De eland, door Guido Eekhaut

Ik ben er stellig van overtuigd dat de man die ik kende als Martinus Brons nooit, maar dan ook nooit, de intentie had in mijn woonkamer te verschijnen onder de vorm van een eland. Nu is een eland een machtig en vooral groot dier, dat verre van past in mijn woonkamer. Daar had Martinus Brons — of wie ook verantwoordelijk was voor dit verschijnen — rekening mee gehouden, want de eland was een miniatuurversie van zichzelf. Waarmee ik bedoel: het was een kleine eland maar niettemin al te duidelijk een volwassen exemplaar.
            Goed, we laten dit onderwerp even rusten. Ik keer nu net terug van de therapeut, en ik maak het al wat beter. Dit consult was drie maanden geleden al gepland, dus lang voor het bezoek van Martinus als eland, en heeft daar dan ook niets mee uit te staan. Uiteraard meldde ik het incident aan de therapeut, want ik was van mening dat ik dit niet zomaar mocht laten passeren. Zeg nu zelf: hoe vaak krijg je een eland in je woonkamer op bezoek, en een volwassen exemplaar bovendien?
            De therapeut legde met een traag en weloverwogen gebaar haar bril en vulpen neer naast haar aantekeningenboekje en keek mij aan, niet verrast maar puur analytisch, zoals ze dat eigenlijk de hele tijd doet. Misschien is in haar beroep het vermelden van een eland, en het woord zelf, een soort code, of beter gezegd een symptoom, dat bij de patiënt op een ernstige en dus in overweging te nemen afwijking duidt. Wanneer je naar een reguliere dokter gaat en je vermeldt pijn in de linkerarm en in de linkerzijde van je borst, dan weet die ook waar hij aan toe is.
            ‘Eland,’ zei ze.
            Ik veronderstelde dat ik haar geen fysieke omschrijving van het dier hoefde te geven. In deze streken komen weliswaar geen elanden voor, maar iedereen heeft ze wel een keertje op televisie gezien. Of op YouTube, wanneer ik de leeftijd van mijn therapeut in overweging neem.
            ‘Is dit ernstig?’ vroeg ik.
            Ik ben nu weer thuis, dus ze heeft me niet meteen laten opnemen. Ik heb, neem ik aan, geen ernstige afwijking of aandoening.
            ‘Wat voor kleur had die eland?’ vroeg ze.   
            Nu sla je me dood, maar ik herinnerde me niet meer de kleur van het beest. Ik wist het niet en zei haar dat ook. Wat ik haar niet zei, was dat de eland eigenlijk Martinus Brons was. Want, geef toe, zo’n bewering zou zeer onwaarschijnlijk geklonken hebben. En ze zou me gevraagd hebben hoe ik dat wist, dat die eland Martinus Brons was.
            En wie is die Martinus Brons eigenlijk?
            Daar zit het hem. Brons is dood. Brons is al ruim tien jaar dood. Hij stierf gewoon, heel erg onspectaculair, aan hartfalen. Niets wees er toen op dat hij ooit, vrijwillig of niet, als eland zou terugkeren. Maar blijkbaar weerhoudt dat er hem niet van om niet-uitgenodigd en onverwacht in mijn huis op te duiken.
            En wat deed hij daar, in mijn woonkamer? Niets, eigenlijk. Elanden hebben die onverschillige blik, die onverschillige houding, die verklaard kan worden uit het feit dat ze geen natuurlijke vijanden hebben. Ze leven in noordelijke gebieden, waar beren en lynxen voorkomen, en mensen, maar een eland is zo’n machtig dier dat die zich niets aantrekt van al die roofdieren.
 
Mijn buurmeisje heeft natuurlijk al snel wat in de gaten. ‘Heb jij een eland in je woonkamer?’ vraagt ze. Ze slaagt erin die zin als een retorische vraag te laten klinken. Ze is vijftien en bijzonder pienter, zoals alle vijftienjarigen. Soms komt ze met een boek en stelt me vragen. En niet met een schoolboek, nee. Altijd iets wat ze uit de bibliotheek voor volwassenen heeft gehaald.
            ‘Wanneer ik hier passeer, kijk ik recht in je woonkamer. Is het een echte, levende eland?’
            Dat kan ik alleen maar bevestigen. Ze is danig onder de indruk. Niemand in de buurt heeft een eland. Een kat, een hond of een hamster, dat wel. Maar niet een eland. Ik ben opmerkelijk, ik ben speciaal. In haar ogen ben ik ook een oudere man, want ik ben twintig jaar ouder dan zij. Dat is, voor haar, een aanzienlijk verschil. Onder normale omstandigheden hebben wij nauwelijks een gesprek. Geen gemeenschappelijke onderwerpen. Nu, vanwege die eland, is dat anders.
            ‘Wat geef je hem te eten?’ vraagt ze. Ze is duidelijk erg praktisch ingesteld. Ik heb hem niets te eten gegeven. Hij lijkt ook geen honger te hebben. Maar echt weten doe ik het niet. Ik weet niet eens of hij er wel de hele tijd is. Misschien is hij er alleen maar wanneer ik er ben. En gaat hij op andere momenten ergens grazen.
            Ze is bezorgd om mijn onwetendheid. Ze is bezorgd om de eland. ‘Laat je hem dan niet rondlopen in je tuin?’
            ‘Hij staat daar maar,’ zeg ik. ‘Hij doet niets. Het is alsof hij nadenkt.’
            ‘Waarover?’
            ‘Ik weet het niet. Misschien over wie en wat hij is.’
            ‘Hij is een eland,’ zegt ze.
            Ik vertel haar niet dat hij ook Martinus Brons is. En tegelijk een eland. Ze is vijftien. Allicht heeft ze veel fantasie. Maar of die fantasie ook het concept van een eland die tegelijk Martinus Brons is kan bevatten, weet ik niet.
            Ik kan het overigens niet uitleggen. Ze is vijftien. Bijna half zo oud als ik. Ze leeft in een andere wereld. Toch hebben we die eland gemeen.
            ‘Heb je een sigaret?’ vraagt ze.
            ‘Nee,’ zeg ik. ‘Overigens is het ongezond. Zeker al op jouw leeftijd.’
            ‘M’n ouders willen het niet. Ik rook wel eens, stiekem. Ik heb een plekje waar ik sigaretten en een aansteker bewaar. Maar niet in de buurt van het huis.’
            ‘Het is een verslaving.’
            ‘Ja. Dat weet ik. Het wordt alleen maar erger. Ik hou van de smaak van sigaretten. Ik word daar rustig van.’
            Zelf rook ik alleen af en toe een sigaar. Maar de laatste is maanden geleden.
            ‘Is dat ook zo met die eland?’ vraagt ze me.
            ‘Wat is ook zo met die eland?’
            ‘Dat je er rustig van wordt wanneer hij in je woonkamer staat?’
            Zo heb ik er nog niet over nagedacht.
 
De therapeut oordeelt niet. Dat is ook niet haar taak. Ze probeert afwijkingen te vinden. Ze probeert trauma’s te voorkomen. ’Je bent niet getrouwd,’ zegt ze. ‘Je bent ook nooit getrouwd geweest. Heb je iemand in je leven?’
            In haar kantoor klinkt deze vraag niet bedreigend. En ook niet beschuldigend.
            ‘Ik ben alleen,’ zeg ik. Maar dat is niet het juiste antwoord op haar vraag.
            ‘Dat is op zich geen probleem.’
            ‘Ik heb ook geen behoefte om met iemand te zijn.’
            ‘Het komt steeds vaker voor,’ zegt ze. ‘Twintigers en dertigers die geen relatie hebben en ook geen relatie willen.’
            Ze vraagt niet om commentaar en krijgt die ook niet. Persoonlijk interesseer ik me niet voor sociale verschijnselen. Of voor politiek. Aan een eland en een buurmeisje heb ik genoeg. Ik ben niet voor niets in therapie.
 
Het buurmeisje zegt: ‘ik heb uw raad opgevolgd en de sigaretten weggegooid. Waarom nodig je me niet uit in je woonkamer? Dan kan ik jouw eland van nabij bekijken.’
            ‘Het is mijn eland niet,’ zeg ik. ‘Hij is van zichzelf. Net als mensen ook niet aan andere mensen toebehoren.’
            ‘Maar hij staat in jouw huis.’
            ‘Ben jij eigendom van je ouders? Omdat je in hun huis woont?’
            Ze kijkt dromerig weg. Er is werk aan de winkel wat haar betreft, besef ik.
            ‘Misschien zijn wij de enigen die de eland kunnen zien,’ zegt ze. Dan kijkt ze me weer aan. ‘Jij en ik.’
            ‘Dat is mogelijk. Maar het is weinig waarschijnlijk.’
            ‘Heeft iemand anders die eland al gezien?’
            ‘Ik vermoed van niet, nee.’
            ‘Er komen geen mensen bij jou over de vloer?’
            ‘Eigenlijk niet.’
            Zo kunnen we nog even aan de gang blijven. Er zijn vragen die ik niet kan beantwoorden. Fundamentele vragen. En vragen over elanden.
 
De therapeute weet ondertussen van het buurmeisje. Ze vindt dit een interessante ontwikkeling. Ze vraagt of het buurmeisje een huisdier heeft.
            ‘Zoals een eland?’ vraag ik.
            Kat, hond, hamster, specificeert ze. Of een goudvis misschien?
            ‘Niet dat ik weet. Ik weet niets over haar. Ze heeft ouders. Ik vermoed dat ze enig kind is. Maakt het wat uit?’
            ‘Er zijn correlaties die wij in de gaten moeten houden,’ zegt ze.
            Ah, correlaties!
            ‘Zoals deze tussen jou en de omgeving — jouw omgeving. Je bent het met me eens dat die eland ingebeeld is?’
            ‘Ik zou het niet weten. Vertelt u het me maar.’ Mensen hebben een probleem met verbeelding. Ze lezen alleen maar romans die nauw aansluiten bij hun banale ervaringen. Vooral in dit land, dat nochtans een zeer rijke fantastische en surrealistische traditie heeft. Vandaag niet meer. Alles moet praktisch en nuttig zijn. Ook literatuur. Die moet sociale en politieke ideeën bespreken. Persoonlijk vind ik dat onzin. Literatuur moet gaan over raadsels en mysteries. Literatuur moet een mysterie zijn.
            ‘Er komen in deze streken geen elanden voor,’ zegt de therapeute.
            ‘Dat weet ik,’ zeg ik. Ze gaat me niet pakken op het ontkennen van de reële wereld.
            ‘Maar je hebt wel degelijk een buurmeisje.’
            ‘Daarvan ben ik overtuigd. Ze praat zelfs met mij.’ Ik ben bekend met het fenomeen van de ingebeelde vriendjes. Bij kinderen kan dat. Bij volwassenen duidt het op psychoses. Of is het schizofrenie?
            Ze beweegt de pen tussen haar vingers, als een toverstaf. ‘Reageert de eland op uw aanwezigheid? Is er sprake van enige interactie?’
            ‘Nee,’ zeg ik. ‘Hij staat daar maar. Het buurmeisje daarentegen…’
            ‘Ja?’
            ‘Met haar praat ik. Sinds een tijdje al.’ Iets daagt me. ‘Is de eland er misschien voor haar, en niet voor mij? Heeft hij zich in het huis vergist?’
            ‘Dat zou absurd zijn,’ zegt de therapeute afwezig. Ze kijkt op de klok. Het einde van het consult nadert. ‘Hoe kan die eland zich in een huis vergissen?’
            ‘Tja,’ zeg ik. ‘Dat overkomt mij ook.’
            Nog een aantekening in dat boek van haar.
 
Op straat probeer ik de dingen in perspectief te zien. Deze opzet is tot falen gedoemd. Ik heb een heel persoonlijk perspectief, dat geen ruimte laat voor banale geesten en hun hobby’s. Ik word niet verleid door de massa en haar spektakel. Een plots opduikende eland in mijn woonkamer is net vreemd genoeg en draagt bij tot de volmaaktheid van mijn leven.
            Mijn buurmeisje zegt me: ‘U kijkt tegelijk opgewekt en triest, alsof u weet dat alles wat genot is in het leven van korte duur is.’
            Kijk, een vijftienjarige met zoveel wijsheid is een balsem voor mijn ziel. Ik wil haar optillen en meenemen. Waar naartoe doet niet terzake. Zolang ze zich maar veilig voelt. Ik wil dat ze deel wordt van mijn leven, en dat ze die akelige Martinus Brons uit mijn huis verjaagt. Ik wil een leven met haar, en met haar als inspiratie.
            De realiteit zal anders zijn. Ze loopt een jongen tegen het lijf die haar vriendje wordt, die haar intelligentie en diepgang niet begrijpt en in het beste geval een saaie, hardwerkende echtgenoot wordt. Die haar ziel versmacht zonder het te beseffen, uit liefde. Ze laat dat gebeuren, ook uit liefde, en daarna komen er kinderen.
            Ik hoop dat iemand — niet ik — haar helpt dit lot te voorkomen. Dat moet wel een bijzonder iemand zijn.
            ‘Wanneer u er niet bent, is de eland er ook niet,’ zegt ze. ‘Toch niet in de woonkamer. Ik kan in de woonkamer binnenkijken, maar niet in de rest van het huis. Misschien is hij dan in de slaapkamer. Of hij neemt een bad.’
            ‘Hij past niet in het bad,’ zeg ik.
            ‘Wel wanneer hij zichzelf nog kleiner maakt.’
            ‘Dat lijkt me onmogelijk.’
            Ze lacht. ‘Alles in verband met die eland is onmogelijk.’
            Ze heeft gelijk. Het is het onmogelijke verraad van Martinus Brons. Om wat ik hem ooit aandeed.
            ‘Misschien is die eland van u eigenlijk dood,” zegt ze. Ik merk dat ze een fijn dons heeft op haar voorarmen. ‘Als hij dood is, mag ik hem dan hebben?’
            ‘Wat wil je met die eland beginnen, als hij dood is?’
            ‘Misschien wil ik hem opensnijden,’ zegt ze bedachtzaam. ‘Ik wil hem opensnijden om uit te zoeken hoe hij in elkaar zit. Ik sneed al eens een muis open, en een vogel, maar dat zijn eenvoudige dieren, simpele dingen, en veel is er niet in te vinden.”
            ‘Ik zou denken dat het weinig uitmaakt,’ opper ik. ‘Of je nu een muis of een eland opensnijdt: het zijn allemaal dezelfde organen en zo, alleen wat groter, bij die eland.’
            ‘Dat weet u niet echt,’ zegt ze, ‘tenzij u zelf al een paar dieren openmaakte. Deed u dat? Nee? Ook niet in de biologieles, toen u nog naar school ging?’
            ‘Dat soort biologie hebben we nooit gehad,’ zeg ik. ‘Of ik kan het me niet meer herinneren. Of ik viel flauw en kan me het niet meer herinneren.’
            ‘Tja. Ik had een leraar die graag dieren opensneed. Voor sommige leerlingen was dat griezelig, maar ik kon er best goed tegen. De dieren waren dood, wat eigenlijk een beetje jammer is, want als de dingen dood zijn, zie je niet half hoe ze functioneren.”
            Ze is vijftien. Ze heeft bizarre ideeën.
            ‘Wil je dat werkelijk doen? Een eland opensnijden? Je hebt een groot mes nodig, neem ik aan, en heel wat kracht.’
            ‘Jij kunt me helpen,’ suggereert ze.
 
Wanneer ik thuis kom, is de eland er niet meer. Of eigenlijk Martinus Brons, die nu zijn opwachting niet meer maakt. Dat is merkwaardig. Was ik er, dan was hij er ook. Nu al dagenlang. Misschien heeft het universum beslist om weer orde op zaken te stellen. Of hoorde hij welk lot het buurmeisje voor hem in petto had.
            Ik maak koffie. Even later zit ik neer in de sofa en wacht af. Martinus Brons verschijnt niet meer. Had hij iets anders te doen? Is hij elders verschenen? Bij een andere voormalige vriend? Heeft hij zich in een ander universum vervoegd? Is hij teruggekeerd naar de plek waar elanden thuis zijn?
            Ik weet dat geen enkele van mijn vragen beantwoord zal worden.
            Eigenlijk zoek ik ook die antwoorden niet. Ik wil niet eens weten wat de therapeute van me denkt. Misschien moet ik die sessies stopzetten. Al kan ik dat niet, want het is de rechtbank die me ertoe verplicht.
            Ik schrik op vanwege de bel. Nadat ik de deur heb geopend staat een man van een jaar of veertig voor me. Jeans, sweater, de kledij van de talentloze burgerman in zijn vrije tijd. Hij heeft zich enkele dagen al niet geschoren
            Hij kijkt verontrust. Ik weet niet wie hij is. Ik heb hem nog nooit gezien. ‘Ik ben de buurman,’ stelt hij zich voor. ‘We wonen hiernaast. Hebt u vandaag mijn dochter al gezien? Ze is nergens meer te vinden. We bellen iedereen, haar vriendinnen, de school, maar ze is vermist. Hebt u enig idee…?’
            Ik heb allicht een paar ideeën, maar geen daarvan ga ik met hem delen. Ik zie hem nooit thuis. Hij is de afwezige vader, die nu in een noodgeval opduikt en meteen de zaak in handen wil nemen, orde scheppen waar chaos heerst, zijn betrokkenheid bevestigen.
            Weet hij dat zijn dochter en ik keuvelen over het dissecteren van elanden? Niet, denk ik. Hij weet heel weinig over zijn dochter. Hij kan ook niet vermoeden dat ze een toekomst als huissloof tegemoet gaat. Waarbij hij de gefrustreerde schoonvader zal zijn. Ik vertel hem dat allemaal niet. Hij zoekt het maar uit. Ik weet alleen dat zowel zijn dochter als de eland verdwenen zijn uit mijn leven, en dat ze nooit meer terugkeren. Die eland is de pineut, al weet hij dat nog niet.

Gepost in Columns, Home, Proza | Plaats een reactie

Ventieltjes, proza om het gemoed te luchten, door Ruud Minnee

JAN DE VRIES IS ZIEK

‘Ik heb me ziek gemeld Joke, de wereld draait niet om mij.’
Zijn vrouw kijkt hem verschrikt aan: ‘Maar…, maar, dat doet ie wel!’
Jan kan alleen maar zuchten.
Even later verschijnt op miljoenen beeldschermen een zichtbaar nerveuze CNN-nieuwslezer: ‘Dames en heren. Het kan niemand ontgaan zijn: Jan de Vries is ziek.’ Er doemen beelden op van schots en scheef gestrande auto’s. Radeloze reizigers stromen verdwaasd uit stilstaande bussen en treinen. Sommige klampen zich aan elkaar vast. Iemand gilt hysterisch. Voor even verschijnt de nieuwslezer weer. Zijn mond beweegt maar er zijn geen woorden. En dan valt ook het beeld weg…

OPGEBRAND

Het VOC-schip ’t Vaandrig’ klieft door de woeste golven van de Indische Oceaan. In de grote kajuit staat Diederik Janszoon tegenover kapitein Evertsen. Hij friemelt zenuwachtig aan zijn pet. ‘Ik… ik heb last van spanningen kapitein, Ik heb alle symptomen van stress: concentratieproblemen, dissociatie, angst- en paniekklachten, geheugenverlies, stemmingswisselingen, piekeren, een opgejaagd gevoel, neiging tot verslaving, verwardheid, duizeligheid en ik heb nergens zin in… ik denk zelfs dat ik een burn-out heb.’
‘Een wat?!’ roept kapitein Evertsen. ‘Wat zit je nou te bazelen man? Stress, burn-out, spreek je moerstaal!’
‘Ik denk dat ik ben opgebrand kapitein.’
‘Opgebrand, opgebrand, een paar weken geleden zag ik twee heksen op een brandstapel in Vlissingen, dié waren opgebrand.’ De kapitein grijnsde van oor tot oor.
‘Ik wil graag dat u mijn klachten serieus neemt kapitein, anders ga ik naar de afdeling HR.’
‘De afdeling HR? Wat is dat nou weer in hemelsnaam?’
‘Euh.., geen idee kapitein, ziet u nou wel dat ik helemaal in de war ben.’
‘Je hebt gelijk Diederik Jacobszoon.’ zuchtte de kapitein. ‘We gaan er wat aan doen, dit moet grondig worden aangepakt.’
En geheel volgens de toen geldende arbeidsvoorwaarden, is Diederik nog diezelfde dag gegeseld, geradbraakt en gekielhaald…

ONLY ONE MAN

Defensiekopstukken zitten in vergadering bijeen. Onderwerp van gesprek: een ultrageheime missie in het Midden-Oosten, waarbij één specialist de klus moet klaren. Dat moet iemand zijn die vierkant achter de opdracht staat, iemand die zich net zo goed onzichtbaar kan maken in woestijnen als in de diepten van de Arabische zee en de Perzische golf. Hij moet niet alleen veerkrachtig zijn en de ogen wijd openhouden, maar vooral veel in zich op kunnen nemen. Zonder een woord te spreken, weten ze dat er maar één man is die aan al deze eisen kan voldoen. There’s only one man for the job: SpongeBob SquarePants!

DODELIJK

Als een veld geknakte tulpen staan tientallen mensen op het Centraal Station van Utrecht op hun mobieltjes te staren. Het strijklicht van de opkomende zon versterkt het surrealistische beeld. Een lange, tengere man onttrekt zich met opgeheven hoofd aan de uniformiteit, maar helemaal op zijn gemak is hij niet. Dan plotseling grijpt hij naar zijn nek. Happend naar lucht zakt hij op de grond, zijn lichaam schokt twee, drie keer, dan is het stil. Het dodelijke gif afkomstig van de Chironex Fleckeri of kubuskwal werkt razendsnel. De zoveelste hartstilstand die maand. Wie denkt te kunnen ontsnappen aan de digitale wereld maakt een fatale fout.

DIGITALE SNELWEG

De digitale snelweg is onderhand een van de gevaarlijkste wegen ooit. Er is geen snelheidslimiet, er zijn geen vluchtstroken, zebra’s of stoplichten en er is geen tijd om voor te sorteren. Losers worden ongenaakbaar afgesneden door users. Mensen die niet snel genoeg invoegen worden verpletterd door internetverkeer. Bejaarden worden met rollator en al vermorzeld door agressieve drivers. Digibeten bezwijken aan vastlopende besturingssystemen, of liggen met een virus op hun versleten databank. Thuisblijven is geen optie, want zonder voeding ga je er zeker aan…

Gepost in Columns, Proza | Plaats een reactie

De Wonderbaarlijke Reis naar Le Carla-Bayle, Manuel Kneepkens

Bij het overlijden van de Franse politicus Jacques Chirac herleefde bij mij de herinnering aan de wonderbaarlijke reis naar het Franse dorp Le Carla-Bayle, die ik als raadslid van de gemeente Rotterdam in Oktober 1995 heb mogen maken.
            Juist in die periode had de kersverse president Chirac pour la gloire de France besloten atoomproeven te houden op de atol Mururoa in de Stille Zuidzee. Het waren volkomen overbodige proeven die alleen maar dienden om de wereld te laten zien dat Frankrijk nog steeds een grote mogendheid, ja zelfs een atoommogendheid, was….

Rotterdam had zich begin jaren tachtig tot atoomvrije ge­meente ver­klaard. Dat schiep verplichtingen. Een Rotterdams protest tegen deze kern­proeven van Frankrijk, onze partner in de EU, mocht mijns inziens dan ook niet uitblij­ven. Maar wat was de beste manier om dat protest te uiten?

En waar konden we met ons protest het beste naartoe? De gemeenteraad van onze zusterstad Lille leek een geschikt aanspreekpunt. Maar in Lille, de enige zus­ter­stad van Rotterdam in Frankrijk, had  men toentertijd een uitgesproken afkeer van Rotterdam vanwe­ge het drugstoerisme van jonge­ren uit die stad naar de Rotterdamse wijk Span­gen. In Lille leefde namelijk de mythe dat Rotterdam een waar coke-para­dijs was.  (1)
            Volgens de Span­gense kaste­lein Rinus Vis kwam dat doordat er eens, onder het bewind van de toen­ma­lige procu­reur-ge­neraal van het Gerechtshof in Den Haag, Winnie Sorgdrager, een contai­ner cocaïne was ‘door­gelaten’ in Rotterdam (zie ook  het verslag van de Commissie Van Traa inzake de IRT-affaire) en daar door een stommi­teit op de markt ge­bracht. (2)
            Die partij bevatte coke van een zoda­ni­ge kwali­teit, dat binnen het junk-ci­rcuit in Europa de mening had postge­vat dat Rotterdam qua coke het Land van Cocagne was. In Rotterdam moest je zijn! Gelukkig voor vredelievend Rotterdam bestond er nog een ander Frans aan­spreek­punt, zo ontdekte ik.
            In 1989 had de stad Rotte­rdam met het stadje Le Carla (later met toevoeging ‘Bayle’) in de Franse Py­reneën (zeshonderd tweeëntachtig inwoners) een Ver­drag van Eeuw­ig­durende Vriendschap geslo­ten, een Pacte d’ Amitié Eternelle.
            De beweegreden hiervoor was dat de wieg van Pierre Bayle, Rott­er­dams meest vooraanstaande filosoof na Erasmus, in Le Cara had gestaan. Deze Hugenoot was door de Zonneko­ning uit Frankrijk verbannen vanwege zijn verlichte ideeën, en had zijn toevlucht in onze stad genomen.
            Deze Pierre Bayle (1647-1706) heeft een groot en veelzijdig oeuvre op zijn naam staan. Hij was onder meer de stichter van het allereerste populair-wetenschappelijke tijdschrift, ‘Les nouvelles de la republique des lettres’ (1684 -1687), waarin hij kriti­sche boekaankondigin­gen publiceerde. Ook was hij de auteur van de ‘Dictio­naire historique et critique’, waarin maatschappelijke regels, de effectiviteit van instellingen en de betrouwbaarheid wetenschap­pelijke theorieën op de maatlat van de menselijke rede werden gelegd. Als zodanig was hij de voorloper van de Encyclopedisten, van Voltaire, d’Alembert en Concor­det . 
            Zijn naam leeft alhier nog voort in de jaarlijkse prestigieu­ze Pierre Bayle-lezing en in de Pierre Bayle-prij­zen voor Kunstkri­tiek.

Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Ik stelde toenmalig Rotterdams burgervader Bram Peper voor om met een open brief ons ongenoegen over de kwestie aan de burgemeester van Le Carla-Bayle kenbaar te maken, en de tekst van deze brief voor publicatie door te sturen naar de plaatselijke krant in de Franse Pyreneën, La Dépêche du Midi. (3)
            En waarempel, hij vond het goed! Maar toen ik hem voor­stelde naar La Carla af te reizen om de brief in hoogst eigen persoon aan de inwoners voor te lezen, antwoordde hij met de verrukkelijke kortafheid, die deze Nicolaas Beets-achtige Haarlemmer (‘Een nurks in de Haarlemmerhout’) typeerde: ‘Ga zelf!’
            En dat heb ik gedaan. Tenslotte vertegenwoordig ik de revo­ludieke tradi­tie van het politiek bedrij­f die de democratie weer lyrisch wil maken en de poëzie wil terugbrengen in de politiek! Pierre Bayle, here I come! In gezelschap van  radioverslagggeefster Caroline Dijk, die was afgestudeerd op een scriptie over Pierre Bayle en van Stadsradio Rot­terdam de opdracht had gekregen een documentaire over onze wonderbaarlijke reis te maken, kwam ik voorbij Toulouse hoger en hoger in de bergen terecht, en begon ik, al opstijgend, te begr­ijpen dat de reis om méér ging dan om Mururo­a: ik was in het voor­malig land der Katha­ren beland.

Niet om het een of ander, maar op Schiphol was het spiri­tu­eel al gelijk raak. Daar zag ik op het NS-perron een heer met een keppel­tje op, die zozeer op opperrabbijn Soeten­dorp leek, toen welbekend van  TV, dat ik mij gerechtigd voelde hem aan te spre­ken en hem over onze reis te vertellen.

Ik citeer hier Caroline Dijk’s bandopname:

Rabbijn Soetendorp: ‘Ik ben net de hele nacht doorge­reisd vanuit Los Angeles, waar ik heb deelge­nomen aan een conferen­tie van mensen die als kind de Tweede Wereldoor­log hebben meegemaakt. Als overlevende van die oorlog ben je meer dan wie dan ook overtuigd van de noodzaak om alles in het werk te stellen om de wereld te laten voortbestaan. En als er iets is waar de mensheid voor moet waken, dan is het een atoomex­plo­sie. Er hoeft er maar één plaats te vinden, en dan.….
            Ik hoop daarom dat het initiatief van uw stad succes heeft, en dat mensen eindelijk gaan luisteren, en dat ze zich niet opsluiten in het soort arrogan­tie, dat de laatste tijd zo sterk heerst in Frankrijk en niet alleen daar. Want als deze proeven blij­ven door­gaan, dan is de kans groot dat andere landen zullen vol­gen. En daarom is het nu zo belangrijk dat we niet moedeloos raken door het droeve feit dat er tot nu toe niet naar ons protest is geluis­terd.
            Bij ons zijn net de feestdagen te einde, en het thema van die feestdagen was “inkeer en terugkeer”. Waarmee gezegd wil zijn dat het een be­wijs van kracht is, wanneer je terugkomt op een besluit dat naar later blijkt verkeerd was. In dit geval is het zeker niet een bewijs van zwakte om toe te geven, maar juist een bewijs van kracht!’

Gesterkt door rabbijn Soetendorp’s woorden gingen wij aan boord van het vliegtuig. Die avond, om zeven uur stipt, landden wij in Toulou­se, waar ons nog een rit van een uur in een huurauto door de bergen wachtte. Dat we veel te laat op onze bestemming aankwamen, had mede als oorzaak dat niemand, maar dan ook niemand in dat stukje achteraf-Frank­rijk van het bestaan van Le Carla-Bayle had gehoord.
            Maar de Pre-Pyreneën waren ons genadig. Plots, bij eens scherpe bocht, viel ons oog in oog op een reus­achtig helv­erlicht bord langs de weg, waarop stond:

 

LE CARLA BAYLE

Titulaire d’un Pacte d’Amitiè Eternelle
avec Rotterdam, Pays-Bas

We waren er!
Het stadje zelf lag inmiddels al in diepe rust. Klaarblijkelijk waren de bewoners met de Galli­sche haan op stok gegaan. Alleen de burge­meester, Jean-Luc Couret, was nog op. Na enige plichtplegingen begeleidde hij ons naar onze slaap­plaats, vijftien kilome­ter verder­op. Die afstand moesten we afleggen, omdat Le Carla- Bayle toen nog zo piepklein was dat het zelfs geen eigen ho­tel(let­je) had. (3)

Onze slaapplaats bleek Le Tustet te zijn, een herenboerderij, gedreven door een Zweeds echtpaar. Het waren ex-managers uit de reclame-wereld, die de rat-ra­ce zat, boer waren geworden en als nevenverdienste kamers-met-ontbijt aan toeristen ver­huurden in hun pittoreske opstal.

Ik citeer wederom het bandje (opname: de volgende morgen):

K.: ‘We staan hier voor Le Tustet, een huis met een prach­tig uitzicht op de Pyreneëen. Voor alle vensters van dit huis blijken overal, werkelijk overal, in sier­lijk smeed­ij­zer de let­ters “H.C.” aange­bracht. Dat zijn de initialen van de schatrijke koffie­han­de­laar Henri Castri­opatte, een Fransman van Griekse afkomst, die in de Jaren twintig Josephine Baker naar Frank­rijk heeft gehaald. En Josephi­ne Baker heeft hier daadwer­kelijk gewoond. Sterker nog, het bed waarin ik heden de nacht heb doorge­bra­cht, is het bed van Josep­hine Baker!
            Deze ontmoeting in de geest was eigenlijk nog markanter dan onze ontmoeting met rabbijn Soetendorp in de materie van Schiphol. Want mevrouw Josephine, la Tumulte Noire, is niet enkel en alleen beroemd geworden door haar half­bloot optre­den in een bana­nen­rokje, als “leading lady” van de Revue nègre in het Théatre des Champs Elysées (” No one had ever witnessed such unbridled sex on a stage !”) maar ook door haar Regen­boog-gezin, bestaand uit twaalf geadopteerde kinderen van allerlei kleur en ras, dat ze na de Tweede Wereldoorlog vormde. Als er één vrouw spiritu­eel was….’

C.: ‘Nog erotisch gedroomd, meneer K., nu u de nacht in het bed van Josephine Baker hebt mogen doorbrengen?’

K.: ‘Als links gericht poëet-politicus droom ik uitsluitend van een betere wereld, mevrouw Dijk!’

Over spiritualiteit gesproken: de oude ketterse (kathaarse) spiritualiteit is, gelukkig, nog niet geheel vergaan in de Comté de Foix, zoals de streek daar in de Pre-Pyreneën heet. Zo wijkt de bevol­king van Le Carla-Bayle qua samenstelling nogal af van de rest van Frank­rijk. Ze is bij­voorbeeld niet alleen overwegend pro­tes­tant, maar ook nog eens rood. Onder de vijf­tien(!) gemeen­te­raadsleden was slechts één Chiracien, de rest: Parti Socia­lis­te. En waarachtig, die partij was toentertijd toch heel wat overtuigder links dan onze Partij van de Aard­ap­pelmoe­heid!

Maar een roos is een roos is een roos! De Parti Socialiste greep de komst van ondergetekende gretig aan voor een drukbezochte protest-meeting. We citeren wederom het bandje. Aan het woord is Jean-Luc Couret, Maire van Le Carla-Bayle:

‘Mesdames et messieurs. Mes chers concitoyens, mes chers amis. Je suis tout particulièrement heureux de vous ac­ceuiller dans la salle du conseil municipal ce soir, afin de recevoir avec vous Monsieur Manuel Kniekens, qui represente la mairie de Rotterdam et son maire, Monsieur Bram Piepeur, et Caro­li­ne Dieke qui est journaliste à Rotterdam dans une radi­o…’

Harmonica muziek zwelt aan, geluid van Peper’s brief die wordt geopend, de stem van Jean-Luc Couret.

Jean-Luc Couret leest dan de brief van Bram Peper voor. Hier volgt gemakshalve de tekst in het Nederlands:

Rotterdam, 12 Oktober 1995

Maire du Carla-Bayle                      

Monsieur Jean-Luc Couret
Mairie de Carla -Bayle
Place de l’Europe
09130 Le Carla-Bayle
France

Geachte collega,

Frankrijk is op 6 september j.l. begonnen met de eerste van een serie van acht kernproeven op het atol Mururoa in de Stille Zuidzee.

Het voornemen om deze proeven te doen plaatsvinden, heeft de afgelopen tijd een internationale golf van protesten teweeg gebracht. De acties van de milieuorganisatie Greenpeace zijn daar publicitair de meest duidelijke voorbeelden van. Ook de Nederlandse regering heeft hieromtrent reeds eerder haar teleurstelling uitgesproken. Velen voelen zich bedreigd door deze proeven.

Zoals ook in Le Carla-Bayle en in andere delen van Frankrijk, bestaat er in onze stad een grote verontrusting en diepe teleurstelling met betrekking tot het nemen van deze kernproeven. Een opvatting die eveneens sterk leeft bij leden van de gemeenteraad van Rotterdam. In onze optiek achten wij de serie kernproeven zowel vanuit het oogpunt van non-proliferatie als van milieubescherming ongewenst.

In dit kader hopen wij uiteraard dat de overige kernwapenstaten hierin geen aanleiding zullen vinden om hun nucleaire testprogramma eveneens te hervatten. Dit is temeer van belang aangezien er al sinds januari 1994 in de Geneefse Ontwapeningssconferentie onderhandelingen worden gevoerd om te komen tot een verdrag dat alle kernproeven over de gehele wereld verbiedt. Deze onderhandelingen, waarin onder andere alle kernwapen-staten participeren, hebben inmiddels goede voortgang gemaakt. Wij vrezen echter dat deze vorderingen in gevaar kunnen worden gebracht door het tussentijds hervatten van dergelijke proeven. Ten aanzien van het milieu vrezen wij dat kleine veranderingen in het ecosysteem op de langere termijn grote gevolgen zullen hebben voor ons leefklimaat. En van de aarde zijn wij allen in gelijke mate afhankelijk.

Het leven en werk van de grote filosoof Piere Bayle ligt ten grondslag aan onze gemeenschappelijke verbondenheid die uiteindelijk vorm heeft gekregen in de gezamenlijke ondertekening van een Pacte d’Amitiè Eternelle tussen Le Carla-Bayle en Rotterdam. Dit is tevens de reden dat wij de vrijheid hebben durven nemen U op de hoogte te brengen van de verontrusting en de teleurstelling onder de Rotterdame bevolking omtrent de hier bovengeschetste activiteiten van de Franse overheid.

Namens de bewoners van Rotterdam spreek ik hierbij de hoop uit dat de Franse President het moedige besluit zal nemen de andere kernproeven af te gelasten, om daarmee een belangrijke bijdrage te leveren aan de wereldvrede en het welzijn van alle mensen.

Inmiddels verblijf ik

Hoogachtend
Dr. A. Peper
Burgemeester van Rotterdam

(Luid applaus)

 

Harmonica muziek

Caroline (voice-over): ‘De ceremonie was plechtig, maar te lang om hier in zijn geheel uit te zenden. Jean Luc Couret was in elk geval zeer ingenomen met de brief uit Rotterdam. Want ook de maire van Le Carla Bayle en zijn concitoyens ver­oordelen de Franse kernproeven op Mururoa en vinden dat hun regering de proeven moet staken. Immediatement!’

Tot onze verrassing waren zowel de Franse televisie als de Franse radio ruim vertegenwoordigd en toonden hun medewerkers zich zeer geïn­teresseerd in het Rotterdams protest. Hierbij speelde het toeval een grote rol. Pierre, de broer van maire Jean-Luc Couret, bleek namelijk corre­spondent van het pers­agentschap Reuther te zijn. Ja, er rustte waarlijk zegen op onze expeditie.

Geluid van glazen en geroezemoes

C.: ‘Het was een bijzondere, maar ook ontroer­ende cere­mo­nie, nietwaar, meneer K.? Maar is u nu ook daadwerkelijk écht iets toege­zegd?’

K.: ‘Nou, de maire heeft overduide­lijk zijn diepe verontwaardiging uitgesproken over de Franse kern­pro­e­ven. Daar heeft hij aan toegevoegd dat het overgrote deel van de Fransen er net zo over denkt, en dat we aan de heer Peper moet overbrengen dat ze hier erg blij zijn met zijn brief, omdat die hun steunt in hun eigen verzet tegen de kernproeven.’

C.: ‘We gaan nu over tot het volgende ritueel, wat betekent dat we le verre d’amitié moeten heffen.”

K.: ‘Ze hebben hier hele goede wijnen, waar­van ik tijdens de lunch die de maire ons aanbood al uitbun­dig heb mogen ge­nieten, zozeer zelfs dat ik achterin de auto tijdens onze sight-seeing-tour naar de stad Foix in een lichte sluimer ben geraakt. Maar dat had je al gemerkt.

C (lacht):’ Is er een last van uw schouders gevallen, nu uw bijzondere missie is volbracht?’

K.: Zeker. Het wás inderdaad een bijzondere opdracht. Mooi maar zwaar. Er zit inmiddels een grote knoop (noeud) in mijn tong van al dat parler Francais! Maar ik moet je wat bekennen: onder­weg hiernaartoe heb ik me wel eens afge­vr­aagd waar ik aan begonnen was. Stel dat die mensen in Le Carla- Bayle van het reacti­onaire soort waren geweest! Dat zijn ze dus niet, maar ik moet bekennen dat ik ergens in m’n achterhoofd toch een raar zwart beeld van die Pyreneeën had. Menigmaal bekroop me de gedachte dat daar enkel een soort schaap­herders zou leven, primitieve, geestelijk achter­ge­bleven lieden, die de macho-attitu­de van president Chirac misschien wel zouden toejuichen: hoe meer atoom­proeven pour la gloire de France, hoe liever! Ook heb ik me afgevraagd of ik niet het risico van een ijskoude ontvangst liep. Nee dus. De mensen hier zijn goed bij de pinken. Le Carla-Bayle wordt bestuurd door de Parti Socialiste, een partij die naar mijn indruk heel wat linkser is dan onze hedendaagse PvdA. Nee, er is niks mis met de mensen van Le Carla-Bayle. Dus dat er een last van mij afgeval­len is, dat is zeker. ‘

Hamonicamuziek stopt  

Harmonicaspeler: ‘C’est ca..!’

Caroline: ‘Tres jolie, tres jolie!’

De Mururoa-meeting werd dus gretig bezocht in Katharenland. De mensen konden hun mening einde­lijk eens naar buiten brengen, en dat luchtte danig op. De gewone mensen in Frankrijk stonden namelijk net zo machte­loos tegenover de proe­ven als wij in Neder­land. Want of­schoon de meerderheid (zestig procent) van de Fransen tegen de atoom­proeven was, had de bevolking geen jota in te brengen. De merkwaardige situatie doet zich namelijk voor dat de president van Frankrijk zelf de defensiepolitiek van zijn land voert (en ook de buitenlandse politiek) en niemand anders.
            Maar wat als Nederland nu eens ook kernkoppen zou bezitten én een atol à la Muroroa in de Zuidzee… zou onze re­gering dan ook…?
            Ik zou willen dat ik zeker wist van niet.

 

1) Het anti-Nederlandse  sentiment is er wijd verbreid.
‘Het is een schande, dat een reus als Frankrijk lijdzaam moet toezien, hoe een dwergje als Nederland de poten van onze maatschappij doorzaagt.’
(Het Vervolg , de Volkskrant, 24 Juni 1995)

2) Maarten van Traa, Inzake opsporing enquetecomm, Den Haag, 1996, pp. 266-268 (SDU)

3) In onze dagen zou waarschijnlijk een email aan de burgemeester van Le Carla Bayle hebben volstaan. Dat is een verarming. Een email mist nu eenmaal geheel en al de charme van een brief.

4) Dat is veranderd, zo heeft mij Caroline Dijk mij meegedeeld. Ze heeft recent het dorp nog eens bezocht. Jean Luc Couret, nog steeds burgemeester daar, heeft het stadje aantrekkelijk gemaakt voor toeristen en aan tachtig Ama’s (alleenstaande jeugdige asylzoekers) werk verschaft. Een gedurfd programma. Caroline maakt op dit moment een filmdocumentaire over Le Carla-Bayle en het Ama- project.

Gepost in Columns, Proza | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Anna Malibran, Gruis & Rozen

gruis-rozen

Anna Malibran, Gruis & Rozen, Berchem 2018 (EPO)

Gepost in Recensies | Plaats een reactie

Leonor Faber-Jonker en Ton Lebbink

Voor Extaze 26 schreef Leonor Faber-Jonker een essay over de (pop)dichter en drummer Ton Lebbink (1943-2017). De titel daarvan, Ingewikkelde simpelheid, zei al veel over inhoud en stijl van Lebbink’s dichterlijk werk. Tijdens de presentatieavond van het nummer, op 7 juni 2018 in de Houtrustkerk in Den Haag, hield Leonor een voordracht, begeleid door filmfragmenten waarin de aard van het beestje (altijd knabbelend aan de burgerlijke moraal) goed zichtbaar werd.

Binnenkort verschijnt van Leonor’s hand Gewoon een geintje. De ingewikkelde simpelheid van Ton Lebbink. Het wordt een gerisodrukt artbook in een gelimiteerde, genummerde oplage van honderdvijftig exemplaren met teksten, tekeningen, correspondentie, foto’s en krabbeltjes uit het archief van Ton. Ze maakte het boek in samenwerking met de Haagse kunstenaar Lula Valetta.

De bundel wordt op zondag 6 oktober tijdens een Ton Lebbink avond in Paradiso gepresenteerd. Mede dankzij de medewerking van verschillende generaties schrijvers en muzikanten belooft dit een bijzonder evenement te worden. Voor haar eigen optreden zal Leonor van dezelfde tekst gebruikmaken die ze tijdens de presentatie van Extaze 26 voordroeg.

(cg)

Gepost in Home | Plaats een reactie

Extaze nummer eenendertig: ‘De eeuw van Gisèle’

Op donderdag 5 september werd de nieuwe Extaze: ‘De eeuw van Gisèle’
gepresenteerd in de Houtrustkerk in Den Haag.

E X T A Z E  B E S T E L L E N

cover Extaze 31

De eeuw van Gisèle

ESSAYS
Annet Mooij schreef een bijzondere biografie over de kunstenares Gisèle van
Waterschoot van der Gracht (1912–2013), waarin de omstreden literaire kring Castrum Peregrini een belangrijke plaats inneemt. De essays in Extaze 31 zijn op de thema’s
die in deze biografie voorkomen gebaseerd.
In Gisèle van Waterschoot en de kunst van het leven beschrijft Annet Mooij hoe Gisèle van haar leven een kunstwerk maakte waarbij ze fictie en verfraaiing niet schuwde. Vooral haar relatie met Castrum zag ze graag gecorrigeerd. Want, hoewel zij de pelgrims (peregrini) onderdak bood, werd het haar verboden bij vriendenfeesten en leesavonden aanwezig te zijn. Onno Schilstra herkent deze situatie in een kleine gouache, getiteld De Aspirant (tevens de titel van zijn essay), die hij aantrof in Gisèle’s atelier: drie personen staan, dicht bij elkaar, te smoezen, terwijl een vierde schuchter en nieuwsgierig toekijkt. Castrum Peregrini was het geesteskind van Wolfgang Frommel. Van de Duitse dichter Stefan George had hij een opvatting van pedagogie overgenomen die inhield dat oudere mannen jongens moesten uitkiezen om ze in te wijden in de geheimen van de poëzie en het leven. Plato’s Symposion diende als een van de voorbeelden van deze relatie. Piet Gerbrandy belicht in zijn bespreking van deze dialoog hoe Sokrates de priesteres Diotema volgt in haar opvatting dat erotiek, mits op de juiste wijze bedreven, tot diepe filosofische inzichten leidt. Maar, als het hier gaat om het contact tussen een oudere leraar en een jonge leerling, wie leert er dan meer? De eerste, zo interpreteert Gerbrandy Sokrates’ voortgaand betoog. Hij zal ondervinden dat innerlijke schoonheid waardevoller is dan de vergankelijke fysieke aantrekkelijkheid (Pedagogische eros).
Het is een visie die dicht bij Arjen Mulder’s interpretatie van het tweede deel van
Stefan George’s gedicht In der Stern des Bundes komt. Niet de jongen is hier degeen
die in de liefdesinitiatie getraumatiseerd raakt (dus: een ander mens wordt), het is
de dichter zelf die door de overgave aan zijn godheid voorgoed is veranderd
(Het eeuwige ogenblik van Stefan George).

Los van de ‘Gisèle-thema’s staat Hans Muiderman’s essay over de filmische schrijfstijl van Marguerite Duras (De verbeelding van Duras): de pen is als een camera.

KORTE VERHALEN
Annika van Bodegraven
Guido Eekhaut
Judith de Graaf
Ines Nijs
Inge Schollen

GEDICHTEN
Jonas Bruyneel
Maria van Oorsouw
Martine van der Reijden

BEELD
Florence Marceau-Lafleur

Vormgeving binnenwerk, omslag en afbeelding omslag: Els Kort

Gepost in Home, Nummers | Getagged , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Michiel Hanon, Niets kan blijven

Niets kan blijven

Michiel Hanon, Niets kan blijven, Den Haag 2019 (Michiel Hanon Boeken) –  Felix Monter

Gepost in Home, Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Woudestein – de studenten in de UB, Manuel Kneepkens

De Biebelebomse studenten in de Biebelebomse Bieb
zie, hoe zij lezen zij op hun PC
de teksten van de Businessschool van Biebelebom:

Zaken zijn zalig! Zaken zijn Zaken! Greed is good!

Zalig de Rijken, die l o s e r s met geld!

En trippelt Mickey Mouse met zijn Apple uit New York
de Leeszaal in
(soms op zoek naar dit gedicht? )
ziet hij loom over de tafels hangen
de Biebelebomse studenten, uitgeteld…

Op hun beeldschermen
niks broze Biebelebomse folianten
maar Dumbo, het Walt Disney-olifantje
een selfie van hun spiegelbeeld…

O, die studenten aan de Universiteit van Biebelebom
als Laurel & Hardy, eind Jaren Twintig
bollen zij hun Biebelebomse wangen en roepen:

‘Lees ons, gelukkigmakend boek!

Maak ons de Boze Buitenwereld zoek
de Jungle van Wallstreet’…

O, minnaars van de Stomme Film

O, Millennials ,veel succes!

( uit: Gelukkige dagen in Kralingen – work in progress)

Gepost in Home, Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Catharina van Daalen, Tot hij oceaan werd

tot-hij-oceaan-werd-catharina-van-daalenCatharina van Daalen, Tot hij oceaan werd, Amsterdam 2019 (Brave New Books) – Felix Monter

Gepost in Home, Recensies | Getagged , , , , | Plaats een reactie

De dansenden, Rob Verschuren

In de tuin van een halfvrijstaande woning in de buitenwijk van een middelgrote stad zitten prof. dr. Jacob van den Akker, emeritus hoogleraar in de vergelijkende literatuurwetenschap, auteur van het standaardwerk  An analysis of form and vision in Chekhov’s major plays in the context of  Fin de Siècle movements in European literature, onlangs gepensioneerd, en Annemarie van den Akker, de laatste in een mouwloos jurkje en een Kruidvat Maxi Plus luier. Afrikaantjes en salvia’s staan als hooligans langs de grasmat en in de schaduw onder de coniferen scharrelt een merelpaartje.Tot zover de mise-en-scène. We kunnen nu overgaan tot een goed gesprek.‘Kaa kaa kaa.’‘Wat, lieverd?’
‘Kaa waa!’
‘Ja, dat is een hond. Nee, je moet er niet naar toe gaan. Een vreemde hond moet je nooit aanhalen. Je weet niet of hij dat leuk vindt. Honden stammen af van de wolven. Dat zijn gevaarlijke wilde dieren. Wolven leiden vanuit de achterhoede, wist je dat? Wanneer een roedel wolven op pad is, lopen de oude en zieke dieren vooraan, want die kunnen gemist worden. Dan komen de jonge mannetjes, gevolgd door de vrouwtjes, en helemaal achteraan loopt de leider. Op een afstandje, zodat hij alles goed in de gaten kan houden.
Luister je wel?’
‘Oe ma.’
‘Dat is een bloem, ja. Pluk hem maar, ik zal het niemand vertellen. Wacht, laat mij het doen.’
De man plukt de bloem en houdt hem het meisje voor. Ze begint er de bloemblaadjes af te trekken. Hij buigt zich over haar hoofdje om haar geur op te vangen. Haar haar ruikt altijd naar babyshampoo, haar adem naar melk en haar handjes ruiken naar wat het ook is waar ze het laatst in heeft zitten wroeten.
‘Slagroomschouder,’ zegt hij met zijn lippen op de ronding van haar schouder.
‘Oema da.’
Hij bedenkt dat hij zijn hele leven naar betekenis heeft gezocht en nooit echt heeft geluisterd naar de dichters en de vogels.
‘Bie toe?’
Ze heeft de bloem laten vallen en kijkt om zich heen.
‘Wat zoek je?’
‘Bie toe wao? Wao muk sjie hoe?’
Ah, haar knuffel. Daar is een hele reeks klanken voor nodig, alsof de eigenschappen van het vod te veel en te wonderlijk zijn om onder één naam te vangen. Hij vist hem op van onder de stoel, een kanariekleurige pinguïn met een uitdrukking van debiele vrolijkheid. Ze pakt hem met twee handjes aan en begraaft haar gezichtje in het dons. Dan gooit ze hem in de struiken en dan danst ze op het gras, en ze lacht omdat ze danst en ze lacht omdat ze valt.
‘Die Tanzenden wurden für verrückt gehalten von denjenigen, die die Musik nicht hören konnten,’ zegt de man. ‘Die is van Nietzsche, mocht je het interessant vinden om dat te weten.’ 
Nog later komen de vader en de moeder van het meisje thuis. Ze vragen of ze braaf is geweest, en in de ogen van de oude man en het meisje proberen ze te lezen wat het is dat hen ontgaat.

Gepost in Columns, Proza | Getagged , , | Plaats een reactie

De Boom, Manuel Kneepkens

Je moet je uitkleden. Ja, totaal naakt, lief!
Want je wordt een boom nu
Je wordt een boom!

Daar is het bos. Bel aan!
De bomen zullen gretig open doen
Klaar om je in te lijven
in hun Gemeenschap van Geschorsten

Ze zullen vragen: ‘Ben je zoals wij?
Ben je bereid te leven in stilte?
Doofstom.Voor altijd zonder taal ?’

En jij fluistert: Ja, ik ben als jullie!
Ik weet waarom de bossen eeuwig zingen
in mijn bloed…
Het is je laatste woord

Zij zullen dan je lentebladeren  
tot een hoog, kunstig kapsel friseren
je wortels schminken en je takken
als voor een Debutantenbal.

maar een Avondjurk, nee, die krijg je niet
Jij bent voor altijd naakt
van nu af aan!

Dit najaar al moet je buigen voor de Noorderstormwind
Hij striemt je borsten met stortregens
Hij doet je pijn. Onnoemelijk!

Maar, Liefste, hoe zou je dat moeten uiten?
Je hebt geen mond, geen tong, geen lippen meer…
Je wordt straks in het winters klooster
van de kaalte
tot op het bot ontheiligd
Je bent een boom nu. Je hebt geen verweer!

En ook de Zomer verlost je niet.
Integendeel. Zij zengt je met haar hitte
haar spechten bonken in je hoofd
haar uilen roepen oehoe in je holtes

En al die honden, die op je lichaam urineren
Al die verliefden, die hun voze initialen kerven
in je torso. En harten met een pijl erdoor…

Het voelt alsof je wordt gebrandmerkt!
Je gilt het uit. Maar niemand kan je horen

Want je bent van hout! Van woordeloos hout!

Liefste, je droom was om een boom te zijn
Je bent het nu!

Wel met een doornenkroon

Die zul je dragen tot je dood!

(uit: Gelukkige Dagen in Kralingen, work in progress)

Gepost in Home, Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze nr. 31, de nabeelden

Donderdagavond 5 september werd het eenendertigste nummer van Extaze gepresenteerd, met als rode draad ‘De eeuw van Gisèle’, de biografie van Annet Mooij, belicht vanuit verschillende disciplines. Annet Mooij liet haar licht laten schijnen over over het werk en het leven van Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912–2013), en nam het reilen en zeilen binnen Castrum Peregrini onder de loep. Piet Gerbrandy hield een voordracht over ‘pedagogische eros’.
Onno Schilstra besprak de kunst van Gisèle aan de hand van geprojecteerde beelden, Martine van der Reijden droeg enkele van haar gedichten voor en Klaas Trapman sloot de avond af met een piano-uitvoering van Lamentations et Consolations opus 17 van Siergiej Bortkiewicz, waarvan de no. 1-6. Naast de optredens was er een pop-up tentoonstelling te zien van beeldend kunstenaar Florence Marceau-Lafleur.
Haar tekeningen zijn te bewonderen in Extaze 31.
De presentatie was in handen van Cor Gout, licht en geluid: Anton Simonis (Adesign).
Hieronder de ‘nabeelden’ van fotograaf Eric de Vries.

Gepost in Home, Nummers | Getagged , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Willem van Zadelhoff, Een graf in de wolken

Een graf in de wolkenWillem van Zadelhoff, Een graf in de wolken, Kalmthout 2019 (Pelckmans) Chrétien Breukers

Recensie

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk 5/9:
pop-up tentoonstelling van Florence Marceau-Lafleur

Donderdagavond 5 september is de presentatie van
het eenendertigste nummer van Extaze: ‘De eeuw van Gisèle’.
Naast optredens van Annet Mooij, Piet Gerbrandy, Onno Schilstra, Martine van der Reijden en Klaas Trapman, richt beeldend kunstenaar Florence Marceau-Lafleur speciaal voor deze avond een pop-up tentoonstelling in.
Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur.
Entree: € 10,00 met gratis consumptie in de pauze (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl

extaze 1

Ongeveer twee jaar geleden werd mijn aandacht getrokken door een begrip uit de biologie: de zogenaamde Body Surface Area. Deze verwijst naar de precieze afmeting van het oppervlak van een menselijke huid. Het lichaamsoppervlak van een persoon kan worden berekend op basis van zijn of haar lengte en gewicht. Ik vroeg me af hoe het zou zijn om op een oppervlak te tekenen dat gelijk is aan dat van mijn huid, en zo paste ik de formule op mezelf toe, en sneed een stuk papier in het juiste formaat, dat wil zeggen: 1,6549 vierkante meter. Hoe evenredig ook, het oppervlak voelde groter aan dan ik.

De tekeningen bevatten elementen van een menselijk lichaam, maar verwijzen ook naar andere schalen, kleiner of groter dan de menselijke maat. Wat werd gedacht als een zelfportret wordt een landschap, wat werd gedacht als een gevonden object wordt een figuur waarmee ik me kan identificeren. Net als in de schilderijen van Gisèle spelen mijn beelden met dubbele betekenissen, evenals de herkenning van de menselijke vorm in
niet-menselijke voorstellingen.

Het grote werk bestaat uit mijn precieze lichaamsoppervlak, gemeten op 14 augustus.
De kleine werken, die in Extaze zijn afgedrukt, maken deel uit van een doorlopende serie. Eenmaal klaar, zal het oppervlak van deze kleine werken samen gelijk zijn aan die van mij.

Gepost in Home | Getagged , , , , , | Plaats een reactie

De berg, Ishana Sayag

Ik stond beneden. Roy en Daantje waren de helling al aan het beklimmen, niet eens over het officiële wandelpad. Jaloers keek ik hoe ze resoluut voortstapten, steeds verder de heuvel op. Míjn schoenen zonken in het natte riet en de sneeuwresten. Ik zette mijn ene voet voor de andere en gleed bijna weg. Huiverend deed ik nog een stap, en maaide met mijn armen, op zoek naar evenwicht.
    ‘Papa, kijk wat een mooi uitzicht,’ hoorde ik Daantje tegen Roy zeggen. ‘Je kunt bijna over de boomtoppen heen kijken.’
    Ze waren al halverwege de heuvel (‘berg’ heette die, las ik later op een bord), een van de aangelegde natuurkunstwerken in het bos. Dat steekje ergernis over de voorsprong die zij op mij hadden genomen in plaats van samen te lopen, negeerde ik.  
    ‘Mam, dit moet je zien,’ zei Daantje. Roy en zij keken op me neer en glimlachten.
    Een opgewonden klinkende omroeper kondigde de eerste deelnemers van de CrossCup aan die in de verte in het open veld de finish naderden. Dus daartoe dienden de opgeblazen finishboog, de vlaggen en de kramen die we bij aankomst in het bos hadden gezien. In het veld stond nu publiek verzameld, tientallen mensen, langs de hekken holden er nog meer toeschouwers naartoe. Ik keek of er bewakers aanwezig waren, maar zag ze niet. Vijftien jaar in Nederland en nog steeds was ik niet gewend aan het fundamentele gevoel van kalmte dat iedereen hier leek te hebben. Aan hoe vanzelfsprekend veilig zijn was voor Nederlanders.
    Uit de luidsprekers klonk harde muziek, ter huldiging van de winnende jogger. Zo onverwachts dat ik ervan schrok. Toen ik in de ochtend tijdens het ontbijt had voorgesteld in het Cirkelbos te gaan wandelen, had ik er een heel ander beeld bij gehad. In mijn gedachten zag ik ons met zijn drieën zij aan zij een beschut wandelpad volgen tussen de bomen, louterend in de stilte van het bos en het vogelgefluit, en af en toe gezellig met elkaar kletsen. Niet het gedruis van hordes mensen in een drukbezochte hardloopwedstrijd.
    Weer zette ik een bedachtzame stap omhoog, alsof ik op een strakgespannen trapezekoord aan het balanceren was. De grond was glibberig, ik durfde mijn andere voet niet te laten aansluiten.
    ‘Gekke mam, niet zo!’ riep Daantje. ‘Je moet je voeten schuin neerzetten. En duw de hak van je schoen stevig in de grond.’
    Het was een omgekeerde wereld: tien jaar oud en ze wist het al beter dan haar behoedzame moeder. Er was ook weinig over van dat wilde, avontuurlijke meisje dat ík ooit was geweest. Zij had, net als Daantje nu, alles aangedurfd. Als driejarige al, mijn moeder was maar even uit zicht, en weg was ik, naar mijn zus in het kinderdagverblijf drie straten verderop. Als tiener was ik net zo onbesuisd, in weerwil van mijn vader die het leven an sich al als onveilig had bestempeld. ‘Mijn huis is mijn fort’ nam hij letterlijk, bij elke onderneming buitenshuis voorzag hij risico’s. Wandelen in het Yarkon park? Doe maar niet. Je weet niet wat voor een predator je achter de bomen opwacht. Naar het winkelcentrum na school? Doe maar niet, er kan zomaar een bom in de autobus zijn geplaatst. Naar de bioscoop met vrienden? Doe maar niet, straks zit  er een terrorist in de zaal. En waarom zou je? Het klokje tikt thuis toch het best? Ik deed het toch, de vrijheid opzoeken, de ruimte, de drukte (want wat wist mijn vader nou?), en had om de haverklap ruzie met hem.     Boven me legde Roy zijn arm om Daantje’s schouders. Een knus onderonsje. Ik ving flarden van hun gesprek op: ‘…kijk hoe mooi de zonnestralen op de takken vallen… Zoveel verschillende bomen.’
    Ik richtte mijn blik strak op mijn sneakers, zette een volgende stap en drukte direct mijn hak in de natte aarde. Mijn voet gleed naar beneden en kwam tot stilstand tegen een uitstekende steen.
    Pas op drie meter hoogte, maar voor mijn gevoel hangend tussen hemel en aarde, keek ik berekenend naar de top. De zolen van mijn sneakers waren duidelijk te glad voor dit avontuur. Stom. Wie trok nou dit soort schoenen aan voor een winterse boswandeling? De blessures die ik recentelijk had gehad flitsten door mijn hoofd, allemaal gebeurd omdat ik niet geluisterd had naar mijn intuïtie, naar de stem van mijn angst: de gekneusde rib in de zomer toen ik in navolging van Roy en Daantje in de onstuimige zee geprobeerd had de golven te pakken, mijn rechterknie vorige winter, toen ik tegen beter weten in, met ze meefietste in de sneeuw, langzaam en gespannen, en van de fiets was gevallen, en de linkerknie de zomer daarvoor, toen ik na aansporen van Daantje van de steiger het kanaal in spong. De herinneringen verstarden me, ik snakte naar een seizoen zonder onheil.
    Het was niet anders. Met mijn nederlaag onder de arm, daalde ik voorzichtig tot ik weer aan de voet van de heuvel stond, en sloeg de officiële wandelroute in, het pad dat als een spiraal de heuvel omhelsde. Voor me liepen twee vrouwen met een kind, als een bevestiging dat ik toch normaal was, dat het helemaal aanvaardbaar was de bestemming te bereiken via de gewone weg.
    Na een paar minuten bespeurde ik het ineens: er naderde een dreiging. Zoals ik het vaker had gevoeld, stonden de haren in mijn nek op post, mijn hart verhaastte zich, mijn benen spanden zich aan, klaar om te vluchten. Het was of ik weer terug was in Tel-Aviv, zeventien jaar oud, en met mijn vader in het stadscentrum (een zeldzame gebeurtenis) om spullen te kopen voor het nieuwe schooljaar. Hij had net naast me gestaan maar nu was hij weg. Ik draaide me om en zag hem praten met iemand, pal naast de ijskraam, zo’n vijftien meter terug. Mmm, een ijsje, dacht ik, en kijkend naar de lange ijsrij overwoog ik of ik me erachter in wilde aansluiten. Een jonge man die in de rij stond, trok mijn aandacht. Iets in zijn uiterlijk klopte niet. Hij had een jas aan, terwijl het hartje zomer was. Ik zag mijn vader ook naar hem kijken, ik zag de paniek verspreiden op zijn gezicht toen hij naar me riep: ‘Leah, rennen!’ Ik gehoorzaamde direct en sloeg op de vlucht. De zelfmoordterrorist blies zich op nog voordat ik de volgende winkel bereikte, een oorverdovende explosie, gevolgd door vuur en rook. Door een regen van steen, glas en metaal, rende ik naar veiligheid, denkend dat mijn vader vlak achter me was.
    Terug op het heuvelpad dwong ik mezelf om te kijken, en draaide me langzaam om. Het was een groep kinderen die op het pad jogde, elkaar ophitsend om als eerste boven aan te komen. Bij eentje danste het deels losgekomen startnummer met zijn bewegingen mee. Ik haalde weer adem, de frisse winterlucht ontspande me. Terwijl ik opzij schuifelde om ruimte voor ze te maken, luidde de omroeper aan de overkant de prijsuitreiking van het jeugdcircuit in. ‘Mooie medailles. En natuurlijk troostprijzen voor de overige deelnemers!’ riep hij door de microfoon.
    Ik verdiende niet eens een poedelprijs. Ik had Israël verlaten om me hier te vestigen, het land van de tulp en de tolerantie waar ik gaan kon waar ik maar wilde. Waar het slaan van de kerkklokken de enige terreur vormde, elk halfuur, maar als je de tijd in de gaten hield, was je ze voor. En toch bleef de angst in me aanhoudend groeien, kreeg er zelfs extra lagen bij: de angst dat Daantje iets zou overkomen, de angst dat ik onbewust mijn eigen angst aan haar zou doorgeven.
    Ach, dit is Nederland, zei ik tegen mezelf, geen reden tot zorgen. Kijk maar naar de menigte in het veld, die is er het bewijs van – samenscholend zonder beveiliging, zonder vrees. Daantje was ook zo, alles pakte ze vol vertrouwen aan, vol enthousiasme. Angst was voor haar een uitzondering op de regel; een natuurlijke, nuttige emotie die ter bescherming werd ingezet wanneer de situatie erom vroeg. De situatie hier vroeg er niet zo vaak om.
    ‘Kijk papa,’ Daantje’s stem klonk opgewonden, ‘je kunt het water zien.’ Roy en zij stonden al op de top. Ikzelf was tweederde op weg en had nog zo’n tien meter te stijgen.
    ‘Dat is het Weerwater. En kijk daar.’ Roy wees met zijn vinger naar iets in de verte. ‘Dat is het onafgemaakte kasteel, en daarachter is de schouwburg.’
    Ik volgde zijn vinger, maar zag alleen maar kale boomstammen. Wat duurde het lang via de officiële route. Maar gezond verstand redt mensenlevens, verzekerde ik mezelf, daar was niets mis mee.
    En toen kruiste een hondje me rakelings op het pad. Hij werd gevolgd door een jongetje van een jaar of zeven dat met één hand de riem vasthield, terwijl hij langs de helling naar boven klom. Weer of geen weer, het leek hem geen moeite te kosten, en twee tellen later waren ook het hondje en hij boven. Met mijn ogen klom ik mee, appeltje-eitje.
    Dit kon ik toch ook? Dat wilde meisje was er nog, bang maar smachtend naar avontuur. Kom uit je schuilkelder, sprak ik haar stilletjes toe. Laat de oude ervaringen los, het in stress ondergedompelde land. Laat de stem van je vader los. Beoordeel het hier en nu zelf. Ik zuchtte en bekeek de helling als voor het eerst: aan deze kant van de heuvel was de grond hard, geen begroeiing, weinig sneeuw. Een hóndje kon de berg op. En voor ik me kon bedenken begon ik te klimmen. Achter het jongetje aan. Gewoon doen. Kijken, inschatten, kiezen en direct een stap zetten. En weer. Stap twee, stap drie, stap vier. Niet achteruit kijken, alleen vooruit. Mijn voeten zochten steeds een steen die grip gaf, een kei waar ik me tegen af kon zetten. Mijn lichaam nam het voortouw, mijn hoofd mocht zich er niet mee bemoeien. Ik was een lift met onzichtbare kabels, ik was ruimte die zich omhoog verplaatste. Ik was dat ondernemende meisje weer van voordat de stem van haar vader bij haar introk, één met de heuvel, de bomen, de wind.
    ‘Schat, doe alsjeblieft maar niet…’ Roy. Van bovenop de heuvel keek hij me aan. ‘Je wilt toch niet vallen?’
    Direct zag ik het gebeuren, ik liggend op de grond, onder het puin, arm gebroken, onderbeen afgerukt, bomscherven steken uit mijn bovenbeen. Ik voelde al mijn wangen branden van de diepe wonden, ik proefde de metaalsmaak van bloed in mijn mond.
    Ik wankelde. Naar beneden, naar beneden, terug naar veiligheid. Maar hoe? Ik durfde niet meer rechtop te blijven staan. Heel langzaam zakte ik door mijn knieën, tot mijn handen de grond bereikten en ernaar grepen. Traag draaide ik me om tot mijn billen de grond vonden. Vergeet het uitzicht op het onafgemaakte kasteel maar, dacht ik. Een hedendaagse ruïne, dat was ik zelf al.
    Zittend daalde ik af. Het vocht uit de koude grond trok in mijn broek. Ik bleef glijden tot mijn verlangen naar veiligheid werd ingelost.

Gepost in Columns, Proza | Getagged , , | Plaats een reactie

Naar een ecologisch decoratiestelsel, Manuel Kneepkens

Al sinds decennia geschiedt in Nederland het eren van verdienstelijke burgers precies op dezelfde wijze. Hij of zij wordt geëerd met een straatnaam, plaquette, een buste of een full size-standbeeld. Dit alles na zijn of haar dood (leden van de Koninklijke familie uitgezonderd. Die mogen eerder).
    Bij leven eert men de verdienstelijke burger met de Orde van Oranje Nassau, de Orde van de Nederlandse Leeuw of de Militaire Willemsorde.

In Rotterdam is het eerbewijs, oplopend in gewichtigheid, de Erasmuspenning, de Wolf van Borselenpenning en de Van Oldenbarneveltpenning. En dan hebben we nog de Johan van der Veekenpenning voor personen in een leidinggevende functie. Dat zijn mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de economische ontwikkeling van Rotterdam (en de ecologische ontwikkeling, hoe zit het daarmee? Het is maar een vraag…).

Wij leven inmiddels op de drempel van het Ecologische Tijdperk, daar helpt geen moedertje lief aan. Recent verscheen de  spraakmakende publicatie van het IPCC, waarin dringend  op (her)bebossing van de planeet word aangedrongen. Méér bomen!
    Zwitserse wetenschappers hebben in het gerenommeerde wetenschapsblad Science berekend hoeveel er bij moeten komen om de CO2-concentratie terug te brengen tot ongeveer het niveau van honderd jaar geleden. Één biljoen! In de Verenigde Staten, Canada, Australië, China, Rusland en Brazilië is daartoe voldoende braakliggend terrein voorhanden, lezen we in het artikel.
    Wel is het zo dat we ons over herbebossing, met name in Brazilië, ernstig zorgen moeten maken. Onder Bolsanaro gaat het in dat land namelijk precies andersom. Er wordt daar alleen maar meer en meer bos gekapt, vooral in het Amazonegebied.
    Ook het dichtbevolkte Nederland zal wat die (her)bebossing betreft naar rato een bijdrage moeten leveren.

Ik zal hieronder een voorstel doen tot bebossing van ons land. Het aardige van dit voorstel is dat het niets extra’s hoeft te kosten.

Wordt het niet langzamerhand zaak dat de verdienstelijke burger, die op het punt staat geridderd te worden, een keuzemogelijkheid wordt geboden? Dat hij of zij kan zeggen: ‘Nee, ik hoef geen lintje, burgemeester, plant voor mij maar een (linde)boom!’ En dat die boom dan in het bijzijn van de geridderde en zijn familie en vrienden plechtig wordt geplant in het Nederlandse Ridderordenbos
    Het zou wel eens zo kunnen zijn dat een behoorlijk aantal van de te ridderen personen voor het planten van een boom zal kiezen. Want het gaat hier om verdienstelijke burgers, die vast en zeker nòg verdienstelijker willen zijn! En door hun boomplanting leveren zij een substantiële bijdrage aan het milieu. Zijn of haar ecologische voetafdruk zal door deze boomplanting immers gelijk een stuk kleiner zijn!
    De lintjesregen van 2019 leverde achttienhonderd tweeëntachtig geridderden op. Bij elkaar dus een behoorlijk bos.
    Aan een ridderorde heeft alleen de gefêteerde zelf iets. Maar van het Ridderorderbos profiteren we allemaal…
    De te planten boom – voorzien van een koperen plaatje met de naam van de geridderde erop – mag natuurlijk ook een plataan, beuk of populier zijn. De eik wil ik afraden. Al was het maar omdat de eikenprocessierups in Nederland al biotoop genoeg heeft…

Gepost in Columns | Getagged , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Vladimir Sorokin, De dag van de Opritsjnik

Sorokin voorplatVladimir Sorokin, De dag van de Opritsjnik, Rotterdam 2019 (Uitgeverij Douane) Chrétien Breukers

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Gedichten van Carla Boogaards

De uitkomst

Ik heb altijd al een zigeuner willen zijn, toen ik een kind was zei ik  tegen mijn ouders, ik ben uw kind niet, ik ben van de zigeuners en op een dag komt de zigeunerkoning mij halen. Niemand sprak mij tegen of beweerde dat zoiets gewoon niet kon en dat soort dingen, de hele familie knikte, er werd nooit meer over gesproken. Dat hoefde ook niet, ik wist het stond in hun geheugen gegrift. Ikzelf werd warm

van liefde voor mijn vader die ik nog niet kende, mijn ogen straalden, misschien hield ik vanaf die dag wel meer van familie. Ze streken zachtjes door mijn haar, en mijn vader noemde mij het poppetje van zijn ogen.

Absurd, is uw mening, zigeuners zijn paardendieven, ze roven kinderen ze zijn heel onbetrouwbaar. Okay, is dat zo, wie is wel betrouwbaar, zeg op klootzak wie het wel is.

De vrouwen met een kind op de arm en hun  aangerimpelde lange rokken met oker en rode en zwarte en roze stralende geheime motieven erin geweven, een wijde broek eronder van zwart satijn met roze strepen, je ziet nog net hun dikke enkeltjes. Mijn man was de zoon van de zigeunerkoning, het was voorbestemd, hij was zo mooi ik moest hem wel doden. Mijn man pakte het mes van me af en droeg me naar bed en schortte mijn rok op. Mijn man leek op Federico Garcia Lorca, toen hij jong was dat zwarte en fijne en ogen vol licht

dat meegesleurd wordt in de jonge god die hij is. Ik was altijd een maagd als hij me beetjes gaf in mijn hals.

 

Sugar Ray Robinson de bokser is dood

Sugar Ray Robinson de bokser is dood, schrijf ik in een gedicht, op de dag
dat hij sterft in een ziekenhuis in Los Angeles, ik schrijf, deze solide neger,
een van mijn fonkelende bastaardvaders, en ik hoorde het geluid van gillend huilen in een storm,
totdat de wind ging liggen om de bokser te laten sterven,
zo stil is het ook als pappa sterft, zijn ogen maken kleine geluidjes die niemand kan horen.
Dan ga ik heel zacht tegen hem praten, ga maar slapen god laat hem stilletjes inslapen,
als iemand nog maar een klein beetje ademt moet je naar hem glimlachen.

Over Sugar Ray Robinson wordt verteld dat hij zachtaardig was, de vrouwen noemden hem  Duifje,
toen hij in de hemel was gearriveerd
keek hij naar beneden en spoog eens flink, zijn duifjes koerden in de bomen,
Pappa je hield van sierduiven, ik heb het op foto’s gezien, je staat in een grote volière met een duif
op je hoofd, daalde de heilige geest op je neer in de vorm van een duif
dat gebeurde toch toen Jezus gedoopt werd door Johannes, en je lacht naar de camera,
naar mij al was ik er niet bij, maar ik denk niet dat je ooit van boven naar beneden hebt gespuugd, dat zou mamma absoluut niet hilarisch hebben gevonden.

 

Gepost in Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Ventieltjes, proza om het gemoed te luchten, door Ruud Minnee

APPEL

‘Het staat hier toch echt’

– Vezels

– Vitamine A, B1, B2, B6, B12, en itamin C

– Natrium

– Kalium

– Calcium

– Magnesium

– Fosfor

– Ijzer

– Koper

– Zink…

‘Dat kan wel zijn Eva,

maar ik hoef geen appel.’

 

DURF

Werd besprongen door een diepe durf. Liep zonder dralen door het rode licht, en niemand, niemand hield me tegen. Ik was mijn angst overgestoken en knipte alle weerstand door met iets dat soepel en scherp was en makkelijk in de geest ligt. Kocht voor het statiegeld van mijn dromen iets tastbaars om ze uit te laten komen. Belandde hiermee volgenoten aan de overkant, maar toen ik achteromkeek stond ik nog op dezelfde plek, wachtend op het groene licht. Heb zelfs de oversteek niet overwogen, want thuisgekomen lag ik nog op bed, starend naar een zwijgzaam plafond.

 

BUCKET LIST

Boven de Gooi en Vechtstreek bungelt Ronald-Jan van Scheepspenning aan een parachute, gehuld in een hagelwitte smoking. Terwijl hij langzaam naar beneden wiegt, geniet hij van wat Strottarga bianco kaviaar. Deze actie stond al een tijdje op zijn bucket list. Op datzelfde moment, ergens op de Middellandse zee, is Ananda Abasi uit Ghana bezig met zijn ‘bucket list’. Dat wil zeggen, hij is koortsachtig aan het bedenken hoe hij met een emmertje zo snel mogelijk kan voorkomen dat zijn gammele bootje zinkt….

 

ONBEGRIJPELIJkHEID

Op het ‘Bureau ter Bevordering van de Onbegrijpelijkheid’ hangt een nerveuze sfeer. ‘Elke willekeurige opsomming van twee of meer letters uit het alfabet levert een afkorting van een bestaande organisatie, syndroom, ziekte of wet op. Is dat niet verontrustend?’ denkt Johan Jobsik hardop. ‘We zijn door onze lettercombinaties heen!’
    ’Gelukkig hebben we het AVG nog (Algemene Verordening Gegevensbescherming),’ gaat zijn collega hierop in. ‘Een ingenieuze warboel aan toestemmingsverklaringen, gegevensbescherming, privacy regulering, datalek-protocollen en ga zo maar door. Dat moet genoeg zijn om ook deze keer voldoende stresskippen met een enkeltje naar het hiernamaals te sturen. Nee, m’n beste Johan, Ik denk dat we ons geen zorgen hoeven te maken. Wij halen ons quota wel weer dit jaar.’

 

MUSICAL

Ben uit het Circustheater gevlucht
Het gejammer werd me echt te veel
Die eindeloze brij van jij, mij, blij 
Zij aan zij en samen zijn we vrij

Ik rende langs het Scheveningse strand
Maar tussen het krijsen van de meeuwen
Hoorde ik mijn achtervolger schreeuwen

De woede achter mij won snel terrein
Het werd een ongelijke strijd, ik kon niet meer
En mijn lichaam zakte bij de vloedlijn neer

De belager greep me bij de keel
En vlak, voor ‘t bewustzijn mij verliet
Zag ik een gezicht dat ik direct herkende
Het was Joop… Joop van den Ende
 

DELEN

‘Een halve ton per maand Trudy! Mijn werknemers komen niet eens aan de vijftienhonderd. Ik moet het compenseren. Het is gewoon niet eerlijk.’
    Zijn vrouw kijkt hem stralend aan: ‘Oh, Govert-Jan, ik had zo gehoopt dat je geweten zou gaan spreken. Wat heerlijk. Je bent een schat!’
    Met een schok wordt Govert–Jan wakker, het zweet parelt op zijn voorhoofd. 
    ‘G-J, wat is er in hemelsnaam…?!’ Zijn vrouw kijkt hem verschrikt aan. 
    ‘Ik had een afschuwlijkje nachtmerrie Trudy. 
    ‘Waarover dan? 
    ‘Delen Trudy, het ging over delen.’
    ‘Delen?!’ roept Trudy uit. ‘Oh mijn god, wat afschuwelijk! Ach, arme, arme jongen.’

*

[tag]PAPAE NERVOUS

In 2066 kon de wereld zich verheugen op de tweede Nederlandse paus in de geschiedenis. De eerste, Adrianus Vl, mag overigens nauwelijks naam hebben. Hij bekleedde de functie slechts een jaar (1522–1523). Zijn ‘opvolger’, de uit Heerlen afkomstige Johannes, Hendrikus, Andrea Bernardus was vast van plan dit zielige record royaal te breken. Los van de intentie het legendarische Bedankt voor de bloemen voor het eerst accentloos over het Sint-Pietersplein te doen laten schallen, had hij de aanhef van zijn eerste Urbi et orbi volledig in het Latijn opgesteld. Een bombastisch intro dat bol stond van metaforen: over de wil van mensen, het ego, de vele aspecten van lucht en water, de kracht van amfibieën, die in beide elementen kunnen voortbestaan en de verraderlijke schoonheid van de vrouw. Maar de zenuwen speelden hem dusdanig parten, dat eenmaal op het balkon verschenen, er niet veel meer over zijn trillende lippen kwam dan de zinsnede seis quid volo inflatable crocodilus ad inde expellam inter decoras mulieres. Wat zoiets betekent als: weet je wat ik wil, een opblaaskrokodil om daar mee te drijven tussen de lekkere wijven….
 

INFILTRANT

Het wezen bevindt zich in een kale, helverlichte ruimte. Zijn tentakels maken hoekige gebaren en uit het knokige lichaam komt een doordringend, schel geluid. Het doet verslag aan zijn soortgenoten, die tevreden zoemen. Deze infiltrant bleek het ultieme wapen om de aarde beetje bij beetje te vernietigen. Even later loopt het nu volledig getransformeerde wezen, door de gangen van het Witte Huis. Een passant groet hem beleefd: ’Goodmorning Mister President.’
 

ERICA

Erica kromde haar rug, deed haar gebit uit en zette een raar stemmetje op. Toen ze ook nog wist te melden dat de Tsarina theedronk uit een samovaar, was de waarheidscommissie overtuigd. De dames maakte een reverence, de heren salueerden. Het onderwerp van hun diepe devotie probeerde ondertussen haar gebit weer in te doen, uitroepend: ‘Na zdorovje! Na zdorovje!’
Haar zakwoordenboekje, Russisch voor beginners, viel uit haar Jumbo-boodschappentas. Voor de commissieleden was er echter geen twijfel meer mogelijk. Ze stonden oog in oog met de legendarische, dood gewaande jongste dochter van Tsaar Nicolaas de ll… Anastasia Nikolajevna Romanova.
 

DE BUURTMANAGER

‘Goedemorgen, de buurtmanager.’
‘De buurtmanager?’
‘Ja, heeft u geen bericht ontvangen?’
‘Nee, we waren met vakantie en…’
‘De buurtmanager herstelt de sociale contacten in uw wijk. Eens even kijken… u kunt deze week kiezen uit: A: een bezoekje aan mevrouw Veenstra, hier aan de overkant; B: wandelen met meneer De Goey op nummer 43; of C: het organiseren van een buurtbarbecue.’
‘Oh, nee, daar begin ik echt niet aan…’
‘Dan kunt u kiezen uit de volgende sancties: A: uw gas wordt twee weken afgesloten; B: een parkeerverbod; C: uw vuilnis wordt de komen drie maanden niet opgehaald.’
 

TEKENING

‘Ik heb wolkenkrabbers gebouwd in New York, Tokio en Abu Dhabi,’ verzuchtte de befaamde en gelauwerde architect en emeritus-hoogleraar aan de TU Delft, Jan-Jaap Geuzehoepel – Bakschnabel. ‘Kilometerslange bruggen in Alaska en alles daartussenin. Ik heb alle prijzen gewonnen die er op dit gebied te winnen zijn, maar ik zou het allemaal inruilen als mijn vader eindelijk iets zou zeggen over mijn tekening van Barbapapa…’
 

*

DA’S PAS KRAS

Een paar honderd meter van de bus vonden ze de macabere resten van het reisgezelschap: schedels, botten, een aantal kunstgebitten en een paar heupprotheses. De deelnemers aan de seniorenreis van KRAS, de ‘Bonusai Bush Tour’, werden overrompeld door de laatste nog praktiserende kannibalenstam, de Hakabouri. Een slachtpartij was het gevolg. De twee hartsvriendinnen uit Boskoop, die als enigen de nachtmerrie hebben overleefd, zijn zwaar getraumatiseerd. Niet eens door de verschrikkingen die ze hebben meegemaakt maar meer door het feit dat de Hakabouri de twee vriendinnen zo onsmakelijk vonden dat ze van het menu werden geschrapt
 

VRIENDIN

De licht dementerende mevrouw Van Beveren was maar wat blij met haar vriendin. Ze praatte met haar over koetjes en kalfjes en samen keken ze naar omroep Max. Op een zonnige middag trakteerde mevrouw Van Beveren  zichzelf en haar vriendin op een advocaatje. ‘Lekker hè?’ kraaide ze het uit. Maar in plaats van een instemmende reactie kwam er rook uit haar vriendin. Vol ontzetting greep mevrouw Van Beveren haar vast, maar werd hierbij getroffen door een enorme schok. Een kortsluiting had haar pacemaker volledig ontregeld. En zo werden ze gevonden, naast elkaar liggend op de grond. Een zorgrobot kan slecht tegen advocaat…
 

TEGENVALLER

Ben nu een week of zes dood, maar het valt bitter tegen, had er meer van verwacht: iets lichter dan licht, zachter dan zacht, schoner dan schoon. Dacht mijn geliefden weer te zien, excuses aan te bieden en te krijgen. Voorbijgelopen geluk aan te spreken en gepasseerde wegen in te slaan. Maar ik zit hier alleen in een huisje, tussen talloze andere huisjes. Het enige vermaak komt van een animatieteam, gevuld met B-artiesten die door moord, vliegtuigcrash of overdosis tot dit bizarre oord zijn veroordeeld. Het is eigenlijk niets meer dan een bungalowpark. Met een subtropisch zwemparadijs, dat dan weer wel.
 

BBE

Johan had de leeftijd bereikt waarop testosteron de lichaamssappen doorgaans begint om te zetten in lava. Er ging geen dag voorbij of zijn puberbrein was goeddeels gevuld met het voluptueuze figuur van de buurvrouw. Toen deze haar adembenemende lichaam letterlijk wilde blootstellen aan het zonlicht, klom Johan op de schutting, maar voor hij zijn ogen de kost kon geven waar ze zo naar verlangden, gleed hij uit en stortte met een ijle, nog baardloze kreet ter aarde. De buurvrouw kreeg de schrik van haar leven. Johan een bijna-blootervaring.
 

GFT

De bel! Mijn god, alles is verloren, denkt Gerard… Hevig transpirerend opent hij de deur. In de opening staren twee agenten hem fronsend aan. ‘Goedemorgen,’ zegt een van hen. ‘Wij hebben dit gevonden in uw afvalcontainer,’ en uit een vuilniszak trekt hij een stuk been waar nog een naaldhak aan bungelt. Gerard zinkt snikkend op de grond. ‘Ik beken, ik …ik…’ Hij voelt een hevige druk op zijn borst. ‘Wilt u dit organische materiaal voortaan in uw GFT bak doen,’ zegt de agent. ‘Prettige dag nog,’ zegt zijn collega. Gerard voelt zijn hart onregelmatig bonken, dan stopt het.[/tag]

Gepost in Columns, Proza | Getagged | Plaats een reactie

5 september, Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze 31:
‘De eeuw van Gisèle’

Extaze in de Houtrustkerk 31

Het onderwerp van Extaze 31 zijn de thema’s die voorkomen in Annet Mooij’s bijzondere boek ‘De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares’, waarin de omstreden literaire kring Castrum Peregrini een belangrijke plaats inneemt.
In Gisèle van Waterschoot en de kunst van het leven beschrijft Annet Mooij hoe Gisèle van haar leven een kunstwerk maakte waarbij ze fictie en verfraaiing niet schuwde. Vooral haar relatie met Castrum zag ze graag gecorrigeerd. Want, hoewel zij de pelgrims (peregrini) onderdak bood, werd het haar verboden bij vriendenfeesten en leesavonden aanwezig te zijn. Onno Schilstra herkent deze situatie in een kleine gouache, getiteld
De Aspirant (tevens de titel van zijn essay), die hij aantrof in Gisèle’s atelier: drie personen staan, dicht bij elkaar, te smoezen, terwijl een vierde schuchter en nieuwsgierig toekijkt. Castrum Peregrini was het geesteskind van Wolfgang Frommel. Van de Duitse dichter Stefan George had hij een opvatting van pedagogie overgenomen die inhield dat oudere mannen jongens moesten uitkiezen om ze in te wijden in de geheimen van de poëzie en het leven. Plato’s Symposion diende als een van de voorbeelden van deze relatie.
Piet Gerbrandy belicht in zijn bespreking van deze dialoog hoe Sokrates de priesteres Diotema volgt in haar opvatting dat erotiek, mits op de juiste wijze bedreven, tot diepe filosofische inzichten leidt. Maar, als het hier gaat om het contact tussen een oudere leraar en een jonge leerling, wie leert er dan meer? De eerste, zo interpreteert Gerbrandy Sokrates’ voortgaand betoog. Hij zal ondervinden dat innerlijke schoonheid waardevoller is dan de vergankelijke fysieke aantrekkelijkheid (Pedagogische eros). Het is een visie die dicht bij Arjen Mulder’s interpretatie van het tweede deel van Stefan George’s gedicht
In der Stern des Bundes komt. Niet de jongen is hier degeen die in de liefdesinitiatie getraumatiseerd raakt (dus: een ander mens wordt), het is de dichter zelf die door
de overgave aan zijn godheid voorgoed is veranderd
(Het eeuwige ogenblik van Stefan George).

Los van de ‘Gisèle-thema’s staat Hans Muiderman’s essay over de filmische schrijfstijl van Marguerite Duras (De verbeelding van Duras): de pen is als een camera.
In dit nummer voorts korte verhalen van Annika van Bodegraven, Guido Eekhaut, Judith de Graaf, Ines Nijs en Inge Schollen. De gedichten zijn van Jonas Bruyneel, Maria van Oorsouw en Martine van der Reijden en het beeldend werk
is van Florence Marceau-Lafleur.

Tijdens de presentatie van Extaze 31 zal Annet Mooij haar licht laten schijnen over over het werk en het leven van Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912–2013), en het reilen en zeilen binnen Castrum Peregrini onder de loep nemen. Oprichter van deze kring, Wolfgang Frommel, had van de Duitse dichter Stefan George een opvatting van pedagogie overgenomen die hierboven al beschreven staat. Piet Gerbrandy houdt een voordracht over deze ‘pedagogische eros’. Onno Schilstra bespreekt de kunst van Gisèle aan de hand van geprojecteerde beelden, Martine van der Reijden draagt enkele van haar gedichten voor en Klaas Trapman sluit de avond af met een piano-uitvoering van Lamentations et Consolations opus 17 van Siergiej Bortkiewicz, waarvan de no. 1-6.
 
Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur,
dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 met gratis consumptie in de pauze (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)

cover Extaze 31

De nieuwe Extaze is verkrijgbaar vanaf 5 september
(Alle nummers zijn direct hier te bestellen) 
Vormgeving binnenwerk, omslag en afbeelding omslag: Els Kort

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie