Deelder’s uitvaart, Manuel Kneepkens

De uitvaart van Jules Deelder op Hofwijck had plaats op oudejaarsmiddag 2019. Ik had er een uitnodiging voor. Later op die dag zou er nog een grote afscheidsherdenking zijn in de Doelen voor heel Rotterdam.
Ik besloot, het was redelijk weer, per fiets de tocht vanuit Kralingen naar het andere eind van Rotterdam te maken. Tenslotte ben ik sinds jaar en dag de huwelijkspartner van een (inmiddels rustend) huisarts, die mij almaar aanspoort mèèr te bewegen. Zodoende
     Onderweg had ik dus ruim de tijd om na te denken over mijn relatie tot overledene. Zijn relatie tot het verschijnsel gezondheid inbegrepen.
Om met het laatste te beginnen. Druggebruik is uitzonderlijk ongezond. Ik heb mezelf er altijd ver van weten te houden (van drank helaas niet. Mijn drankgebruik kan wel een tandje minder.). Jules heeft het lang vol gehouden, zo bezien.

Mijn relatie met Jules Deelder was dus niet drug-related, maar … politiek.
Nadat ik najaar 1992 samen met de oud-misdaadverslaggever van het Vrije Volk, de befaamd Horeca-deskundige Jim Postma, en de Ruimtelijke Ordeningsadviseur Hans van Heel de Stadspartij Rotterdam had opgericht, vonden we Jules Deelder bereid als lijstduwer toe te treden. ‘Lijstdouwer’ noemde hij het zelf.
     Dat toetreden heeft zeker tot het succes van de nieuwe partij bijgedragen. Want er was nogal wat scepticisme omtrent ons politieke initiatief. Zeker in mijn toenmalige werkkring de Alma Mater Rotjeknor, de Erasmus-universiteit. Een locale partij in een grote stad…. dat kón helemaal niet! Dat hoorde bij dorpen en kleine steden. Bij de provincie. Aldus de universitaire sceptici. De slogan uit milieukringen ‘Think globally, act locally’ was toentertijd niet tot Rotterdam doorgedrongen.
>     En het kon dus wèl!

In 1994, toen wij met de Stadspartij voor de eerste keer aan de gemeenteraadsverkiezingen deelnamen – ik fungeerde als lijsttrekker-, kwamen wij vanuit het niets met twee zetels in de raad. Jules had als lijstduwer genoeg stemmen verzameld om die tweede zetel in te nemen. Zetel één een dichter en zetel twee een dichter! Een dichterspartij. Naar mijn beste weten nog nooit eerder vertoond. Maar Jules zag ervan af. Hij bleef liever ‘aucteur’.

Het was dus vroeg in de middag van Oudjaar. En het geknal onderweg, vooral onder de viaducten die ik op mijn tocht langs de Aelbrechtskade en de gevangenis op mijn tocht naar Overschie passeerde, was al oorverdovend. Dat beloofde wat voor de avond en de nacht! Het ging er zodanig hard aan toe, dat het leek of de knallers intuïtief beseften dan het weleens de laatste keer zou kunnen zijn. En inderdaad, Oogziekenhuis en Stadhuis bleken in het het nieuwe jaar eensgezind: alle vuurwerk dient in Rotterdam verboden. En dat is inmiddels ook gebeurd.
     Al dat geknal bracht plots een ander herinnering aan Jules Deelder bij mij boven. Ik had zowaar, buiten de politieke, nóg een band met hem: ik had naast hem geacteerd… in een speelfilm! En in die rolprent was het nodige geluidsgeweld te horen. Het verhaal van de film speelt zich namelijk af ‘in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog’. ‘Het Veld van Eer’ heette die film.

In het najaar van 1981 maakte de Rotterdamse regisseur Bob Visser opnamen voor deze film. Opdrachtgever was de VPRO. Synopsis: Louis ( Ralph Wintgens), een wapenfetisjlist, neemt zijn bruid Ada (Loes Luca) mee op huwelijksreis naar Verdun, waar in de Eerste Wereldoorlog de soldaten bij duizenden gesneuveld zijn. Als bezeten ijlt Louis van het ene oorlogsmonument naar het andere. Dan laat Louis zich met Ada doelbewust opsluiten in fort Douamont en daar ontpopt hij zich als een hallucinerende maniak.

Het Veld van Eer bleek een filmproject te zijn waar geen zegen op rustte. De ellende begon in Frankrijk, waar Bob met zijn crew naartoe was getrokken om opnames bij Verdun te maken. Jules Deelder speelde een belangrijke rol in de film. Hij had het bestaan om zich drugs op te laten sturen vanuit Rotterdam – in een uitgehold boek nog wel –wat de Fransen ak gauw hadden ontdekt. Ze hebben de hele crew is toen een tijdlang opgesloten. Blijkbaar had Bob toen schoon genoeg van Frankrijk en besloot de film af te maken in Nederland

Mijn kinderen zaten in die tijd op de Vrije school aan de Vredehofweg in Kralingen. Net als die van Bob. Op zekere dag, toen wij beiden daar bij de poort stonden om onze lievelingen op te halen, vroeg Bob mij of ik mee wilde spelen in een film. Filmster, al was het maar voor even (ik ben een notoire cinefiel) dat leek mij wel wat. Die film was dus bovenstaand Het Veld van Eer, waarvan de ongelukkige voorgeschiedenis mij op dat moment onbekend was. Daarover hoorde ik pas achteraf.
     Het zou een bescheiden rol zijn, die ik zou moeten vervullen, maar wel in een cruciale scène. Drie Franse dichters, als soldaten opgekomen voor hun nummer en gelegerd in een loopgraaf in Verdun, voerden daar een gesprek te midden van het oorlogsgeweld over… poëzie ! Het leek Bob Visser blijkbaar een aardig idee om de rollen van die ‘Franse dichters’ te laten vertolken door Rotterdamse equivalenten. En daar zaten we dan. Frans Vogel, Jules Deelder en ik.

Die scène werd opgenomen op het terrein van Zevenkamp, de Rotterdamse buitenwijk die toen nog volop in aanleg was. Wel waren daar al gleuven gegraven voor het storten van beton voor de fundering van de te bouwen huizen. En die gleuven kon Bob dus goed als loopgraven gebruiken.
     Het was mijn eerste stap op mijn pad als ‘filmster’, zij het niet de enige. Later heb ik nog een rol gespeeld in de VPRO-docudrama De Bewaarders van Pieter Verhoef. En daar is het bij gebleven. Filmacteur, het was èn is duidelijk, is ‘mijn Tao’ niet.
Het was geen gelukkige casting, ondergetekende als Franse soldaat. Deze soldaat, de poilu, was klein van stuk. Ik ben dat niet. Het poilupak, dat ik aan moest trekken, moest dan ook fiks worden wijd gemaakt en zelfs opengeknipt op de rug en met veiligheidsspelden worden vastgemaakt. De broek evenzo.

We hadden ook een sergeant, wijlen Cor van de Akker. Hij, een homoman, had de dag van zijn leven. Er was namelijk een homoscène in de film ingevlochten… ja , het was een ‘gedurfde’ film! Hij mocht in de liefdesclinch met een soldaat, met een van ons dus. Die scène werd uiteindelijk door Bob Visser zelf uitgevoerd, want daar hadden noch (wijlen) Frans Vogel noch (wijlen) Jules Deelder noch ondergetekende zin in.

En dan hadden we nog Fons Burger. Deze Rotterdamse horecatycoon moest een stervende soldaat uitbeelden die in zijn darmen geraakt was. Daartoe werd Fons neergevlijd op de zandzakken die de rand van de loopgraaf vormden. Voorts werd er een lint van plastic worstjes (de darmen) vanonder zijn soldatenjas uit zijn bloedig ≈ onderlijf geschminkt en op de zandzakken gedrapeerd. Een getrainde tamme rat moest daaraan snuffelen. Maar toen rat op hem afkwam, hield Fons het niet langer, stond op en probeerde al rennend Ommoord te bereiken, al gillend: ‘Dit kan ik niet! En mijn relatie is ook al uit!’ De regisseur, de catering, fotografe Hansje de Reuver, die de stills maakte, iedereen erachteraan. We hebben Fons terug weten te halen voordat hij de eerste huizen van Ommoord had bereikt. Ook die scène heeft Bob Visser toen maar zelf gedaan.

Nu blijkt op het IFFR (het internationale filmfestival van Rotterdam) van dit jaar (2020) dat Bob Visser het stralende middelpunt is. Al zijn filmwerk, met als hoogtepunt Het Veld van van Eer, is er opnieuw vertoond.
     Maar dat is nog niet alles. De still van Hansje de Reuver, waarin Vogel, Deelder en ik samen in die Zevenkampse loopgraaf schuilen, blijkt heden levensgroot aangebracht in de foyer van bioscoop Lantaarn-Venster, op de glaswand, met uitzicht op de Rijnhaven. Die still valt niet te missen. Iedereen op weg naar het toilet, moèt erlangs!

Dit bericht is geplaatst in Columns, Geen categorie, Proza en getagd, . Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.