Ik reed even met de auto naar een ander bos, want dat leek me wel een aardige afwisseling. Per ongeluk had ik mijn portemonnee in mijn zak waardoor ik op het idee kwam om meteen even boodschappen te doen. Ik kwam er per slot van rekening tóch langs. Ik zou op de terugweg meteen even langs mijn ex rijden. Dochterlief was de helft van haar spullen vergeten, kon ik die mooi even langs brengen.
Het was druk in de supermarkt, een plek waar ik sowieso al niet wil zijn, dus zeker niet langer dan strikt noodzakelijk. Nu sta ik er tien minuten in de rij, met mijn lelijke boslaarzen en mijn ongekamde haren. Tien minuten waarin het buiten steeds donkerder wordt. In een nieuw bos kan ik Lucy niet zomaar loslaten als het schemert, dan eet ze al het wild op dat voorbij schiet. Ik vind dat persoonlijk niet zo erg, vooral niet als ik de restjes mee naar de bostuin kan slepen zodat ik in de ochtend de buizerd kan bespieden als hij zijn maaltje komt halen, maar het risico op een boete is te groot. De boete is negenhonderd euro zegt de boswachter iedere keer als ik hem tegenkom. Hij steekt zijn wijsvinger erbij op. Ik heb een hekel aan dat gebaar. Hoe dan ook, zo’n feest is het nog lang niet. Ik sta te lang in de rij. Als ik buiten kom is het nagenoeg donker.
Als de boodschappen binnen zijn, rijd ik de stad in om de spullen van mijn meisje af te geven bij haar vader. Het is druk. Ieder stoplicht springt voor mijn neus op rood. Het wordt steeds later. Ik rijd een omleiding in, samen met nog drie miljoen andere automobilisten. Ik mijmer even over de tijd dat ik nog geen auto had (twee maanden geleden) en op mijn fietsje overal voorbij scheurde. Ik rijd nóg een omleiding in, nog een rood stoplicht, mijn telefoon schreeuwt vanuit mijn jaszak; de dochter vraagt waar blijf je nou? De radio brult, ik snijd per ongeluk een hele aardige fietser af, wil stoppen om sorry te zeggen, sla het portier bijna in iemand anders smoel, stap snel weer in, zwaai vriendelijk naar een agent: hallo-agent-niks-aan-de-hand-ik-ben-ok, rijd door naar mijn ex. Koffie? Nee-in-godsnaam-niet-nee. Terug die stad door. Wat-stinkt-het-hier-godver-wat-duurt-dat-lang, weer alle stoplichten op rood. Ik neem vast een hapje uit mijn stuur.
Anderhalf uur later sta ik weer voor de boshut. Er komt rook uit de schoorsteen. Mijn vuurtje heeft in de tussentijd lekker door liggen smeulen. Ik realiseer me dat ik in een oude val ben getrapt. De val van: kijk-mij-eens-even-lekker-bijzonder-efficiënt-bezig-zijn-met-m’n-op-de-weg-naar-dit-kan-ik-meteen-even-dat-zodat-ik-aan-het-einde-van-de-dag-een-miljoen-losse-eindjes-heb-afgeknoopt.
Brrrr. Ik was vergeten dat ik er zo goed is was en ben blij te merken dat dat dus ook niet langer het geval is. Ik laat Lucy uit de auto en stap mijn eigen bos in. Lekker Zen.
Extazeblog: Literatuur als avontuur
-
Recente berichten
- Extaze 2010-2019
- Deelder’s uitvaart, Manuel Kneepkens
- Kralinger Popfestival – Forever young, Manuel Kneepkens
- Nieuwe recensie: Cilja Zuyderwyk, Lieve Vogel
- Nieuwe recensie: Rob Verschuren, Het karaokemeisje
- De content uitnutten langs multimediale kanalen, Carl Stellweg
- Ventieltjes, proza om het gemoed te luchten, door Ruud Minnee
- In Liefde Knoeyende 12, Tysger Boelens
- Nieuwe recensie: Jana Arns, Het is het huis dat niet goed alleen kan zijn
- Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze nr. 32, de nabeelden