam hij met iets waarover je moest nadenken. Dat was het beste aan Tom’s gezelschap.
     ‘Wist je dat Sinterklaas in de derde eeuw na Christus is geboren? Niet in Spanje, maar in Myra aan de kust van Turkije – wat toen nog Romeins was? Al vanaf zijn geboorte noemde iedereen Nicolaas een heilig boontje, zo vreselijk Christelijk was hij.’ Tom knipoogde naar me, wat goed te zien was in het sterrenlicht dat door de sneeuw werd gereflecteerd. ‘Omdat hij nog meer wonderen dan Jezus verrichtte, stond hij bekend als een wonderdoener, maar niemand snapte dat dit verkeerd was. Want had Jezus niet tegen valse magiërs gewaarschuwd? Ja, dat had hij.’ We lachten hard. Ik verslikte me bijna in een dropje.
     Luid kuchend verdeelde ik de salmiakknotsen.
     Tom’s ouders kwamen uit Kampen en behoorden tot de Zwarte Kousen-gemeenschap. Eng witte mensen. Ik dacht altijd dat ze familie van Dracula waren of zo. Tom had niets met ze op. Die ging zijn gang. ‘Wat niemand wist, was dat om wonderen te kunnen verrichten Nicolaas een verbond met een heidense god had gesloten. Wodan, oppergod van de Vikingen, had zijn oog voor een blik op de toekomst geruild. Hij had gezien hoe de Christenen het geloof in zijn pantheon zouden uitroeien. Hij wilde vriendjes met de nieuwe godsdienst worden, zodat hij en zijn medegoden genoeg aandacht zouden blijven krijgen.’
     Het was altijd hetzelfde met Tom. Je wist nooit zeker wat hij je op de mouw spelde. ‘Weet je dat de goden leven van de aandacht van mensen?’ging hij verder. ‘Zonder dat zouden ze verdwijnen als een soapsterretje dat door paparazzi wordt genegeerd. Als bekrachtiging van het gewenste verbond schonk Wodan Nicolaas zijn mooie witte schimmel om in een oogwenk van de ene naar de andere plek te rennen en zijn speer waarmee hij de vijanden van het geloof kon vernietigen. Zo kon Nicolaas tegelijk de heiligman zijn en strijden tegen de barbaren die in het oosten het rijk bedreigden. Niemand weet of de andere bisschoppen ervan wisten, maar het kwam keizer Constantijn in ieder geval goed uit. Ook Wodan kwam het goed uit, want iedereen die Nicolaas zag moest onherroepelijk aan hem denken.
     ‘Nicolaas ging zo op in dit dubbelleven dat zijn lichaam soms doorschijnend van de inspanning was. Zijn onderdanen dachten dat het kwam door zijn hoogste heiligheid en aanbaden hem nog meer. Op het strijdveld stond hij bekend als Nik de Furie, gesel van de Parthen. Toen zijn einde naderde begon hij zich schuldig te voelen en bad vurig om vergiffenis. Natuurlijk kreeg hij absolutie. Als beschermheilige van kinderen, ongehuwde vrouwen, kooplui, studenten, geliefden, slagers, dieven, moordenaars, piraten – en eigenlijk al het tuig op straat –leek dat een vanzelfsprekendheid. Maar hij moest er wel iets tegenover stellen. Dat is waarom hij sindsdien op december, de maand van Wodan’s Joelfeest, over de daken rijdt. Dan verlicht hij zijn schuldgevoel door cadeaus uit te delen. De Zwarte Pieten zijn de zielen van de vijanden die hij aan het oostelijke front heeft gedood en die hem altijd aansporen harder zijn best te doen.’
     In de stilte van ons koude eiland hoorden we in de verte het slaan van vleugels. Het kon ook de tabberd van de Sint zijn, klapperend in de striemende lucht.
     Ik staarde naar de hemel en geloofde even met heel mijn hart in het bestaan van onderaardse Marsvrouwen en de koopwaar die ze hun mannen in ruil voor een Marsnacht van minnen beloofden. Ik droomde ervan een vriendinnetje te hebben, van het krijgen van kinderen, van het verzamelen van de schedels van de doden, van het opzetten van skeletten en ze nieuw leven inblazen. Ik droomde van een Sint die helder was als het zuiverste water en tegelijk duister als het vuilste kool. Ik droomde van roetzwarte zielen die zich in de mantel van de Sint verstopten, waarvan de binnenkant zwart als het universum was, duister als een lege schedel. Nooit eerder had ik zo gedroomd.
     Ik heb eigenlijk nooit zeker geweten of ik in Sinterklaas geloofde. Hoe kan je weten dat je gelooft als er geen reden is om aan je geloof te twijfelen? Ik wist niet eens of ik ervan overtuigd was dat de Sint bestond, want hoe kon ik overtuigd zijn van iets als er geen reden bestond om te denken dat het ook niet kon bestaan?
     We lagen te verkleumen in een kou die zo diep klauwde dat het op sterven leek. We geloofden werkelijk dat we niet meer van het eilandje af konden komen.

Tom was de eerste die zich verroerde. De Engelse drop was op. Ik wilde blijven liggen en verder dromen. ‘We kunnen toch niet weg tot het meertje is dichtgevroren,’ zei ik.
     ‘Wil jij hier dan de hele nacht blijven kleumen?’ Daar had ik eigenlijk ook niet zo’n zin in. Natuurlijk konden we gaan wanneer we wilden. Honger maakte het moeilijk om de overtuiging vast te houden dat we waren afgesloten. Achter het eilandje was de afstand tot het vaste land een stuk korter.
     We stampten luid klossend het ijs aan stukken. Het kon me niets schelen of we nat en koud werden. Het waren maar vijf stappen. Van daar was het een klein stukje naar huis. We sloegen de dijk rond de Witte Huizen over. We hadden geen zin in de koude klim. Tom zocht niet meer naar skeletten en ik ook niet. We namen afscheid van elkaar met een knik.

Gepost in Columns, Proza | Getagged , , | Plaats een reactie

Een sprong in het diepe, door Mischa van den Brandhof

Inschrijving handelsregister

Betreft de inschrijving een nieuwe onderneming of een voortzetting van een bestaande
onderneming?
Een nieuwe onderneming

Datum aanvang van de onderneming:
20 November 2018

Treedt de onderneming met één of meer handelsnamen naar buiten?
Met één naam

Deze naam is:
Eijk aan Zee

Geef een korte omschrijving van de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten:
Het aanbieden van coaching aan zee voor hoogsensitieven. Er is tegenwoordig steeds meer aandacht voor hoogsensitiviteit, maar wat is het precies? Als je hooggevoelig bent, heb je een relatief open energieveld en daardoor ben je minder weerbaar tegen invloeden uit je omgeving. Prikkels komen veel intenser binnen en dat maakt dat je sneller moe bent en eerder overprikkeld raakt. Geen wonder dat sponsdieren hier bij uitstek last van hebben, want ze absorberen alles. Van oudsher stond natuurlijk alleen de witte buisjesspons bekend als extreem gevoelig, maar zij zijn zeker niet de enige. Uit marktonderzoek blijkt dat 79% van de sponzen in de Noordzee last heeft van hooggevoeligheid. Als je op een wier of zakpijp leeft, is het gewoon ook heel lastig om je grenzen goed te bewaken. Maar ook van een stugge zeekomkommer kan je behoorlijk van slag raken. Eijk aan Zee wil sponzen begeleiden naar een fijn en ontspannen leven en hoopt daarmee een unieke marktpositie in deze niche te veroveren. Omdat mond-op-mond reclame uitgesloten is en duurzaamheid bij ons hoog in het vaandel staat, verspreiden we alleen vochtbestendige en milieuvriendelijke flyers. Op locatie zijn we van plan samen te werken met de experts van sportduikcentrum Aquasia.

Het adres van de onderneming is:
Zeekant 113, 2586 JJ Den Haag

Naam van de eigenaar:
Ferri Porus

Gepost in Columns | Getagged , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Rampspoed

 

Rampspoed

Ik heb het boek dat geldt als mijn afstudeerwerk van de Schrijversvakschool weggebracht. Daarmee is het eerste gedeelte van de drieluik-missie die ik mijzelf ten doel heb gesteld, afgerond. Binnen de drie maanden dat ik in de boshut verblijf, wilde ik; a) de roman afronden, b) mijn nieuw op te zetten werkzaamheden vormgeven en c) een synopsis én de eerste twee hoofdstukken schrijven voor het nieuwe boek.
      Ik reisde blij naar de grote stad, trots op het boek dat ik had geschreven. Maar zoals misschien te verwachten was, druppelde die trots ongezien langs mijn broekspijpen de straat op. Tegen de tijd dat ik op de stoep van school stond, wist ik niet eens meer zeker of ik het wel moest inleveren. Is het wel goed genoeg? Is het wel dik genoeg? Kan ik überhaupt wel schrijven?
      De dag erna weet ik natuurlijk niet waar te beginnen met b en c. Ik schuif ze aan de kant, trek mijn lelijke boslaarzen aan en loop de dag door, en de volgende en de volgende. Ondertussen wordt het steeds kouder. Niet alleen buiten. De houtvoorraad is aardig geslonken en ik moet zuinig doen. De schijnt de zon niet meer. De lucht is grauw. Binnen is het stiller dan de eerste zes weken. Niemand belt niemand mij. Ik heb nul-komma-nul goede ideeën. Mijn hoofd doet zeer, en ik val (om het geheel even af te maken) keihard van mijn fiets. Ik huil niet, en dat is een slecht teken, als ik het wel doe ben ik doorgaans sneller klaar. Ik besluit even naar mijn saaie, verschrikkelijke, stomburgerlijke rijtjeshuis te gaan om de post te halen. Als ik binnen kom loeien er wel drie verwarmingen. Het is warm, de muziek speelt. Ik douche wel een uur en was mijn haren. Alles doet het. De shampoo ruikt ook nog eens bijzonder lekker. Ik kan muziek luisteren terwijl ik douche. Ook het internet werkt, evenals de televisie. Ik zou kunnen koken op een vierpitsplaat als ik daar zin in zou hebben. Wat een kuthuis, alles werkt hier.
      Ik zucht, kleed me aan en rijd terug naar de boshut waar ik het vuur opstook en op de bank ga liggen met twee kruiken en een hond naast me. Ik ben eenzaam. Ik zeg het hardop. Niemand zegt iets terug. Eenzaamheid. Walgelijk. Dan begin ik gelukkig te huilen.

 

Gepost in Home, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Een nieuw debuut op 1 december in de Extaze-reeks!

poster Olifanten warm houden

Gepost in Extaze-reeks, Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze nr. 28,
de nabeelden

Donderdagavond 15 november werd het nieuwe nummer van Extaze gepresenteerd, een avond met muzikale, essayistische, poëtische en beeldende voordrachten die een aanvulling waren op de rode draad van nummer 28: ‘Geloof in de kunst’.

Het programma:
. Ruurd Halbertsma: lezing over de antieke beeldhouwkunst als droom en doem,
ingeleid door een beeldcollage van Els Kort
. Art for Art’s Sake: muziek
. Lisa Rooijackers: gedichten
. De film: De vergeten tuin tekeningen en foto’s van beeldend kunstenaar
Mariëtte van Erp, film: Els Kort

De verdwenen tuin from els kort on Vimeo.

. Onno Schilstra: Freight Train– een voordracht / Art for Art’s Sake

De volgende Extaze in de Houtrustkerk is op 7 februari.

De nabeelden hieronder zijn van fotograaf Eric de Vries.

 

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Lekker Zen

Walden 2.0: Lekker Zen

Ik reed even met de auto naar een ander bos, want dat leek me wel een aardige afwisseling. Per ongeluk had ik mijn portemonnee in mijn zak waardoor ik op het idee kwam om meteen even boodschappen te doen. Ik kwam er per slot van rekening tóch langs. Ik zou op de terugweg meteen even langs mijn ex rijden. Dochterlief was de helft van haar spullen vergeten, kon ik die mooi even langs brengen.
      Het was druk in de supermarkt, een plek waar ik sowieso al niet wil zijn, dus zeker niet langer dan strikt noodzakelijk. Nu sta ik er tien minuten in de rij, met mijn lelijke boslaarzen en mijn ongekamde haren. Tien minuten waarin het buiten steeds donkerder wordt. In een nieuw bos kan ik Lucy niet zomaar loslaten als het schemert, dan eet ze al het wild op dat voorbij schiet. Ik vind dat persoonlijk niet zo erg, vooral niet als ik de restjes mee naar de bostuin kan slepen zodat ik in de ochtend de buizerd kan bespieden als hij zijn maaltje komt halen, maar het risico op een boete is te groot. De boete is negenhonderd euro zegt de boswachter iedere keer als ik hem tegenkom. Hij steekt zijn wijsvinger erbij op. Ik heb een hekel aan dat gebaar. Hoe dan ook, zo’n feest is het nog lang niet. Ik sta te lang in de rij. Als ik buiten kom is het nagenoeg donker.
      Als de boodschappen binnen zijn, rijd ik de stad in om de spullen van mijn meisje af te geven bij haar vader. Het is druk. Ieder stoplicht springt voor mijn neus op rood. Het wordt steeds later. Ik rijd een omleiding in, samen met nog drie miljoen andere automobilisten. Ik mijmer even over de tijd dat ik nog geen auto had (twee maanden geleden) en op mijn fietsje overal voorbij scheurde. Ik rijd nóg een omleiding in, nog een rood stoplicht, mijn telefoon schreeuwt vanuit mijn jaszak; de dochter vraagt waar blijf je nou? De radio brult, ik snijd per ongeluk een hele aardige fietser af, wil stoppen om sorry te zeggen, sla het portier bijna in iemand anders smoel, stap snel weer in, zwaai vriendelijk naar een agent: hallo-agent-niks-aan-de-hand-ik-ben-ok, rijd door naar mijn ex. Koffie? Nee-in-godsnaam-niet-nee. Terug die stad door. Wat-stinkt-het-hier-godver-wat-duurt-dat-lang, weer alle stoplichten op rood. Ik neem vast een hapje uit mijn stuur.
      Anderhalf uur later sta ik weer voor de boshut. Er komt rook uit de schoorsteen. Mijn vuurtje heeft in de tussentijd lekker door liggen smeulen. Ik realiseer me dat ik in een oude val ben getrapt. De val van: kijk-mij-eens-even-lekker-bijzonder-efficiënt-bezig-zijn-met-m’n-op-de-weg-naar-dit-kan-ik-meteen-even-dat-zodat-ik-aan-het-einde-van-de-dag-een-miljoen-losse-eindjes-heb-afgeknoopt.
      Brrrr. Ik was vergeten dat ik er zo goed is was en ben blij te merken dat dat dus ook niet langer het geval is. Ik laat Lucy uit de auto en stap mijn eigen bos in. Lekker Zen.

Gepost in Home, Walden 2.0 | Plaats een reactie

Een nieuw debuut op 1 december in de Extaze-reeks:
Olifanten warm houden, Dieuwke van Turenhout

 

Uitgeverij In de Knipscheer en Literair tijdschrift Extaze presenteren:
Een nieuw debuut in de Extaze-reeks:
 
Dieuwke van Turenhout: Olifanten warm houden (korte verhalen)

De boekpresentatie is op zaterdag 1 december,
van 14.00–17.00 uur, Perdu, Amsterdam.

Programma:
Aly Freije: gedichten, proza
The Phoenix Lights: muziek
Peter de Rijk interviewt Dieuwke van Turenhout
Presentatie: Cor Gout
Locatie: Perdu, Kloveniersburgwal 86, Amsterdam.
Bereikbaarheid Perdu

Aanmelden: redactie@extaze.nl
Meer informatie: redactie@extaze.nl, indeknipscheer@planet.nl

Een man probeert de draad weer op te pakken na het dodelijke auto-ongeluk
van zijn geliefde, kinderen van een religieuze sekte bereiden zich voor op het eind
der tijden en een jonge vrouw worstelt met haar kersverse moederschap.
In deze en zestien andere korte verhalen in Olifanten warm houden neemt
Dieuwke van Turenhout de lezer mee naar de kwetsbare wereld van de buitenstaander –
mensen die door hun eigenzinnige karakter of hun liefde voor een ander in extreme
situaties zijn beland. In haar veelzijdige debuut, waarin ze personages opvoert uit
verschillende rangen, standen en tijden, toont Dieuwke van Turenhout het inlevingsvermogen en stilistisch vernuft van een geboren schrijfster.

Dieuwke van Turenhout studeerde Letteren in Tilburg.
Ze werkte voor het chemiebedrijf Koninklijke DSM NV toen ze
in 2010 met haar partner naar New Delhi, India verhuisde. In die periode schreef
ze wekelijks een column voor Intermediair.

In 2012 verhuisde ze naar Brussel en volgde lessen bij de Schrijversacademie in Antwerpen. Hier raakte ze geïnteresseerd in het korte verhaal en in 2015 rondde ze de Schrijversacademie af met een verzameling korte verhalen.
Verhalen van haar hand verschenen in Revisor, Hard//hoofd, De Optimist, Extaze en het Vlaams literair tijdschrift Gierik & NVT (nu G.) en in het internationale Asymptote Journal. Dieuwke van Turenhout is host van de podcast Not just Hemingway, die zich exclusief bezig houdt met het korte verhaal.

 
De Extaze-reeks, een gezamenlijk initiatief van het literair tijdschrift Extaze
en Uitgeverij In de Knipscheer, is een serie debuten van auteurs die eerder
in Extaze publiceerden.

www.facebook.com/Extazereeks

 

logo Extaze-reeks

IN DE KNIPSCHEER

Gepost in Extaze-reeks, Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Stilstaan

Stilstaan‘Jij moet hier blijven,’ roept de jongste van mijn vriendin me toe. Hij kijkt er streng bij. Zijn wijsvinger priemt naar het onzichtbare plekje voor hem op de grond. Ik probeer weg te komen, maar de kleine man is het er niet mee eens.
      ‘Ik moet helemaal niks,’ zeg ik, werp hem een kushandje toe en stap in de auto. Ik ben even op bezoek geweest bij mijn vriendin in de woonwijk. Ik moest er de hele stad voor door. Het was druk. Ik wil terug naar de boshut, waar een emaillepotje met gemberthee op de kachel staat, de hond op de bank ligt te slapen, waar het ruikt naar smeulend hout en mijn manuscript op me wacht. Of in elk geval steeds minder, denk ik erachter aan. Ik zwaai nog even en rijd de straat uit.
      Die zin blijft in mijn kop zitten; dat ik steeds minder moet en My God, wat is dát fijn! Er zijn jaren geweest van zorgen, van hollen en van brandjes blussen, vele jaren. Van die jaren heb ik ook genoten. Ik ben blij dat ze er waren, maar het was ook veel. Té veel, zo bleek toen ik in 2015 to-taal instortte. Er volgde een tranendal en een traag herstel. Allemachtig wat is ook mijn leven een cliché want inderdaad: sindsdien is er steeds meer ruimte gekomen. Ruimte om te doen wat ik wíl doen om mijn eigen leven vorm te geven en ik geef gehoor. Het smaakt naar meer. De behoefte om helemáál zelf uit te maken hoe ik mijn leven leven wil, groeit alleen maar. Het opzeggen van baan en huis is kennelijk nog niet genoeg. Ik wil wegkruipen als een bosdiertje en tevoorschijn kruipen als ik het weer weet, als zich een nieuw verhaal heeft aangediend of als een nieuw gedicht zich heeft genesteld in mijn hoofd. Ik groei in het alleen zijn. Ik wil leren loslaten, alles wat ik zolang krampachtig heb proberen vast te houden en zelf met enige nieuwsgierigheid ontdekken hoe het verder zal gaan, dat leven van mij.
      Nou ja dat kan nu dus, zie ik als ik mijn bijna lege agenda opensla. Nog twee weken vol werk, klussen, opdrachten, dan is het stil. Lege, lege bladzijdes tot aan mijn nieuwe kakelverse agenda toe. Fijn hè, of toch niet?

Gepost in Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Psychologie en erger, Rob Verschuren

In een uitstekende, genuanceerde recensie op Literair Nederland constateert Olivier Rieter een gemis aan psychologische diepgang in mijn roman Tyfoon (In de Knipscheer 2018).
Dat is een kritische noot die me blij maakt. Hetzelfde commentaar vind je namelijk regelmatig terug in recensies over het werk van mijn grote literaire voorbeeld Cormac McCarthy.
      Om iets zinnigs te kunnen zeggen over psychologische diepgang, zou je moeten beginnen vast te stellen wat ermee bedoeld wordt, waarom het ontbreken ervan een gemis is en wanneer een schrijver wel aan deze voorwaarde voldoet.
      Voor ‘diepgang’ geeft ENCYCLO.NL de volgende omschrijving: ‘Diepte tot waar een schip zich met zijn kiel onder de waterspiegel bevindt.’ Waar het in deze definitie om draait is: ‘onder de waterspiegel’.  Onder. Niet aan de oppervlakte. Maar onmiskenbaar aanwezig, die kiel, anders zou het bootje bij de eerste golf omslaan.
      Hier valt moeiteloos een parallel te trekken met het werk van Cormac McCarthy, die er een erezaak van maakt nooit een woord te wijden aan de beweegredenen van zijn personages. Zoals een recensent die mijn bewondering deelt het erg mooi heeft opgeschreven:
      ‘His refusal to vouchsafe his readers any privileged entry to the character’s thoughts beyond evaluating their actions and words yields a concrete realism that plays beautifully against the timeless poetry of their mythic environs and the timeless poignancy of their fates.’
      McCarthy heeft dat ook niet nodig (zoals hij ook geen leestekens nodig heeft, of in ieder geval veel minder dan andere stervelingen). Alles is aanwezig in de dialogen en de acties van zijn protagonisten. Het is aan de lezer om het boven water te halen.
      Vanwaar dan die kritiek? Op McCarthy, bedoel ik. Mijn eigen ambities in die richting moeten het doen met minder talent, en waar McCarthy glansrijk slaagt, ben ik nog aan het oefenen.
      Ik denk dat het luiheid is. Van de lezer, omdat het makkelijk wegleest wanneer de psychologische verklaring bij de koop is inbegrepen. En van de schrijver, omdat het makkelijker is iets te vertellen dan te suggereren door handelingen en dialoog. We zijn gewend geraakt aan boeken waarin wordt gemijmerd voor beslagen ramen, en veel mensen denken dat het zo hoort. En erger nog dan al dat gemijmer, is het wanneer de auteur in het verhaal inbreekt om een en ander begrijpelijk uit de doeken te doen.
      Je mag er natuurlijk anders over denken. Dat is het sterke aan Olivier Rieters recensie. Hij geeft zijn oordeel, maar laat ruimte voor andere interpretaties. Wanneer hij verderop in zijn betoog opmerkt: ‘(…) Verschuren heeft er waarschijnlijk bewust voor gekozen dergelijke uitdiepingen beperkt te houden,’ wordt zijn commentaar geen verwijt, maar iets waarover je van mening kunt verschillen.
      Ja, Verschuren heeft er bewust voor gekozen, geslaagd of niet geslaagd. Hij blijft oefenen.

Gepost in Columns | Getagged , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Janken

Walden 2.0Hoewel ik mij op fietsafstand van het stadscentrum bevind en er een auto voor mijn deur geparkeerd staat, waan ik mij in een buitenwereld. Inmiddels woon ik vier weken in de boshut. De boshut met gaten in de muren en in het dak. De boshut met een geiser die na exact één minuut drieëndertig afslaat. De boshut zonder centrale verwarming en mét een verstopt toilet. Die boshut.
      Toen ik mijn dochter van veertien vertelde dat we hier zouden gaan wonen voor de duur van drie maanden, was ze direct enthousiast. Laten we het erop houden dat ze het avontuurlijke van mij heeft. Maar toen we eenmaal definitief onze comfortabele eengezinswoning hadden verruild voor de boshut, en zij ontdekte dat hier noch televisie noch internet was, gilde ze het uit: hoe móet dat dan? Het drama leek niet te overzien. Ik had niet voor niets besloten dit minuscule feitje achterwege te laten in mijn verhaal.
      Gisteravond sleepten we samen de bank in de woonkamer tot vlak voor de kachel. Toen hij er eenmaal stond, hadden we het warm van het gesleep. We híelden het ook warm, want ’s middags hadden we samen een voorraad hout staan hakken. We konden dus even vooruit met stoken.
      We zaten samen met de hond op de bank voor het vuur. We dronken thee en kletsten de dag door. Haar bedtijd was allang verstreken maar die nemen we al weken niet meer zo nauw. Een potje scrabble duurt immers meestal langer dan voorzien, en vier potjes Yahtzee blijken leuker dan één.
      Ineens zegt ze: we zouden zo altíjd moeten leven, mam. Ik had al wel gemerkt hoe fijn ze het hier heeft. In de boshut lijkt alles eenvoudiger. Een hoop complicaties blijven achterwege omdat datgene er simpelweg niet ís, óf omdat het niet functioneert, en zo blijft er ineens tijd over. Tijd die we dus hakkend, wandelend, kletsend, spelend, dansend doorbrengen.
      Ik kijk haar aan. Ze is veertien. Ze heeft gedonder met haar vrienden op school, die haar aan het begin van het schooljaar uit de groep hebben geknikkerd. Ze past er niet helemaal bij. Toch is ze er niet onder te krijgen. Ze heeft niet zo veel zin in conventies, neemt geen blad voor de mond en maakt zelf wel uit wat ze leuk vindt en wat niet. Sinds we hier wonen draagt ze geen make up meer. Ze moet er zelf ook om lachen. We vinden het ineens allebei gedoe. ’s Morgens lopen we liever het bos in of stoken het vuur vast op, dan dat we ruzie maken om het ene kleine spiegeltje dat hier in huis ligt. Ik vergeet regelmatig mijn boslaarzen te verruilen voor iets netters, en constateer pas hoe ik erbij loop als ik in de rij van de supermarkt sta. Ze zitten ook zo lekker. Zij kiest ineens een nieuwe winterjas die vooral warm moet zijn en fijn moet zitten. En nu zegt ze ook nog; ‘ik mis het internet niet mam. Zullen we een spelletje doen?’
      Ik zou er een beetje om kunnen janken. Van geluk.

Gepost in Home, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Een nieuw nummer op 15/11: Geloof in de kunst

Op donderdag 15 november werd de nieuwe Extaze: ‘Geloof in de kunst’
gepresenteerd in de Houtrustkerk in Den Haag.

cover Extaze 28 Geloof in de kunst

B E S T E L L E N

Geloof in de kunst

ESSAYS
In zijn essay ‘De tegenverbeelding van het religieuze’ concludeert Kris Pint na lezing van
Gerard Reve’s literaire werk, dat de schrijver in het katholicisme een tegenverbeelding vond die krachtig genoeg was om de strijd met zijn wanhoop, verslaving en angst voor depressies aan te gaan. De neurotheologie leert ons dat de religieuze verbeelding dient als interface om met de primitieve religieuze ervaringen om te gaan die in de specifieke structuur van de hersenen zijn opgeslagen.
De sterke religieuze vervoering die is uitgedrukt in het beeld Extase van de heilige
Theresia van Giam Lorenzo Bernini (1598–1680) zet Onno Schilstra in ‘Het nachtkastje van Franco’ op hetzelfde spoor als Pint. De sculptuur vormt een verwijzing naar iets
onzegbaars, iets ‘onbegrippelijks’ dat hooguit door het soort symbolen waarover Reve schrijft in Moeder en zoon (1980) in taal uitgedrukt kan worden.
’Een verrukkende heidense schoonheid’ is de titel van Ruurd Halbertsma’s essay over de waardering van de antieke beeldhouwkunst door de eeuwen heen en de aantrekkingskracht die de lichamelijkheid en sensualiteit van de beelden uitoefenden op mensen met sluimerende seksuele fantasieën. Louis Couperus beschouwde de antieke wereld als een ‘foreign country’, waarnaar hij terugreisde op elk moment dat hij in extase een klassieke sculptuur beschouwde.
Artien Utrecht is geboeid door de tegenstelling die de schrijver Junichiro Tanizaki waarnam tussen de Japanse sensitiviteit voor nuances van licht en duisternis en de westerse voorkeur voor het felle licht. Op het Japanse kunsteiland Naoshima ervaart ze dat het spel van schaduwlagen en hun verschillende diepten je dwingt om te kijken met je zintuigen. Het donker vraagt om een voorbijgaan aan het ‘gewone’ zintuiglijke zien. Voorbij het gewone zien ligt de verbeelding van wat niet is, maar zou kunnen zijn.
In ‘Van West naar Oost’ analyseert Klaas de Groot zes Indische gedichten van de
Surinaamse auteur Bernardo Ashetu (1929–1982), wiens thematiek: dood en verandering gekoppeld aan geweld, voor hem een middel was om zich bevrijd te voelen van
beklemming en onderdrukking.

KORTE VERHALEN
Michiel van den Berg
Jens Bezemer
Guido Eekhaut
Else de Jonge
Christien Kok
Dewi de Nijs Bik
Phaedra Onclin
Yoko Theeuws
Liedewij Vogelzang

GEDICHTEN
Guy Commerman
Anne Karelse
Lisa Rooijackers
Merel van Slobbe

BEELD
Mariëtte van Erp

Vormgeving binnenwerk, omslag en de geschilderde omslagafbeelding: Els Kort

Gepost in Home, Nummers | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

15/11, Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze 28: ‘Geloof in de kunst’

Extaze in de Houtrustkerk 28

Geloof in de kunst? Geloof in de literatuur? Of toch in de eerste plaats je levenswijze instellen op de maatschappelijke carrière en het consumeren? Louis Couperus’ way of life werd vooral beïnvloed door de levensstijl en de (beeldhouw)kunst van de Grieken en de Romeinen. De atleten op de spelen in Olympia beoefenden hun sport naakt,
de Griekse sculpturen van jonge mannen en goden lieten niets te raden over.
Ruurd Halbertsma vertelt over die cultuur en Els Kort zorgt ervoor dat de weergave van die beelden op de wand van de Houtrustkerk er net iets anders zullen
uitzien dan verwacht. Lisa Rooijackers‘ jeugd en ongekunsteldheid zal doorklinken
in de gedichten die zij zal voordragen. Mariëtte van Erp zal vertellen over de kunst, haar kunst, die als vanzelf ontstond toen zij haar huis en tuin in Gemert moest verlaten. Onno Schilstra schrijft in Extaze 28 hoe een beeld van Giam Lorenzo Bernini (1598–1680), De extase van de heilige Theresia, een van de meest intrigerende beelden van religieuze vervoering die hij ooit had gezien, hem deed beseffen dat hij beeldend kunstenaar zou worden. In zijn voordracht zal ook Gerard Reve een plaats krijgen,
en de muziek, het nummer Freight Train en andere ‘Americana’, kunstuitingen
die hem in zijn overtuiging hebben bevestigd. Een staaltje van de door hem geliefde Amerikaanse muziek, oud en nieuw, pop, country en folk, zal Onno samen met
Artur Schouten, Siebe van Egmond, Paul Keuzenkamp en Renk Jan Vissers,
tesamen het ensemble ‘Art for Art’s Sake‘ vormend, ten gehore brengen.
Alweer een avond om niet te missen.

Kom weer eens langs!
 De Extaze-avonden zijn van Pulchri verhuisd naar Sociëteit De Vereeniging en vandaar naar de Houtrustkerk op de hoek van de Beeklaan en de Hanenburgweg. Kwaliteit hebben we tijdens die reis niet verloren, integendeel, zo laten de ‘habitués’ van de Houtrustkerk ons weten. Veranderd zijn de avonden wel en dat is goed.
Er is nog iets veranderd en die verandering is minder goed. Een aantal vaste bezoekers van het eerste uur zijn al geruime tijd niet meer gesignaleerd. Sommigen van hen hebben tijdens een van de presentaties van Extaze opgetreden.
Tot hen zouden we willen zeggen: jullie vormen een deel van onze geschiedenis en
we missen jullie.

 Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur,
dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Boodschap

boodschap
Nu de houtkachel in de woonkamer van de boshut eindelijk brandt en de geiser van de badkamer langer dan twee minuten aanblijft, wat douchen mogelijk maakt, is de wc verstopt. Ik ontdek het omdat iemands grote boodschap vlak onder de rand drijft als ik de deksel van de plee opendoe omdat ik moet plassen. Ik schrik ervan. Het is een lelijke boodschap. En boodschappen van onbekende mensen zijn sowieso niet om aan te zien. De kans dat deze boodschap van iemand is die ik niet goed ken is aanzienlijk, aangezien er op deze dag bijzonder veel onbekende mensen de boshut in- en uitliepen om redenen die ik hier beter niet kan vermelden. Ik zucht diep en klaaglijk want ik had vandaag nu juist bijzonder veel zin om een geconcentreerd sprintje te trekken naar de laatste hoofdstukken van mijn boek en realiseer me direct dat de dag anders zal lopen.
      YouTube toont mij bijzonder veel inventieve mogelijkheden om een wc te ontstoppen als je geen zin hebt om daarvoor een mannetje in te huren. Ik ben de kinderachtigste niet, trek mijn kleren tot op mijn ondergoed uit, draai een hoofddoek in mijn haar en ga aan de slag. Met een goed muziekje op, zijn de meeste klusjes best te doen. Ik zoek Het is klaar van Anouk op, want klaar moet het gedonder nu wel zijn en draai de volumeknop open.
      De meest logische wijze om een wc te ontstoppen, volgens YouTube is met een ontstopper. Bij gebrek aan een ontstopper kun je er zelf een maken door de wc-borstel in een plastic zak te steken en flink in het gat van de wc te douwen net zo lang totdat ie vacuüm trekt. Ik steek de borstel in de tas van de boekhandel waar ik negen jaar heb gewerkt en jas het ding flink op en neer. Er klinkt plop. De grote boodschap loopt samen met het water dat níet over de pot is geklotst, weg. Anouk zegt: ik heb het met jouw rotkop gehad en ik ben het met haar eens.
      Maar als ik doorspoel, verschijnt de rotkop net zo hard weer uit het putje omhoog. Het water dat opborrelt vanuit de krochten onder mijn boshut samen met het water uit het reservoir blijken al snel te veel voor de pot. Alles wat er niet in past, klotst over de rand. De boodschap kijkt me aan alsof de wereld vergaat en dat klopt ook. Anouk had een vooruitziende blik.
      De tweede methode die ik van YouTube leer, is het naar binnen werken van een drie meter lange spiraal. Dat gaat werken. Ik weet het zeker. De spiraal verdwijnt heel eenvoudig door de bruine waterige massa in de pot de afvoer in. Ik lach er bijna om. Jammer dat hij er ook weer uit moet en ik vergeten ben om handschoenen aan te trekken. De pot loopt langzaam leeg, er blijft een smerige massa achter en als ik doortrek om die weg te spoelen loopt de pot weer vrolijk vol. Ik wil dat je gaat, zegt Anouk. Ik zet het nummer op repeat en brul op mijn hardst mee.
      Gelukkig heeft YouTube nog meer oplossingen; je kunt ook altijd nog de pot afplakken en twee keer doorspoelen, waardoor de druk in de pot zo hoog wordt opgevoerd dat je dan het water met beide handen heel eenvoudig terugduwt, waardoor alles in een keer in de afvoer verdwijnt. Het zou gewerkt hebben als het plastic niet zou scheuren en de tweede tien liter uit de pot vrolijk de vloer op zou stromen.
      Na vijf YouTube-manieren te hebben uitgeprobeerd en Het is klaar tien keer te hebben gehoord, is het nog steeds niet klaar maar ik ben dat wel. Ik geef het op, spuit een fles chloor leeg over de pot, de vloer en mijzelf en kruip in bed. Als ik de volgende morgen in mijn halfslaap naar de wc wandel om te plassen, is de hele zinloze ontstoppingsexercitie van de vorige dag kennelijk verdrongen uit mijn gedachten want voor ik het weet heb ik geplast én doorgetrokken. Pas dan denk ik er weer aan. Ik schiet omhoog, in angst dat ik opnieuw in een overlopende wc zal staan, maar na een luid gegorgel blijft er een schone en ook lege pot achter. Iets heeft gewerkt. Ik weet het nu zeker.

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie:
Els de Groen, Wakker vallen

Lees hier de recensie.

Els de Groen Omslag

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Film

walden2.0champagne
De eigenaar van de grond waar de boshut op staat, is de zanger van een band. Hij heeft een zwoele stem. Met die zwoele stem vroeg hij mij even mee te denken over een videoclip voor een nieuw nummer. Ik ben gevoelig voor zwoele stemmen en zei dus ja. We schreven het script, keken de tuin in en ontdekten daarmee de filmlocatie.
      De cast moest ook worden samengesteld. Dat deden we. Het was gemakkelijk. Onze werelden bleken vol te zitten met mooie, leuke mensen die het leven vieren. Iets wat we in het script hadden geschreven; het leven vieren. Dat leek me noodzakelijk. De zwoele stem benadrukte dat ik de hoofdrol moest krijgen. Daar zei ik nogmaals geen nee op. En zo werd ik ineens scriptschrijver, castingdirector en hoofdrolspeler in een film die in mijn eigen (nou ja) boshuttuin werd opgenomen.
      Omdat ik daarmee wel genoeg had gedaan en filmen eigenlijk ook een heleboel wachten is, dronken we de Champagne op aan de eettafel waar we voor de film (uiteraard) het leven zaten te vieren. Dat ging uiterst gemakkelijk. Met Champagne drinken en het leven vieren heb ik doorgaans weinig moeite. De regisseur seinde wel een paar keer dat we nog wel te filmen moesten zijn, maar acteren vonden we juist steeds makkelijker worden en dus werd het een prachtige film.
      De dag erna zat ik alleen in mijn boshut. Ik kon me nog schimmen voorstellen van al het gepeupel dat hier had plaatsgevonden, maar nu was het stil. De vogels floten, de zon scheen. De hangmat wiebelde stilletjes mee op een zuchtje wind. Het was stiller dan de dagen vóór het opnemen van de film. Ik wist niet zo goed wat ik daarvan vond. Misschien wilde ik dus toch niet de rest van mijn leven alleen maar in een hutje zitten schrijven en niemand zien. Het leven vieren met veel lieve mensen om me heen was me bijzonder natuurlijk afgegaan. Ik kon niet ontkennen dat ik daar talent voor had. Dat zette me aan het denken: was ik eigenlijk wel zo’n kluizenaar als ik de afgelopen weken had geroepen? Of was ik het alleen nu even niet meer, nu ik weer even ontzettend het leven had lopen vieren? Of was ik misschien gewoon allebei; een levensvierder èn een kluizenaar? En hoe zou ik dan ooit mijn leven moeten inrichten om die beide kwaliteiten van mijzelf ten volle uit te kunnen zijn? Hoe ik dat moest oplossen wist ik niet. Ik staarde even in het vuur en ging toen vroeg naar bed.

Heidi Koren

Gepost in Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Hout sprokkelen

walden 2.0 vuur

Het is een woensdagmiddag en ongekend warm. De dochter is bij de vader. De liefde heeft zichzelf afwezig verklaard. De hond heeft op het grote kussen van de bank gezeken. Het natte kussen heeft de hele middag te drogen gelegen in de najaarszon. Het heeft gewerkt. Inmiddels dient het prima als steuntje in mijn rug.
      Van de avonden weet ik inmiddels dat ze zó donker zijn, hier in het bos, dat wil ik ’s avonds nog in de tuin verkeren, ik het vuur moet aansteken voor ik geen hout meer kan vinden. En dus struin ik door mijn achthonderd vierkante meter bos. Een mand in mijn arm, die binnen twee minuten vol is met aanmaakhoutjes. Het vuur brandt gretig. Ik leg mijn cowboylaarsje te rusten op een afgezaagde stronk en trek een biertje open. Mijn leven is lange tijd niet zo eenvoudig geweest. Bij alles wat ik doe, kan ik ook in mijn hoofd verder schrijven. Ik drink bier en schrijf. Ik staar in het vuur en schrijf. Ik wandel en ik schrijf. Het vuur brandt, niet alleen voor mij in de potkachel.
      Toegegeven, ik douche nog niet en ook warm ik mij slechts buíten aan het vuur, aangezien de kachel binnen nog immer pijploos en daarmee doelloos is, maar hoe vaak moet je nou eigenlijk douchen als je een zwembad naast de deur hebt en waarom zou je binnen zijn als het buiten warm is?
      Hier wonen confronteert mij in soms beangstigende mate, met mijn ware leven. Sinds ik hier woon, weet ik pas ècht hoe ik leven wil. Of nee dat is niet waar, ik weet mijn leven lang al wat ik wil. Ik vertrok op mijn zeventiende niet voor niets naar Oostenrijk. Ik kon mij niets fijners voorstellen dan altijd die ruimte om me heen, de stilte, de frisse lucht. Maar het liep anders. Ik woon in een rijtjeshuis, ingeklemd tussen buren met kinderen en honden en cavia’s en slechte muzieksmaak en gillende ruzie’s en boodschappentassen van de supermarkt om de hoek. Iedereen rent, of is van plan te gaan rennen. En ik ren mee. Naar de Appie, naar het werk, naar een les. Als ik niet ren, denk ik dat ik mijn huis moet schoonmaken, de tuin moet omspitten, een hekje moet schilderen.
      Hier in het bos ben ik een andere Heidi, eentje die een week in dezelfde spijkerbroek loopt en vergeet in de spiegel te kijken. Die buiten gaat zitten en een uur voor zit uit staart, die wandelt zonder haar telefoon mee te nemen, die haar tijd verdoet met hout sprokkelen, die met bijlen in stronken ramt, in het vuur staart en de tijd vergeet. Het is zó fijn dat het me week maakt. Mijn lief zou het heerlijk vinden. Maar ja, mijn lief heeft zich weer eens afwezig verklaard.

Heidi Koren

Gepost in Home, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie over:
Erik Lindner, Zog

Lees hier de recensie.

Zog Erik Lindner

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , , | Plaats een reactie

In memoriam Jacques Sicking

J.M.J. Sicking 1 maart 1936 – 18 september 2018

Op 18 september 2018 is Jacques Sicking op tweeëntachtigjarige leeftijd overleden. Hij was als letterkundige aan de universiteit van Groningen verbonden en doceerde daar de literatuurgeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. Na zijn pensionering in 1999 verhuisde hij terug naar Den Haag waar hij was opgegroeid.

Sicking Van Bruggen

Hij maakte indruk met zijn dissertatie over Carry van Bruggen, en hij zette zijn vakkennis in voor publicaties over literair-historische onderwerpen, waarbij hij een breed terrein bestreek. Hij droeg ook een lange periode bij aan het ‘Lexicon van literaire werken’. Daarnaast verzorgde hij in samenwerking met anderen twee boeken over de Eerste Wereldoorlog. Doordat hij een flinke afkeer had van gewichtigdoenerij, praktiseerde hij een bescheidenheid waarmee hij zijn veelzijdigheid zoveel mogelijk aan de schijnwerpers onttrok.

Jacques toonde een aanstekelijke gedrevenheid bij het overbrengen van zijn inzichten, die hij ook ver na zijn pensionering deelde met wie hij maar tegenover zich had. Hij volgde nieuwe schrijvers, prees ze aan bij anderen en droeg daarbij de overtuiging uit dat het niet aanging klakkeloos te oordelen over een boek. Een lezer hoorde zich naar zijn mening in te spannen om de bedoeling van een schrijver te doorgronden zonder al te gemakzuchtig commentaar.

Al zette hij met veel ernst zijn vakmanschap in op veel terreinen, dat hij ook een heel speelse geest had ondervonden zijn vrienden soms wanneer hij zich bij de opening van een telefoongesprek voordeed als een andere persoon. Daarbij kon hij uitgebreid variëren op de namen van degenen die hij kende, of hij sprak goede bekenden plechtig aan met ‘meneer’ of  ‘mevrouw’.

In 2016 droeg hij bij aan ‘Extaze’ met een essay over Carry van Bruggen. Van het begin af aan heeft hij een abonnement op het tijdschrift gehad. Ook veel andere instellingen en organisaties konden rekenen op zijn loyaliteit.

In het laatste half jaar van zijn leven vertelde hij soms dat hij wat ‘lui’ was geworden. Het zou ongepast geweest zijn om hem bij zo’n gelegenheid al in een terugblik te drijven. Maar dat hij kon terugkijken op een zeer productief leven waarbij hij gul is geweest met zijn kennis en zijn betrokkenheid, mag nu wel voluit worden gezegd.

Christien Kok

Gepost in Home | Getagged , , , , , , | Plaats een reactie