Een nieuwe Extaze op 7 februari 2019: ‘Blokken’

Op donderdag 7 februari werd de nieuwe Extaze: ‘Blokken’
gepresenteerd in de Houtrustkerk in Den Haag.

cover Extaze 29: Blokken

B E S T E L L E N

Blokken

ESSAYS
In haar essay ‘Verboden zones’ associeert Artien Utrecht ‘de verboden zone’ in
Andrei Tarkowsky’s film Stalker met de totalitaire staat die F. Bordewijk beschrijft in zijn korte roman Blokken (1931). De rode draad in beide kunstwerken betreft fundamentele sociale botsingen die door de geschiedenis heen onopgelost zijn gebleven, zoals daar zijn: sociale ongelijkheid, de spanning tussen individualiteit en collectiviteit en die tussen
secularisme en godsdienst.
Net als in Paul van Ostaijen’s toekomstgroteske ‘De stad der opbouwers’ (1932) zien we
in Blokken hoe architectuur en ideologie met elkaar kunnen versmelten en hoe
bouwcomplexen bepaalde denksystemen kunnen weerspiegelen, betoogt
Thomas Pierrart in ‘Van Blokken tot brokken’.
Bij Herman van Bergeijk vinden we deze visie terug: door de scherpe staccato-achtige schrijfstijl wordt Blokken wel gezien als een novelle die de nieuwe zakelijkheid verbeeldde in de bouwkunst (sinds 1925 vanuit Duitsland tot in Nederland doorgedrongen).
Maar, vervolgt hij, de afstandelijkheid van de reportage ontbreekt. De auteur
neemt een standpunt in dat je anti-utopisch, sciencefictionachtig en romantisch-
expressionistisch kunt noemen.
Leo Oorschot bevindt zich niet ver van deze visie waar hij schrijft dat Bordewijk zich
lijkt te mengen in een architectenstrijd die in 1928 werd gevoerd tussen voorstanders van de collectivisatiebouw (bij Bordewijk: discipline, tucht, geschiedenisloosheid,
individuloosheid en collectivisatiedrift) en esthetici die geen afstand wensten te nemen van de waarden van het fin de siècle.
Blokken, zo begint Boris van Meurs zijn verhandeling ‘Systeem, mens, ding’,
is een boek over systemen en de rol van het individu daarin. In deze relatie lijken de
dingen te worden teruggedrongen tot de ruimte van strikte functionaliteit. Maar kan
het ding hier niet centraal gesteld worden? Is hun werking werkelijk altijd te voorspellen?

KORTE VERHALEN
Helge Bonset
J.I. Clément
Guido Eekhaut
Mark de Haan
Boudewijn van Houten
Rob Verschuren

GEDICHTEN
Jeanet Kingma
Bert Struyvé

BEELD
Viktor Hachmang

Vormgeving binnenwerk, omslag en omslagafbeelding: Els Kort

 

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Manuel Kneepkens, De eerste leeservaring…

…en de latere ervaringen: Karl May, Ovidius Naso en Bordewijk

Lezen leerde ik in de eerste klas van de RK lagere school Maria onbevlekt ontvangen in Terwinselen, het ‘kolendorp’, behorend bij de Staatsmijn Wilhelmina.
Een zwarte jeugd is een ‘writers goldmine’ …
     Mijn jeugd was zelfs tweemaal zwart. Behalve het zwart van de Mijnstreek ook nog eens het zwart van het (dogmatisch) Rooms-Katholicisme van de jaren vijftig in Limburg.
     En wat blijkt? Ik ben wel uit de Mijnstreek vertrokken, maar daarmee is de Mijnstreek nog niet uit mij vertrokken. Integendeel. De Mijnstreek ‘achtervolgt’ me, zelfs tot in het hartje van Rotterdam

Want ook Sjarel Ex, de huidige directeur van het Ex-Boymans van Beuningen, stamt uit dat ‘kolendorp’ Terwinselen. En dat is te merken. Wie het museum bezoekt – bezocht moet ik zeggen, want het is zojuist voor zeven jaar gesloten – diende zijn jas precies zo op te hangen als de kompels van de Staatsmijn Wilhelmina dat in de jaren vijftig deden: hun plunje met een ketting optrekkend tot aan het plafond.
     Het kunstwerk de ‘Merry-go-round coat track’  van Studio Wieki Somers deed in het museum dienst als ‘de garderobe’. Maar ik weet wel beter. Ex is net als ik een Terwinselaar, een Winseler Boy. Directeur van het Winseler Boymans.

In de eerste klas van mijn lagere school kreeg ik les van Juffrouw Haenen. Een gemakkelijk baantje was dat niet. Ze had met maar liefst veertig  kinderen te stellen!
     Het was de tijd van de grote gezinnen. De katholieke gelovige was immers voorbehoedmiddelen streng verboden en dat had zo zijn gevolgen.  
     Die klas bestond louter uit jongens! De meisjes hadden hun eigen lagere school.

En wat was nu die eerste leeservaring van mij?  
     Op weg van school naar huis kwam ik langs een duister café dat Heiligers heette, naar de eigenaar. Dat ‘Heiligers’ las ik, gebrekkig spellend scholiertje dat ik was, als ‘Heiligen’. En daarmee had ik als braaf katholiek jongetje meteen een probleem.  Want hoe konden heiligen een café runnen’? Cafés waren ons toch door de kapelaan in de godsdienstles afgeschilderd als ‘poelen des verderfs’?
     Hetzelfde gold trouwens voor bioscopen, in de Duits georiënteerde Mijnstreek Kinos geheten. De angstaanjagende vermaning ‘daar schuilt de duivel achter het doek’ herinner ik mij nog goed.

Het lezen kreeg ik steeds meer onder de knie. Daar hielp het verlangen om de tekst onder de tekeningen van de Tom Poes-strip in de avondkrant te kunnen ontcijferen natuurlijk sterk aan mee. Marten Toonder’s Tom Poes-strip ben ik trouwens heel mijn leven trouw gebleven.
     Het is geen toeval dat hier in Rotterdam, tussen Station Blaak en de Markhal, het  monument ‘Hommage aan Marten Toonder’ staat. Het is er gekomen dankzij een motie van ‘mijn poëtische partij’, de Stadspartij.
     Jaarlijks wordt Marten Toonder daar op 2 Mei herdacht met een kleine voorleesmanifestatie, waarna in de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat de traditionele  Marten Toonder-lezing wordt gehouden Dit jaar zal Toonder’s biograaf Wim Hazeu zich van die taak kwijten.

Als kind moest ik dagelijks naar de H. Mis. Mijn kindermissaal eindigde met de  onsterfelijke zin: Kinderen, bidt nu eens braafjes voor Piet Worms en Bertus Aafjes …
Piet Worms was de tekenaar en Bertus Aafjes de tekstschrijver van Het Kinderkerstboek waaruit werd voorgelezen èn… de eerste dichter die ik in mijn leven ontmoette.
     Aafjes bewoonde de Ronde Toren van kasteel Hoensbroek. Het kasteel werd namens de Staatsmijnen, de eigenaar, beheerd door een stichting, waarvan mijn vader de penningmeester was. Steevast placht de dichter zich bij ons thuis te beklagen over de ‘middeleeuws barbaarse’ koude van zijn woning, die helaas niet warm te stoken was.

’s Zondagmiddags mocht ik naar de RK dorpsbibliotheek om mijn almaar groeiende leeshonger te bevredigen. Ik koos dan boeken uit waarmee ik me lang kon bezighouden. Dikke boeken dus.
     Favoriet was de Winnetou-serie van Karl May. Goede tweede was, van dezelfde auteur, Kara Ben Nemsi, een boek dat zich geheel en al afspeelt in voorheen het Ottomaanse Rijk. Deze verhalen over de moslimwereld las ik met rooie oortjes, nog geheel onwetend van het feit dat ik jaren later, als raadslid in Rotterdam, nog héél veel met die wereld te maken zou krijgen.

Op het gymnasium, het RK Bernardinuscollege in Heerlen, kwam ik voor het eerst diepgaand in aanraking met poëzie. Als gymnasiast las je immers de klassieken: Homerus’ Ilias en Odyssee, de Metamorfosen van Ovidius.
     Met mijn medeleerlingen Harrie Geelen en Pé Hawinkels vormde ik de redactie  van het schoolblad Binden & Bouwen. Mijn literaire carrière is daar begonnen.
Harrie Geelen is later landelijk bekend geraakt door zijn kinderseries op tv, zoals Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? en zijn scenario voor de Bommelfilm Als u begrijpt wat ik bedoel.
     Pé Hawinkels maakte in Nijmegen furore als dichter en jazz-en popcriticus en als vertaler van Der Zauberberg van Thomas Mann. De Nijhoffprijs daarvoor werd hem onthouden omdat hij de roman te vrij vertaald zou hebben. Onterecht. Dat vind ik nog steeds.
     Hij is op jeugdige leeftijd (vijfendertig jaar jong) gestorven.

De vakken Engels, Duits en Frans leverden uiteraard nieuwe leeservaringen op.
De Engelse literatuur sprak me het meeste aan. Dat kwam mede doordat mijn vader een serie Penguin- en Bantampockets bezat waar ik gretig gebruik van maakte. Vooral Brideshead Revisited van Evelyn Waugh maakte grote indruk op mij. Die roman is later nog eens subliem verfilmd als BBC tv-serie. Mijn keuze voor Leiden als studiestad heeft met dat boek te maken. Want Leiden lijkt van alle Nederlandse Universiteitssteden het meest op het Oxford van Evelyn Waugh. Ook meer sociaal en politiek geëngageerde schrijvers als Aldous Huxley en George Orwell wist ik te vinden in de boekenkast van mijn vader.
     Met de Franse literatuur ging het wat stroever. Met veel animo las ik La Peste van Albert Camus, maar makkelijk ging dat niet.
     Van de Duitse schrijvers was Stefan Zweig mijn favoriet. Ik kon maar niet begrijpen dat hij zelfmoord gepleegd had, zoals op de achterflap van Die Schachnovelle te lezen stond. Schrijver leek mij het mooiste beroep ter wereld. Hoeveel mensen kon je niet gelukkig maken met een mooi boek? Meer en meer kwam bij mij de gedachte op om schrijver te worden
     Het vak Nederlands is uiteraard ook belangrijk voor mij geweest. Mijn keuze voor de rechtenstudie heeft daar zelfs min of meer mee te maken. Onder de literatoren van die tijd bevonden zich namelijk nog veel juristen, de dichters Marsman, Nijhoff en Bloem en de prozaschrijver Bordewijk, bijvoorbeeld. Van de laatste maakt vooral het boek Apollyon grote indruk op mij.
     Uit dat boek trok ik de conclusie, dat het mogelijk was om zowel jurist te zijn als literator. Die conclusie bleek onjuist. Althans voor onze tijd.
     Als bijvak had ik criminologie gekozen. Ook dat had literaire redenen gehad. Die tak van wetenschap werd in Leiden namelijk gedoceerd door Willem Nagel, die onder de naam J.B. Charles. De roman Volg het spoor terug had geschreven. Op het Criminologisch Instituut werkte ook Ronnie Dessaur, alias Andreas Burnier. En alsof dat nog niet genoeg was, bleek dat het vak ‘criminologie’ in Nederland was opgezet door de literatoren Arnold Aletrino en zijn vriend, de dichter Jacob Israël de Haan. Maar vandaag de dag is er nog maar één jurist, die poëzie schrijft… Eenmaal raden wie.  
     Het is helaas niet anders. Hoe is dat zo gekomen?
Wijlen de criminoloog-schrijver Herman Franke schreef daar het volgende over:
‘Juristen moeten vandaag karrevrachten arresten en vonnissen verwerken.
Processen voeren is in Nederland nu eenmaal een populaire tak van sport. Het Europese Hof met zijn uitgebreide jurisprudentie is daar nog bij gekomen.
Misschien wordt er nu en dan nog door juristen een roman gelezen, maar geschreven… Die tijd is voorbij. Voor criminologen valt ongeveer eenzelfde verhaal te vertellen. Ook veel te druk met hun vak.’
Waarvan akte.

Gepost in Columns, Geen categorie, Home | Getagged , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Theo Stokkink, Zwijgplicht door Arjen van Meijgaard

Lees hier de recensie.

Zwijgplicht

 

 

 

 

 

 

 

recensie

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze nr. 29,
de nabeelden

Donderdagavond 7 februari werd het nieuwe nummer van Extaze gepresenteerd, een strakke, hoekige en trefzekere avond, rood en zwart van kleur en aanzwellend tot hard van klank, een aanvulling op de rode draad van nummer 29: ‘Blokken’.

Het programma:
Inleiding
Klaas Trapman (orgel)
Boris van Meurs (lezing)
Jeanet Kingma (poëzie)
Mensimonis: Radboud Mens, Lukas Simonis (muziek/geluid)
Eddie Kagie (monoloog)
Artien Utrecht m.m.v. Mensimonis
(de film ‘Stalker’ in woord, beeld en geluid)
Hier kunt u de lezing nog eens nalezen.
Eddie Kagie/Mensimonis
Beelden: Viktor Hachmang
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)

Fotografie: Eric de Vries.

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Presentatie poëziebloemlezing 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien in beeld

Het literair tijdschrift Extaze vierde de poëzieweek 2019 met de uitgave van de poëziebloemlezing 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien.
      De presentatie van de dichtbundel 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien was op zaterdag 2 februari 2019 in Boekhandel Douwes, Herengracht 60, Den Haag.
      Er waren korte optredens van Rutger H. Cornets de Groot (de schrijver van het inleidend essay) en de dichters Estelle Boelsma, Daniel Bras, Dorien Dijkhuis, Arnold Jansen op de Haar, Heidi Koren, Hanz Mirck, Maria van Oorsouw, Lisa Rooijackers en Merel van Slobbe.
      De bundel, op bijzondere wijze vormgegeven en geïllustreerd door Els Kort, is een uitgave van Extaze/Uitgeverij in de Knipscheer en werd mede mogelijk gemaakt door het Nederlands Letterenfonds. 10 voor 10 is te koop of te bestellen bij de boekhandel.

Fotografie: Eric de Vries

Gepost in Geen categorie, Home, Poëzie, Poëziebundel '10 voor 10' | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Filmpje! presentatie 10 voor 10

De inleiding van Rutger H. Cornets de Groot bij de presentatie van de poëziebloemlezing: 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien, in boekhandel Douwes te Den Haag op 2 februari 2019. Film: Peter Abelsen.

 

cover 10 voor 10

Gepost in Home, Poëzie, Poëziebundel '10 voor 10' | Getagged , , , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Ilona Verhoeven, In het licht door Cor Gout

Lees hier de recensie.

In het licht, Ilona verhoeven

 

 

 

 

 

 

 

 

de recensie

 

 

Gepost in Home | Getagged , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Josse Kok, Probeert u het later nog eens

Lees hier de recensie.

Josse Kok

 

 

 

 

 

 

 

 

 

recensie.

Gepost in Home | Plaats een reactie

Gedichten, Joey Anthony Hut

Existentiële twijfels zijn voor watjes
En ik ben me er een

Dus sluit me vooral op in een kamp
Christendom als het moet

Maar ach zolang de luchten blauw zijn
Zien we niks
En zodra de luchten zwart zien
Zijn we niks

Dan een kerktoren die tot twaalf telt
Maar bij elf stopt

Het is die ene seconde die je afmaakt
Waardoor jij niets af kan maken

Voor het einde moet het gedaan zijn dus
Wat het bij God ook is
Weet je misschien op de twaalfde

 
 
 

Wanneer je er niet bent

Niks meer dan een verregende krant
En geen melk in de kast

Net alsof je denkt een ster te zien
Maar het een vliegtuig blijkt te zijn

Het is wachten op verlossing
En wachten en wachten
En wachten

Het is als stank voor dank
Voor je uitgeleende luchtverfrisser

Of als een blik op de klok
Die stil staat

Het zijn oneindig veel seconden
Binnen één minuut
En wachten

 
 
 

Alle begin is moeilijk
Als een startschot zonder kogels

Schiet op schiet op schiet op
We moeten doen wat we moeten doen

Wat dat ook is
Weet de goede God
Die in een fantasietje opgesloten zit

Kijk maar naar de horizon hoor
Je ziet alleen een streep
Waarachter de regenboog verdwijnt

Het is het beginnersgeluk van een doodgeboren baby
Alhoewel hij een stap op je voorliep

 
 
 

Draai een glimlach van je lippen
Doe dan

Even over het moment stappen
Meer vraagt het niet

Tuurlijk werkt de tijd niet mee
Zij tikt gewoon door

Een twee drie oneindig
En dan nog een keer

Moeilijk moeilijk
’T is als het leven van een koe
In de vleesfabriek

Ren door de weide
Vlucht
De regen in en
Drink de zoete vrijheid

Al is het een fantasietje

Gepost in Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Verward, Michiel Hanon

Op een middag liep ik vanaf mijn huis in het Haagse Statenkwartier via de Bleiswijkstraat naar het vlakbij gelegen Gemeentemuseum. Net toen ik een zijstraat overstak, kwam daar een mooie, luxe BMW in draaien. De chauffeur van deze auto ontwaarde mij, stopte, draaide het raampje open, en vroeg of ik Engels sprak. ‘Dat gaat wel lukken,’ was mijn antwoord in het Engels. De man vroeg de weg naar het vliegveld. Ik dacht aan Rotterdam-Den Haag Airport, maar hij liet mij een papier zien met ‘Amsterdam’ erop. ‘Okay, Schiphol?’ Ja, dat was het. Hij verontschuldigde zich voor zijn slechte Engels. Ik vroeg mij even af waarom zo’n luxe auto niet over navigatie beschikte, maar ja, die was misschien buiten werking.

De route naar Schiphol was snel uitgelegd: ‘Eerste kruispunt naar rechts, daarna naar links en wat verderop weer naar links. Dan de borden volgen.’ De man was me erg dankbaar voor de uitleg. Vervolgens vroeg hij hoe lang het rijden was. ‘Op dit uur van de dag misschien een uurtje,’ zei ik. O, dan had hij tijd genoeg. Zijn vliegtuig naar New York zou pas om 19.00 uur vertrekken. Inderdaad, dan had hij nog ruim de tijd.

Mogelijk omdat de man begreep dat hij meer dan genoeg tijd had, of omdat hij dankbaar was dat ik hem de weg zo goed had uitgelegd, begon hij een gesprek met mij, terwijl ik nog steeds naast hem aan de bestuurderskant van de auto stond. Hij vertelde dat hij uit Italië kwam en vroeg of ik wel eens in dat land was geweest. Ik gaf hem daarop een positief antwoord. De Italiaan gaf me zijn visitekaartje. Er stond op: Mr. Antonio Dell’Apiuta, Fashion Designer te Milano en Firenze. Hij was voor een presentatie in de Bijenkorf geweest en ging nu naar een soortgelijke manifestatie in New York. Ik vroeg me even af wat hij dan in het Statenkwartier deed, want de Bijenkorf bevindt zich daar alles behalve om de hoek.

De man, ik schatte hem eind dertig, vroeg wat mijn kledingsmaat was. Hij had iets bij zich wat hij niet kon meenemen in het vliegtuig. Daarom wilde hij het aan mij geven. Wijzend naar mijn kleding, prees de Ialiaan mijn goede smaak. Niet alleen vanwege dit weinig toepasselijke compliment – ik had die dag niet bepaald mijn mooiste pak aan –, wekte zijn gedrag argwaan. De man zag dat, maar besloot zijn strategie te volgen. Hij schatte mijn maat op 50 (wat overigens wel kan kloppen). De Italiaan boog zijn rechterarm naar achter en haalde vandaar een plastic zak de achterbank tevoorschijn. Door het plastic was de omtrek van een zwart kostuum zichtbaar. ‘Dit is een Armani, de laatste mode,’ zei hij. ‘Hele mooie stof.’ Hij kon het niet naar New York meenemen. Een reden daarvoor gaf hij niet op. Ik sloeg het aanbod af. Een wel erg overdreven presentje voor het wijzen van de weg, dacht ik.

Op aandringen van de man liep ik om naar het rechter voorportier van de auto, en opende het. Hij vroeg me op de passagiersstoel plaats te nemen, opdat ik me van de kwaliteit van het pak kon vergewissen. Hij schoof een deel van het kostuum uit het plastic en prees omstandig de verfijnde stof. Dit was het moment waarop ik duidelijk liet merken dat ik zijn pak niet wilde. De Italiaan gaf het op en reed weg.

Na een aarzelend ‘Goede reis’ liep ik verder naar het museum. Ik kan niet ontkennen dat ik in wat verwarde toestand verkeerde. Te verward om even naar het nummerbord van de auto te kijken. Later dacht ik dat dit nummer misschien weinig had gezegd: de BMW had een Nederlandse huurauto kunnen zijn. Was hij nou echt bezig mij zover te krijgen dat ik op straat bij een rondrijdende Italiaan een kostuum ging aanschaffen? Want het kan toch niet anders dan dat ik uiteindelijk een (‘zwaar afgeprijsd’) bedrag had moeten betalen, mogelijk voor een nep-Armani. Ik zal het nooit weten.

 

 

Gepost in Columns, Proza | Getagged , | Plaats een reactie

7 februari, Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze 29: ‘Blokken’

Extaze in de Houtrustkerk 29

De Houtrustkerk in Den Haag zal op donderdagavond 7 februari de vormen,
de kleuren en de geluiden van het modernisme aannemen. Een van de definities
van dat begrip luidt: modernisme is een vorm van kritisch en esthetisch
engagement met de moderniteit.
Geen Nederlandse schrijver tussen de twee wereldoorlogen heeft de mogelijkheden van
de technologie, het centralisme, het constructivisme en de manipulatie van een bevolking in zo’n grimmig perspectief geplaatst als F. Bordewijk in zijn korte roman Blokken.
Deze dystopie uit 1932 liep vooruit op het totalitarisme van Italië en Duitsland.
Er zijn weinig romans in de Nederlandse literatuur die de vormen, kleuren en geluiden waar we het in de eerste zin over hadden zo concreet hebben gemaakt en zo doelgericht in de vertelling hebben geplaatst als deze korte roman van Bordewijk.
De presentatie van Extaze 29 draait rondom Blokken. De muziek in de Houtrusthal zal voornamelijk recht zijn, zonder franje. De mens in de vertellingen zal wat meer ding en het ding wat meer mens worden. Dichters en essayisten zullen ons naar verborgen zones brengen, verboden plaatsen waar het ongetemde, de rebellie zijn kansen waagt.
We zien beelden van een kunstenaar die Blokken verhief tot een kijkervaring.
De avond in de Houtrustkerk wordt strak, hoekig en trefzeker, rood en zwart van kleur en aanzwellend tot hard van klank.
Maak het mee.

Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur,
dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

In memoriam John Toxopeus

2 mei 1946 – 15 januari 2019

Toxopeus

Op 4 januari mailde John Toxopeus mij dat hij zijn abonnement op Extaze moest opzeggen. Dat ‘moest’ klonk onheilspellend. In een volgende zin stond de reden daartoe vermeld: een ongeneeslijke longaandoening. In de slotzin, ‘Dank voor het plezierige contact’, vatte hij onze relatie samen. In gesprekken die ik in Den Haag en Amsterdam met hem voerde toonde hij zich telkenmale geïnteresseerd in Extaze en de mensen die dit tijdschrift maken. De mailwisselingen over de eindredactie van zijn bijdragen verliepen zakelijk, maar eindigden steevast met een ‘hartelijk dank voor jullie werk’.

John was een prettig mens in de omgang en een getalenteerd schrijver. In zijn beste boek, de verhalenroman We doen of er niets aan de hand is (2014), vertelt hij over zijn vijfentwintigjarige loopbaan als vakbondsbestuurder. Een beroep dat hij zo serieus nam, dat hij er in zijn vrije uren een studie arbeids- en organisatiepsychologie aan toevoegde.
De situaties en personages in de genoemde roman zijn beschreven met ironie en lichte spot. John’s humor zat hem vooral in de kaalheid van zijn schilderingen, de korte zinnen geladen met droge humor, zijn weldoordachte woordgebruik.
‘Halverwege de middag kwam oom Godfried met tante Sophie, een lieve vrouw met een deftige stem’, staat te lezen in het verhaal ‘Schermutseling’ in Wie de jeugd heeft kan wel janken (2015). Tante Sophie praat niet deftig, haar stem is deftig: de deftigheid omgeeft haar.

Dierbaar is mij de passage in We doen of er niets aan de hand is die verwijst naar een gesprek waarin  de vakbondsman (Toxopeus) wordt ‘weggezet’ (‘kaltgestellt’ eigenlijk) door de directeur van sociale zaken van Philips (Vuursteen).
Later in het verhaal duikt deze man weer op, wanneer de vakbondsman en zijn zoon Jonathan een beurs bezoeken.
‘”Zo leeft u nog?” zei iemand in mijn oor. Ik voelde een hand op mijn rug. Hij gaf mij een hand en kneep Jonathan in zijn schouder. “En, kom jij later bij ons werken?” Hij vroeg wat ik tegenwoordig deed en ik vertelde over de gemoedelijke sfeer in de horeca. Hij glimlachte en zei dat hij volgend jaar met pensioen ging en eindelijk tijd had voor kerkenwerk en zijn tuin. “Luister maar goed naar je vader,” zei hij tegen Jonathan en boog zich voorover. “Je vader is een van de besten.”’
‘[…] Ik at met Jonathan pannenkoeken langs de snelweg. […]’
‘”Dat was een aardige meneer, hè pappa?”
“Nu misschien wel,” zei ik, “maar hij is vroeger heel brutaal tegen mij geweest.”
“Echt?”
“Nou en of. Ik was toen bijna mijn werk kwijt.”
“Echt waar? Dan was je zeker wel heel erg boos.”
“Ja, boos en verdrietig.”
“Moest je ook huilen?”
“Ja, ik moest ook wel een beetje huilen.”
“Dan ga ik daar later niet werken.”‘

‘Een vleugje Elsschot,’ schreef ik in de recensie van Wie de jeugd heeft kan wel janken. Elsschot de schrijver, bedoelde ik daarmee. Niet Elsschot de familieman. Daarin was John hem een paar vleugjes de baas.

(cg)

Gepost in Home | Getagged , , , | Plaats een reactie

Presentatie dichtbundel 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien

Het literair tijdschrift Extaze viert de poëzieweek 2019 met de uitgave van de poëziebloemlezing 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien.

poster 10 voor 10

De Extaze-poëziebloemlezing ’10 voor 10′
De tien Extaze-dichters die de redactie van Extaze uit dertig nummers (2011–2018) koos om uitdrukking te geven aan de Nederlandstalige poëzie in de jaren ’10  zijn: Estelle Boelsma, Daniel Bras, Dorien Dijkhuis, Arnold Jansen op de Haar, Heidi Koren, Giuseppe Minervini, Hanz Mirck, Maria van Oorsouw, Lisa Rooijackers en Merel van Slobbe.
Een ‘school’ vormen deze dichters niet, maar gemeenschappelijke kenmerken kent hun poëzie wel.
Inleider Rutger Cornets de Groot ziet die overeenkomst niet zozeer in een tijdsbepaling, maar meer in een plaatsbepaling en een behoefte zich aan die bepaling te onttrekken:

‘Te ontkomen aan wat je in de greep houdt: aan je behuizing, aan de ander, aan de waarneming, aan de wereld. […] Van de poëzie van deze tien dichters is dát streven dan toch een algemene trek. Dorien Dijkhuis geeft zelfs de titel ‘Pogingen om te ontkomen’ aan een van haar gedichten, met daarin deze projectie van het verlangen om zich ook van zichzelf te ontdoen:

in het hotel laat ik de gordijnen op een kier, bespied
mijn kamer vanaf een bankje aan de overkant
keer ’s avonds als een ander naar mezelf terug.’

In dit opzicht belichaamt het werk van de tien Extaze-dichters de jaren tien.

De bundel, op bijzondere wijze vormgegeven en geïllustreerd door Els Kort, is een uitgave van Extaze/Uitgeverij in de Knipscheer en werd mede mogelijk gemaakt door het Nederlands Letterenfonds.

De presentatie
De presentatie van de dichtbundel 10 voor 10. Tien Extaze-dichters van de jaren tien zal op zaterdag 2 februari 2019 vanaf 14.30 uur plaatsvinden in Boekhandel Douwes, Herengracht 60, Den Haag, 070 7371126 (op loopafstand van het Centraal Station).

Er zullen korte optredens zijn van Rutger H. Cornets de Groot (de schrijver van het inleidend essay) en de dichters Estelle Boelsma, Daniel Bras, Dorien Dijkhuis, Arnold Jansen op de Haar, Heidi Koren, Hanz Mirck, Maria van Oorsouw, Lisa Rooijackers en Merel van Slobbe.

Reserveren niet noodzakelijk. Nadere informatie bij:
info@boekhandeldouwes.nl, redactie@extaze.nl

Gepost in Home, Poëzie, Poëziebundel '10 voor 10' | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Een kleur- en klankrijk 2019

Beste volgers van Extaze
 
Om u allen een kleur- en klankrijk nieuwjaar toe te wensen, sluiten we ons van harte aan bij de versregels die de Vlaamse auteur Chris Ceustermans naar de redactie
van Extaze stuurde:

 
een jaar met louterende klanken
blauwe noten die naar boven ranken
cool jazz op de melodie van Frère Jacques
de opstanding van Sun Ra, Pafke en Zot Polleke
drie engelen die allitererende verzen spuwen
naar een dolle wereld van strompelend schrijven &
scheuren.
 
Graag willen wij u danken voor de belangstelling die u heeft getoond voor onze activiteiten: het tijdschrift, de website, de Extaze-avonden in de Houtrustkerk,
de Extaze-reeks en de presentaties daarvan.
 
Hopelijk blijft u ons volgen in het nieuwe jaar, dat zich nu al naar vijf bijzondere gebeurtenissen spoedt:
 
1
De uitgave van de poëziebloemlezing 10 voor 10.
Tien Extaze-dichters van de jaren tien
(Extaze/In de Knipscheer 2018).

Het is onze bijdrage aan de poëzieweek 2019.
 
2
De presentatie van deze bundel in Boekhandel Douwes op zaterdagmiddag 2 februari vanaf 14.30 uur, waarbij de 10 voor 10-dichters aanwezig zijn om enkele gedichten voor te dragen.
 
3
De uitgave van Extaze 29 waarin de diverse thema’s die een rol spelen in
F. Bordewijk’s roman Blokken (1931) in essays en in enkele van de korte verhalen belicht worden. Voorts zijn de voorstadia- en voorstudies te zien die Viktor Hachmang maakte voor zijn beeldroman-versie van Bordewijk’s korte roman.
 
4
De presentatie van dit nummer op 7 februari vanaf 20.15 uur in de Houtrustkerk,
hoek Beeklaan/Hanenburgweg. In beeld, klank en gesproken woord zal de thematiek van Blokken zichtbaar en hoorbaar worden gemaakt.
 
5
De uitgave van de bloemlezing Grenzenloos. 40 jaar Knipscheer poëzie,
samenstelling Klaas de Groot, redactie Peter de Rijk (In de Knipscheer 2018) met een onderdeel ‘Uit Extaze’, waarin zesendertig dichters die in Extaze hebben gepubliceerd
een plaats hebben gekregen.
 
En dat is nog maar het begin
 
 w.g.
Redactie Extaze
 

2  0  1  9

 
cover Extaze 28 Geloof in de kunst
Oud en nieuw: hier kunt u de ‘oude’ nummers
of het nieuwste nummer bestellen
 

 

Gepost in Home | Plaats een reactie

Gedichten, door Sidney Simons

Hij is egofiel, Nar,
Maar niet zo zelfingenomen als je zou verwachten.
Het is een pose.
Hij is introvert, maar expresief, Nar.
Hij lijkt verlegen, maar is dat niet.
Af en toe ga ik met hem zwemmen in zijn vijver.
Ik duw hem kopje onder
En hij mij.
We praten bijna niet.
Hij is verdomde mensenschuw,
Veelzijdig afzijdig,
maar ik schuw hem niet.
Onder water verandert hij.
Ik mag dan raden wie hij is.
Ik zeg Nar tegen Narcissus,
hij zegt Sid.

 

Ik ook altijd

Jij ook met je seksueel verkeer!
Kun je niet gewoon rechts blijven liggen
en even dimmen?
Heus, ik ga niet inhalen,
er zijn spookrijders gesignaleerd
aan beide zijden.
Blijf rustig liggen, doe niets,
slaap rustig door!
Jij met je seksueel verkeer.
Doe de hele nacht maar
net alsof ik er niet ben
in geen velden of dromen.
Ik lig, mijn liefste, voor de eerste keer
in mijn leven liever links.

Gepost in Poëzie | Getagged | Plaats een reactie

Walden 2.0: Dag

Walden 2.0: DagEr staat maar één pantoffel naast mijn bed, de andere is onvindbaar. De hond neemt er altijd één mee naar haar slaapplek als ze niet op mijn voeteneind mag. Het is óf om me te pesten zodat ik de volgende dag moet zoeken naar die ene slof, met één koude voet, óf voor troost zodat ze nog iets van mij bij zich heeft als ze slaapt. Ik geloof graag dat laatste. Ik word graag gemist. Zelf kan ik ook erg goed missen. Missen is hunkeren naar dat wat je niet hebt. Ik mis zoveel, maar ja ik hunker dan ook graag.
      Na de ontploffing van de geiser zijn we naar huis gegaan. De dochter, de hond en ik. Het voelde raar om de straat in te rijden, alsof we lang op vakantie waren geweest terwijl ik twee dagen daarvoor nog de post had gehaald. De dochter zocht al verbinding op de parkeerplaats, niet met de buurkinderen maar met de wifi.
      Ik draaide direct na binnenkomst alle verwarmingen open en liet het bad vollopen. We aten die avond een heuse maaltijd die ik had bereid op een vierpitsfornuis in een ruime keuken waar geen muizen in de rijstpakken wonen en waar je niet bang hoeft te zijn dat er een straaltje regenwater vanuit het dak de pan in loopt. We aten met de televisie aan. Snel realiseerde ik me wat ik allemaal níet had gemist, de televisie bijvoorbeeld. Ik houd eigenlijk niet van televisie. De afgelopen drie maanden gingen we regelmatig naar de film, naar het zwembad of we we zaten te tekenen aan de keukentafel, lagen te lezen voor de haard. Dat was fijn aan de bosbut. Er waren veel dingen fijn aan de boshut. Bijna alles eigenlijk.
      Totdat de luchten grijs werden, dacht ik dat ze me er jankend uit zouden moeten trekken als de slopers voor de deur stonden. Maar ze grijs werden, werd het donker in de boshut. Het beetje licht dat door de wolken brak, werd steevast door de bomen tegengehouden. Al snel kwam er ook geen licht meer in mijn hoofd.
      Ik weet nu hoe ik wél wonen wil. Ik wil een klein huisje aan de rivier. Niet té klein, want dan mis ik mijn boeken en kunstwerken, die moeten een plek kunnen krijgen. Ik wil dat de rivier in zicht is en dat ik vanuit alle kamers naar buiten kan kijken zodat ik het licht niet hoef te missen. Ik wil alleen kunnen zijn in dat huisje, maar niet altijd. Ik wil dat de liefde naar me toe komt als ik de liefde mis.
      Ik vind de tweede pantoffel op de bank onder een stapel kussens. Hij gaat in de weekendtas die ik bij me heb om de laatste spullen op te halen. Volgende week komen er mannen met sloophamers. Ik denk niet dat ze die nodig hebben. Ik vermoed dat de boshut straks, als ik voor de laatste keer de voordeur dichttrek, van komend gemis zachtjes in slaap sukkelt. Ik druk een klein kusje op de deur, en neem een loszittende steen van het opstapje mee als aandenken.

Dag boshut, ik zal je missen.

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Walden 2.0: Explosie

Walden 20

Ik slaap onrustig. De eerste keer dat ik wakker word, is het drie uur in de nacht. Ik sta op om het vuur op te stoken en blijf even zitten op de bank met een kopje thee. Als het goed fikt en ik de zuurstoftoevoer een beetje lager kan draaien, kruip ik opnieuw mijn bed in. Om vijf uur word ik opnieuw wakker. Weer stap ik eruit om een blok op het vuur te gooien. In mijn kop vlieg ik heen en weer tussen een nieuwe opdracht, een nieuw boek waar ik mee bezig ben en mijn dochter. Vanuit mijn bed staar ik net zo lang in het vuur tot ik weer wegdommel.
      Als om zeven uur de wekker gaat, lig ik natuurlijk net lekker  te pitten. Ik schrik op en stommel naar de badkamer, die geen badkamer is maar een hokje met een douche. Rillend wacht ik tot de geiser aanslaat, maar hij vertikt het. Ik ben net vijf dagen in Drenthe geweest waar ik te gast was op een boerderij. Het was heerlijk. Ik kon ongestoord aan mijn nieuwe boek werken en wisselde schrijfblokjes af met blokjes dierenverzorging. Even de paarden uitlaten en weer schrijven, even de stal schoonmaken en weer schrijven, even met de hond naar het bos en weer schrijven. Ik vond de perfecte balans. Bovendien bezat de boerderij vloerverwarming, een heerlijke badkamer en een keuken met vijfpitsgasstel, wat ik als totale luxe ervoer na tweeënhalve maand in de karige boshut.
      Nu sta ik te kleumen voor die geiser die dienst weigert. Ik draai aan de knop, nog een keer en nog een keer tot dat kloterige, blauwe vlammetje ontstaat en ik één minuut drieëndertig warm water heb om te douchen. Hij doet het niet. Ik zucht. Ik baal. En juist als ik me afvraag waarom ik mezelf dit aandoe, ontploft de geiser. Een harde knal, vlammen die tot het plafond schieten, ik die achteruit kletter, en iemand die keihard gilt met een echo. Die eerste gil veroorzaak ik zelf, de echo is mijn dochter die de knal vanuit haar bedje heeft gehoord en nu ook wakker is. Ik weet meteen; dat was het. We gaan naar  huis! Het echte leven roept. Het leven van burgerlijke rijtjeshuizen, van supermarkten op de hoek, van buren links en buren rechts maar ook van een douche met warm water, een keuken met vier pitjes, een verwarming in alle ruimtes, een televisie en wifi in het hele huis en bijzonder weinig ontploffingsgevaar. Behalve die van mijzelf, maar daar ben ik wel aan gewend.

Gepost in Home, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Lucht

Walden 2.0: Lucht
Wonen in het bos is een andere ervaring wanneer de zon schijnt dan wanneer de lucht grijs is. De eerste twee maanden hier in de boshut waren heerlijk. De kachel was nog niet noodzakelijk, de tuindeuren stonden het grootste gedeelte van de dag open. Ik had buiten een schrijfplek gecreëerd waar ik schreef met de zon op mijn hoofd, het gehamer van de specht op de achtergrond, en de voortdurende frisse lucht in mijn longen. In de afgelopen weken is er een sluimerende weemoed in mijn lijf getreden, een zwaarte. Ik ken haar wel, deze donkerte, heb haar al vaker ontmoet, maar weet evengoed niet altijd hoe ik haar de baas moet komen.

Als ik aan de Waal loop, weet ik ineens wat het is; ik mis het licht. De open luchten aan de rivier lijken me bijna toe te schreeuwen; je moet naar het licht! Maar ja, dat hoorde ik niet want ik zat in het bos. Het donkere bos, waar ik me enerzijds zo beschermd voel, maar anderzijds dus ook ineens somber, alleen, een beetje verkleumd zelfs. Zodra ik weer in de boshut ben, gooi ik alle luiken open. Ik had ze de afgelopen weken zo veel mogelijk dicht gehouden om de warmte binnen te houden, maar de warmte moet (naast uit de Janus 6- houtkachel) toch ook vooral uit míj komen, realiseer ik me nu en dat gaat dus niet zonder licht.

Het helpt me voldoende om de schouders er weer onder te zetten. Er wordt gewerkt aan een nieuwe website, een nieuw logo, er is een verdienmodel, een marketingplan en mijn agenda staat tot aan de kerst bomvol met afspraken met mogelijke samenwerkingspartners. Nog even en VanKoren is een feit. Daarover later meer. Vrijdag gooi ik eerst mijn dekbed in de auto en sluit ik de luiken van de boshut. Ik ga naar Drenthe om een paar dagen non-stop te kunnen werken aan een nieuw boek. Er zit een prachtig verhaal in mijn hoofd, over moed, vertrouwen, liefde en doen wat je te doen hebt op deze wereld. Ik wil het vertellen. Ik ga naar een plek waar de luchten open zijn, waar ik uitkijk over de akkers en waar hopelijk een beetje zonlicht mijn hoofd binnendringt.

Heidi Koren

Gepost in Home, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Walden 2.0: Verzachten

Walden 2.0
De kou, de vochtigheid en de stilte van de boshut leken ineens erg goed aan te sluiten bij Bikram Yoga. Een yogavorm waar je je in absolute stilte en bij 39 graden C anderhalf uur lang in het totale zweet werkt. Afgelopen week ging ik drie keer.
      Yoga gaat over contact maken met jezelf. Over: wel doorzetten maar in záchtheid. Over: goed zorgen voor jezelf en de wereld. Ik beoefen het al jaren, en hoewel het me veel heeft gebracht, blijf ik ook met regelmaat aanlopen tegen mijn natuur.
      Mijn natuur is namelijk: mijn eigen broek ophouden, hard werken en niet zeuren. In de praktijk komt dit vaak neer op: hard werken en véél zeuren als het me niet oplevert wat ik had beoogd. Bijkans geef ik daar dan ook nog graag iemand anders de schuld van.

Mijn nieuwe yogadocent ziet het al na twee minuten. Hij legt de les stil, komt naar me toe en zegt: Heidi, you don’t have to work so hard. (Ik moet er onmiddellijk van huilen, maar daarover durf ik niet meer te schrijven, want Jezus hoe váák kun je huilen in een column?)
      De zin bleef de hele week in mijn hoofd zitten. Heidi, you don’t have to work so hard. Ik werd er een zachtgekookt eitje van.

Ik heb geleerd te vechten. Als ik iets wil hebben, ga ik ervoor vechten. Als ik iets wil bereiken ga ik ervoor vechten. Ik kan goed vechten. Het heeft me veel gebracht. Ik kan overleven, voor mijzelf en mijn kinderen zorgen. Ik hoef nooit mijn hand op te houden. Ik kan het allemaal zelf.
      Het heeft me ook veel gekost. Want het vechten maakt dat ik soms voorbij ga aan de kwetsbaarheid. Ik vind het makkelijker om te zeggen; ik zorg wel voor je dan: ik heb je nodig. Het is natuurlijker voor mij om te roepen; dat los ik wel op, dan: wil je me helpen?

In de bostuin heb ik mijn strijdbijl begraven. Ik leer het vechten te staken. Het zal de boslucht zijn, de Bikramyoga, de stilte in mijn tuin, de liefde. Ik merk hoe er een verandering plaats vindt. Tijdens de les nam ik voor het eerst pauze als ik niet meer kon, in plaats van mijzelf maar te blijven pushen. Ik kroop in bed toen ik de verkoudheid voelde opkomen, in plaats van door te blijven werken. En tenslotte hoorde ik mijzelf de liefde de liefde verklaren in de volle wetenschap dat hij haar níet zou beantwoorden. Niet omdat ik dacht dat ik hem daarmee zou winnen, maar omdat het winnen ineens ondergeschikt was aan mijzelf. I don’t want to work so hard anymore.

Gepost in Geen categorie, Walden 2.0 | Getagged , , , | Plaats een reactie

Boekpresentatie Olifanten warm houden, Dieuwke van Turenhout in beeld

Zaterdagmiddag 1 december was de boekpresentatie van Olifanten warm houden,
het debuut van Dieuwke van Turenhout, de zesde uitgave in de Extaze-reeks,
bij Perdu in Amsterdam. Een druk bezocht feestje!

Het programma bestond uit:
Aly Freije: gedichten, proza
The Phoenix Lights: muziek
Peter de Rijk interviewt Dieuwke van Turenhout
Presentatie: Cor Gout

Foto’s: Anneke Ruys

De Extaze-reeks, een gezamenlijk initiatief van het literair tijdschrift Extaze
en Uitgeverij In de Knipscheer, is een serie debuten van auteurs die eerder
in Extaze publiceerden.

www.facebook.com/Extazereeks

Gepost in Extaze-reeks, Home | Plaats een reactie