Lezing voor de presentatie van Extaze 29, 7 februari 2019.
De film Stalker uit 1979 van de Russische cineast Andrej Tarkovsky is in mijn beleving in de eerste plaats een dystopie. Het is een aanklacht tegen de grondbeginselen en praktijk van de Sovjetmaatschappij in zijn nadagen. Een verborgen aanklacht, dat wel. Eentje waarover een deken van mysterie gedrapeerd ligt, waardoor de inhoud ervan voor vele interpretaties vatbaar is. Onder een totalitair regime waar maatschappijkritiek verboden is, kan kunst een uitweg bieden. Kunst kan kritiek vertalen naar tijdloze allegorieën. Met de kracht van zijn poëtische beeld- en geluidstaal beheerste Tarkovsky deze kunst als geen ander. Maar niet slechts daardoor werden zijn films getolereerd en gefinancieerd. Dankzij zijn ongeëvenaard meesterschap en internationale faam genoot Tarkovsky een zekere artistieke vrijheid. Dit was een groot privilege in een land waar alleen de machtige staats-gedirigeerde filmindustrie besliste welke films het volk te zien kreeg en welke niet.
Middelpunt van Stalker is De Zone, een door prikkeldraad omheind, militair bewaakt en strikt verboden gebied. Op overtreding staan zware straffen. Een gids, net als de titel van de film de Stalker geheten, smokkelt twee mannen De Zone in. Dit zijn de Schrijver en de Professor. Het doel van de reis is de wenskamer, een kamer waar eenieder die het hachelijke traject er naar toe heeft doorstaan zijn of haar meest innerlijke wens mag uitspreken. De twee reisgenoten van de Stalker hebben elk hun eigen motief om De Zone te willen bezoeken. De Schrijver is het nut van het schrijven kwijtgeraakt – misschien kampt hij wel met een writer’s block ; de Professor zegt als wetenschapper alles van het gebied te willen weten.
En voor de Stalker zelf, wat betekent De Zone voor hem? Waarom heeft hij zich toegelegd op deze ronduit gevaarlijke job als reisgids naar dit vreemde oord? Hij heeft uitoefening van dit beroep nota bene reeds eerder moeten bekopen met een gevangenisstraf. Van waar die hardnekkigheid om deze onderneming toch weer op te pakken? De film licht langzaam een tipje van de sluier op over wat de Stalker bezielt.
Voor de Stalker is De Zone een gebied van hoop. De Zone is immers alles wat de bewoonde wereld niet is. De Zone is niet de wereld van de afstompende industriële slavernij – het is niet de wereld waarin kunst alleen mag bestaan in dienst van het collectief beleden vooruitgangsgeloof . De Zone is niet de wereld waar menselijke dromen en verlangens als nutteloze hersenspinsels worden weggehoond, omdat ze buiten de officieel verklaarde waarheid vallen – het is niet de troosteloze omgeving van rokende fabriekspijpen, kale huizen en het zware gedender van voorbijrijdende treinen. De Zone is niet sepia bruin, De Zone is bladgroen, stil en tegelijkertijd spannend, het prikkelt de ziel en wekt diepliggende aspiraties van de mens tot leven.
>> FILMFRAGMENT: reis in karretje op rails, aankomst in De Zone met MUZIEK van Mensimonis
De Zone, groen en sereen. Maar … is dat wat we ook zien? Het land glooit, overdekt met weelderige struiken, groepen bladrijke bomen staren de bezoekers minzaam aan. Vogels tsjilpen, uit de verte is het geroep van een koekoek te horen. Een hond huilt. Maar verder is het stil. Op de voorgrond steken scheve elektriciteitspalen uit het groen omhoog. Met iedere stap dieper De Zone in openbaart zich een nieuw element dat verbaast en bevreemdt. Onder het woekerende struikgewas doemen vormen op die herkenbaar zijn als overgebleven wanden van een gebouw, een legertank, een berg oud ijzer, resten van een uitgebrande auto. Overal liggen grote plassen water. Het is een post-apocalyptisch landschap, ontwricht door een ongenoemde ramp; sommigen beweren dat het de inslag van een meteoriet moet zijn geweest. Het landschap is ook fluïde, het lijkt voortdurend te veranderen. Wat de camera op het ene moment registreert als een ruïne is het volgende ogenblik verdwenen achter een dikke laag mist. Een enkele keer steekt er op de voorgrond een fikse wind op, maar de takken van de bomen verder weg blijven roerloos. Er lijkt een constant geluid van stromend, soms druppelend water te zijn, maar het kolkend geraas van een waterval horen de mannen niet aankomen. De wilde watermassa overvalt hen, en de kijker. Als de camera over het oppervlak van zacht stromend water heen beweegt zien we op de bodem vreemde voorwerpen liggen: een koperen huls, een injectienaald, nog een injectienaald, een beeld van Jezus. Er hangt een waas van verraderlijkheid over De Zone. Hoe paden lopen is niet duidelijk, soms lossen ze in het niets op. Volgens de Stalker mag de wenskamer niet langs een direct pad worden genaderd. En, zegt hij, de wetten van De Zone bepalen dat er nooit naar een plek langs dezelfde weg teruggekeerd mag worden. De wetten van De Zone..? Alleen hij, de Stalker, kent de nukken van dit gevaarlijke oord. Voordat een pad wordt bewandeld, wordt de veiligheid ervan getest door het vooruitwerpen van een metalen gewicht: drie ijzeren moertjes elk gewikkeld in een stoffen band.
Verontrusting tekent het gelaat van de Stalker. Maar het is niet de onheilspellende omgeving die hem zorgen baart. Het zijn de reacties van zijn reisgenoten op zijn bespiegelingen over de zin en mysteries van het leven. ‘Niet alles wat we zien en ons diep in het hart raakt is verklaarbaar’, daar gaat het hem om. De Professor doet zijn overpeinzingen af als stom bijgeloof; de Schrijver geeft met zijn eindeloos geratel blijk van een uiterst nihilistische levensvisie. Geloven deze mannen nog wel ergens in?
Wanneer de drie reizigers zich door een manshoge betonnen pijp of tunnel bewegen doen ze dat sluipend, halthoudend bij iedere bocht, erop beducht plotseling te worden overvallen door iets dodelijks. Het volgende ogenblik waden ze tot borsthoogte door water dat oogt als chemisch of radioactief afval.
De wenskamer is niet ver meer. De mannen staan al discussiërend in een ruimte waar een gloeilamp brandt. Kennelijk is er elektriciteit op deze plek in de onbewoonde Zone. En dan begint plotseling een telefoon te rinkelen. Is Big Brother watching?
Op de drassige drempel van de wenskamer wordt de dialoog tussen de mannen stekeliger, soms ronduit agressief. De Stalker somt nogmaals de zegeningen van de wenskamer op. Wie gaat als eerste naar binnen? De Schrijver weigert pertinent, schreeuwend dat er niets te wensen valt. Intussen blijkt de Professor geen geheimen te hebben. Hij draait een nummer op de telefoon – het apparaat dat we eerder hoorden rinkelen – en roept in de hoorn iets over een bunker, bunker nummer 4. Uit zijn rugzak haalt hij een metalen buis die op een bom lijkt. Heeft de Professor soms instructies gekregen om de wenskamer op te blazen? Gelukkig laat hij het afschuwelijke wapen, een twistwoordenwisseling verder, het water in zakken. De Schrijver duwt in grote woede de Stalker de waterplas in. Die richt zich proestend uit de plas op en vervalt in een lange hartverscheurende jammerklacht.
De beelden in Stalker zijn niet in een keer zien te bevatten. Evenals De Zone voor de drie mannen steeds verandert, lijkt de film bij iedere kijkbeurt weer anders te zijn. Enkele scenes die zich bij de eerste keer kijken op mijn netvlies hadden gebrand waren bij de volgende keer verdwenen. Waar is het houten kruis op de bodem van de vijver gebleven? En omgekeerd, ontdekte ik bij de volgende keer scènes die mij eerst helemaal niet waren opgevallen. Zoals een roodgloeiend houtskoolvuurtje waarlangs de mannen lopen; en de vrouwelijke stem aan de andere kant in het telefoongesprek die de Professor voert.
De dystopie die Stalker is werpt zijn blik naar het heden van de film. Maar soms blikt het ook terug naar het verleden. De Schrijver zegt dat de betonnen tunnel waar ze doorheen lopen hem doet denken aan de beruchte ‘gehaktmolen’, ongetwijfeld een martelwerktuig uit de tijden van de goelag. Herinnering aan dat gewelddadige verleden leeft voort in het heden, waar de realiteit van alledag kennelijk geen mysteries meer toelaat. Gebroken door zijn mislukte missie naar de wenskamer, huilt de Stalker – koortsig op bed – zijn schrijnende desillusie uit bij zijn liefhebbende vrouw. De wenskamer is voor hem het ultieme bewijs dat God bestaat. Maar hij lijkt de enige overgebleven gelovige te zijn. Als zelfs zij die de gevaarlijke tocht door De Zone hebben getrotseerd weigeren de wenskamer te betreden, wat blijft er dan nog over aan menselijke spiritualiteit in deze harde wereld waar de geest gedwongen wordt te dolen in pure rationaliteit?
Tot slot. Stalker gaat ook over de donkere zijde van ongeremde technologische vooruitgang. Want wat kunnen we zeggen over de post-catastrofale aanblik van De Zone? Wat als de ramp die de menselijke habitat in De Zone verwoestte nou geen meteorietinslag was geweest, maar een nucleaire ramp? Ook de Professor betwijfelt of het werkelijk een meteoriet was. Mensen werden geëvacueerd, velen werden ziek en gingen vroegtijdig dood, zo weet hij. En, vertelt hij aan de Schrijver op het moment dat de gids zich een ogenblikje van hen heeft afgezonderd, er wordt gefluisterd dat de dochter van de Stalker slachtoffer is van diezelfde ramp – ze is kreupel, ze kan niet lopen.
Toen de film werd gemaakt was het publiek geheim dat al in de jaren vijftig een verafgelegen industriestad werd getroffen door een explosie van dodelijke gassen. Het is de stad Ozyorsk, die onmiddellijk moest worden verlaten en sindsdien van alle beschikbare landkaarten is gewist.
De dystopie Stalker werpt ook zijn blik vooruit. De Zone prijkt op de eerste pagina van een recent boek over Chernobyl, de kernramp die zeven jaar na de productie van de film plaatsvond. Op die pagina beschrijft de auteur van het boek, een zekere Serhii Plokhy, zijn bezoek aan het gewezen rampgebied. Hoe dit gebied er ligt, in 2016, doet de auteur onmiddellijk aan De Zone uit Stalker denken: een bijna verstild stuk land, onwerkelijk, dreigend en mysterieus.