Monddood (fragment), door Niels Landstra

De twee medewerkers van het straatteam waren keurig op tijd. Het was tien uur in de ochtend. Regen sloeg tegen de ramen van het gemeentegebouw. Ik schudde de hand van Toos, die mij vriendelijk toelachte. Ze had blonde speelse krullen, die bungelden om een getekend gezicht met grote blauwe ogen.
Sjaak, ook een vijftiger, type muzikant, met lange rossige haren en een schrale baard van een dag of vijf, schakelde meteen over tot de orde van de dag.
In de spreekkamer zou ik ontvangen worden door iemand van Centraal Onthaal. Deze persoon zou mij doorverwijzen naar de daklozenopvang aan de Kasseienweg. Het was noodzakelijk dat ik de ambtenaar in kwestie het medisch attest toeschoof dat ik had gekregen van mijn huisarts. Dit attest zou de procedure wellicht een andere wending geven.
Een beveiliger schaarde zich bij ons en wisselde in het voorbijgaan handdrukken uit met het straatteam. Hij lachte een beetje om Sjaak in wie hij een gelijkenis zag met George Baker. Sjaak vond dat zelf minder amusant, maar bedekte zijn ergernis met de schijn van een grimas. Toos liep bellend weg met haar oude Nokia. Sprak bemoedigende woorden tegen de persoon aan de andere kant van de lijn. Iedereen had urgent aandacht nodig, iedereen wilde verder in zijn leven, maar soms zijn er te veel praktische bezwaren en valt men terug op overleven.
Mijn volgnummer verscheen op het display.
Twee kogelronde meisjes verlieten, klaarblijkelijk verdrietig, Kamer 1a aan de linkerzijde. Ze droogden hun tranen met gemeentetissues. Ik voelde geen medelijden, wilde dat ik zo’n emotie nog kon opbrengen.
Sjaak en ik namen plaats tegenover de ambtenaar die zich weinig hartelijk aan ons voorstelde.
De stoel voelde warm aan.
‘Wat kom je doen?’ vroeg de ambtenaar, die Gerard heette.
‘Ik kom me uitschrijven. Ik heb vanaf heden geen woonadres meer.’
‘Dat wordt dan Doorstroom,’ zei de ambtenaar.
‘Wat houdt dat in?’
‘Je moet vanaf heden naar de daklozenopvang en daar gaan slapen.’
Ik zag beelden voor mij van de Kasseienweg. Deze straat slingerde door een industrieterrein en veranderde ter hoogte van de opvang in een tafereel dat als een eiland van verderf in een zee van commercialiteit dreef. Blank en zwart staarde high voor zich uit, in groepjes opgesteld, dralend in de eeuwigheid. Een enkeling zat lamlendig op een stoeprand, de capuchon over het hoofd getrokken. Van de vrouwen die er verlept en bleek uitzagen, viel licht te raden hoe ze hun dope konden bekostigen.
‘Fijn,’ zei ik. ‘Maar ik heb een medisch attest van de huisarts.’
Gerard las het attest onverschillig door.
‘U moet zich gewoon melden bij Doorstroom. Als u daar verblijft, krijgt u zeventig euro per week met aftrek van vijfendertig euro verblijfskosten.’
‘Op het attest staat dat dit niet raadzaam zou zijn vanwege mijn gezondheid. Dat ik in een ruimte met veertig personen een bacteriële infectie kan oplopen, of erger.’
‘Uw huisarts moet een indicatie afgeven dat u hulpbehoevend bent, anders wordt het de normale procedure.’
‘Dat ik op een zaal moet gaan liggen met veertig daklozen?’
‘Inderdaad.’
‘Ik ben al niet gezond,’ legde ik uit. ‘Wilt u dat ik nog zieker word? Levensbedreigend zelfs?’
‘Uw huisarts kan mij bellen,’ antwoordde Gerard. Hij schoof het attest naar mij terug.
‘Waarom heeft u niet eerder een uitkering aangevraagd?’
‘Een jaar geleden werd ik door het UWV ontslagen uit de Ziektewet, terwijl ik nog onder behandeling bij een psycholoog was. Die heeft een diagnose gesteld. Zijn rapport is aangevraagd en betaald door het UWV, maar dat is vervolgens verdwenen.’
Gerard keek mij recht aan, mijn woorden schijnbaar nauwlettend volgend. Toch leken zijn gedachten elders. Hij was even onpersoonlijk als de spreekkamer zelf: een doodse ruimte met kale wanden en een laaghangende tl-lamp die een glans legde op zijn dunne grijze haren, op de huid van zijn schedel die erdoorheen schemerde.
‘U had meteen een uitkering kunnen aanvragen,’ zei de beoordelaar, terwijl hij zijn armen kruiste.
‘Dat klopt, maar uw collega adviseerde mij destijds een keuze te maken: of meteen de bijstand in of de strijd aanbinden tegen het UWV. Volgens mijn verzekeraar en hun bedrijfsarts had ik reële kansen om een gerechtelijke procedure te winnen. Het UWV had verzuimd de diagnose van mijn psycholoog mee te nemen in de procedure, waardoor ik 0,9 procent tekort kwam om te worden afgekeurd.’
Gerard zweeg.
‘En ik heb een koopwoning waar vermogen in zit,’ ging ik verder.
‘Die nog niet in de verkoop is,’ vulde Sjaak aan, ‘en dan krijg je te maken met de zogenaamde vermogenstoets. Wie vermogen heeft, krijgt geen bijstand.’
‘Dat maakte het lastig voor mij, werd mij destijds verteld door uw collega,’nam ik mijn verhaal weer op. ‘En aangezien ik toen ziek was, besloot ik mijn ontslag uit de Ziektewet aan te vechten.’
Ik rook de walm van sigarettenrook aan de leren jas van Sjaak. Ik vermoedde dat hij intussen wel zin had in een sjekkie. Intussen keek Gerard verveeld voor zich uit, alsof hij in een file stond of zijn trein had gemist.
‘De rechter vonniste in mijn nadeel,’ vatte ik samen, ‘en nu heb ik schulden bij familie en vrienden en sta ik op straat.’
Sjaak stond op. Net als ik was hij zich bewust van deze zinloze missie.
De Kasseienweg stevende als een onafwendbaar lot op mij af, met als eindpunt een bestaan in een aula waarin mensen slapen en roken en waar camera’s eenieders gangen volgen. ‘s Nachts zou ik omringd zijn door armoede en het gesnurk en de stank van mijn kamergenoten op hun stapelbedden.

Een week later ondernam ik een nieuwe poging om hoe dan de Doorstroom te vermijden. Daartoe bezocht ik, op aanraden van het straatteam, de GGD. Daar werd de medische kant van mijn verhaal bekeken.
Bij de balie werd ik ontvangen door de verpleegkundige met wie ik een afspraak had. Floortje was een oplettend luisterende vrouw, die elk woord dat ik op weg naar haar kantoortje met haar wisselde, bijna letterlijk verwerkte in een verslag. Haar lange haren vielen zijwaarts over haar hoofd, zodat haar ene oor volledig zichtbaar was en er aan de andere zijde een blonde lok bungelde.
Na het lezen van het attest dat de huisarts had uitgeschreven, riep ze de GGD-arts erbij. Er verscheen een grote zware kerel met het voorkomen van een beul, die zich aan mij voorstelde met een air van de geëngageerde intellectueel. Hij toonde begrip voor mijn situatie, maar concludeerde dat een broze gezondheid op zich onvoldoende was om aan de Doorstroom te kunnen ontkomen. Hij had bewijzen nodig: eerdere virusinfecties, ziekenhuisopnames met longontstekingen, griepaanvallen.
‘Daarbij komt dat u eerst naar de bijstand moet om een vermogenstoets te laten doen,’ liet de arts mij weten. ‘Als uw aanvraag wordt afgewezen, komt u zelfs niet in aanmerking voor een daklozenvergoeding.’ Hij stond op en wendde zich tot Floortje. ‘Hoe zit het met de inspectie bij de opvang?’ vroeg hij.
‘Niemand die het weet, er wordt maar niets beslist.’
‘MRSA?’
‘Met zekerheid op een vestiging,’ antwoordde de verpleegkundige.
‘De laatste anderhalf jaar zijn we niet meer op de Kasseienweg geweest,’ zei de arts. ‘En dan te bedenken dat daar de openbare ruimte het grootst is van alle vestigingen.’
Ik stapte op mijn fiets en reed naar huis. De auto van Diana was weg, ze werkte vandaag. Er was commotie in de keuken, mijn dochters verschenen voor het raam. Ze wisten zich geen raad met mijn komst. Maar toen ik de woning binnen wilde gaan, bleek de voordeur aan de binnenkant vergrendeld. Ik riep door de brievenbus dat ze open moesten doen, maar er volgde geen reactie.ik wilde achterom lopen om via de tuin binnen te komen, maar de poort was voorzien van een hangslot. Eroverheen klimmen ging niet, intrappen wel, maar dat zou me geld kosten. Moedeloos liep ik langs de dichtbegroeide ligusterhaag die weinig zicht liet op het leven dat zich daarachter afspeelde en vond bij toeval een dorre plek in de wirwar van takken. Met mijn rug naar de haag toegekeerd, baande ik mij een weg door het groen. Ik bevond mij als een inbreker op mijn eigen terrein.
In een hoek van de tuin zwierf het oude speelgoed van de kinderen, van toen ze klein waren: een plastic afvalhoop van poppen, waterpistolen en een groene jongenstractor met Supermanstickers die bij de meisjesvoorwerpen detoneerde. Het lommer van mijn geliefde berk deinde zonnevlekken op het gazon. De boom groeide boven de huizen uit en tilde in de voortuin van de buren het plaveisel omhoog. De dag was aanstaande dat hij zou worden gerooid.
Door de glazen pui in de achterzijde van de woning zag ik dat mijn dochters wegdoken achter het meubilair en mij angstig aanstaarden alsof ik een vreemde was. Toen ik op het raam klopte bleef iedere reactie uit. Aan de binnenkant van de achterdeur hingen de sleutels in het slot, zodat ik het slot van buiten niet kon opendraaien. Ik moest toegeven dat Diana de barricade handig in elkaar had gezet. Ik had geen toegang tot mijn eigen woning en behoorde nu tot het vijandelijke kamp.
Er zat voor mij niet anders op dan naar het UWV te gaan om me tegenover een bezwaarcommissie moest te verweren tegen mijn ontslag uit de Ziektewet. Intussen wist ik me voor dat andere probleem gesteld: Diana die me trachtte te vernietigen, ten koste van alles.

Voor het gebouw waarin het UWV de ‘intensieve menshouderij’ ten uitvoer bracht, zette ik mijn fiets in een rek. Afgelopen zomer was ik hier ook al geweest. De arbeidsdeskundige die me toen ontving was een boomlange vijftiger met een gezicht vol groeven. Formeel schudde hij mijn hand en stelde zich voor als Adrie Jongeneel. Ik volgde de wat slungelige man naar een kamer waar het meubilair bestond uit één tafel en twee stoelen. Hij legde mijn dossier open op tafel en kwam meteen ter zake.
‘Hoe bent u naar het UWV toe gekomen?’ vroeg hij.
‘Gewoon, op de fiets,’ antwoordde ik.
De man keek mij onheilspellend aan en concludeerde: ‘Wie kan fietsen, kan ook werken.’
Er zijn van die momenten dat je gewoon je verlies moet nemen, dacht ik, en stond op.
‘Komt u nou vanavond zielsgelukkig thuis van uw werk,’ begon ik, ‘en vertelt u bij de dis aan uw vrouw en kinderen dat u er vandaag weer in geslaagd bent om een persoon tot de bedelstaf te veroordelen?’
‘Ik doe gewoon wat de arts mij opdraagt,’ reageerde hij.
‘En de arts zegt hetzelfde over u.’
‘Dat kan niet.’
‘U volgt feilloos instructies van hogerhand. Dat deden ze in de Tweede Wereldoorlog ook.’ Ik opende de deur. ‘Het kost u beiden hoe dan ook geen enkele moeite om mensen terzijde te schuiven alsof ze ongedierte zijn. Ik zou het mijn kinderen niet kunnen uitleggen dat ik mijn geld verdiende aan het failliet van de medemenselijkheid.’

Voor de deur van het UWV-gebouw deed ik mijn fiets op slot en probeerde rustig te blijven. Er was geen verschil met de afgelopen zomer, de draaideur van die me binnenliet was dezelfde, de inrichting van de hal nog in de stijl van de vorige eeuw. Ik, daarentegen, was wel veranderd. De moedeloosheid was mij eigen geworden.
Ik meldde mij bij de receptie en werd kort erna opgehaald door ene Jacques Vriezenveen, arbeidsdeskundige, die mij in de lift naar boven begeleidde.
Tussen ons zinderde een onplezierig zwijgen. Hij wist dat hij mij naar de spreekwoordelijke slachtbank bracht en hij wist dat ik dat ook wist. Toch ontving ik, toen onze blikken elkaar kruisten, een bemoedigende glimlach. Het knipperen van zijn oogleden deden vermoeden dat daaronder een steelse knipoog schuilde.
De verzekeringsarts, Josias Swijnenberg, liet ons binnen in een klein vertrek met een formica tafel en vier stoelen. Hij instrueerde zijn collega om koffie voor ons te halen en hoffelijk bood mij een stoel aan.
In mijn dossier, zo begon het gesprek, had hij gelezen dat ik privé en zakelijk in zwaar weer verkeerde. Een niet te benijden situatie, concludeerde hij, terwijl hij zijn leesbril afzette. Met een bezorgde, haast medelijdende, blik informeerde de oudere arts naar mijn gezondheid. Of er zicht was op verbetering.
Toen de deur open zwaaide en Vriezenveen de koffie op tafel zette, vroeg de verzekeringsarts of ik er geen bezwaar tegen had dat zijn collega tijdens het gesprek notuleerde.
Na mijn instemming opende Swijnenberg mijn dossier. Aan de hand van een uitgedraaide A4, vatte hij samen dat ik voor 34,1 % was afgekeurd door lichamelijke beperkingen. Het UWV ging uit van een percentage van 35 % om te worden afgekeurd.
Mijn bezwaar werd dientengevolge ongegrond geacht.
‘Ik begrijp uw standpunt,’ zei ik kalm. ‘Toch mis ik een stuk.’
‘O, ja?’ vroeg de arts, terwijl zijn collega driftig notuleerde op het A4’tje dat voor hem op tafel lag.
‘Ja, ik mis de diagnose van de psycholoog.’
‘Diagnose?’ echode Swijnenberg. ‘Ik zie geen diagnose. Jij, Jacques?’
De notulist deed het voorkomen alsof hij uitgebreid maar vruchteloos door mijn dossier ploeterde. Een rapport van de zielendokter ontbrak. Buiten de nieuwe beperkingen van de laatste beoordeling was er niets in de papieren te vinden.

Gepost in Columns, Proza | Plaats een reactie

Het wordt tijd dat vrouwen opstaan, door Christian Oerlemans

Wie mij kent weet dat ik de vrouw bijzonder vind. Niet zozeer als moederfiguur of geliefde of lust voor ’t oog, nee als fenomeen. Ik denk dat de vrouw de wereld kan redden. Het wordt dus hoog tijd dat vrouwen elke vorm van onderdrukking rigoureus van zich afschudden en de leiding in handen nemen. Let wel, en dan niet op de mannelijke manier, dus niet als surrogaatman in een broekpak, maar met de volle ontplooiing van intrinsieke vrouwelijke eigenschappen. Dit hoef ik niet verder uit te leggen, nietwaar?

Natuurlijk is er al veel bereikt vergeleken met de middeleeuwen of nog eerder. Maar aan de andere kant zijn vrouwen-studentenverenigingen pas samengegaan met de mannelijke corpora in de jaren zeventig van de vorige eeuw. En moest mijn schoonmoeder nog bidden terwijl zij bij de nonnen, gekleed in haar hemdje, haar onderbuikje waste. Hoe ongaarne je het ook toegeeft, in de geschiedenis van de mensheid zijn de vrouwen de pineut. “Laten uw vrouwen in de gemeenten zwijgen. Het is hun immers niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderdanig te zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij dat dan thuis aan hun eigen man vragen. Het is immers schandelijk voor vrouwen om in de gemeente te spreken.”

Ik haal voor de discussie maar even een stukje uit de bijbel aan. Maar er zijn heilige boeken die nog explicieter de vrouw de grond in boren. Wie echt wil schrikken verwijs ik naar de website ‘waaromislam.nl’. Daar is bijvoorbeeld een vrouw te zien (niét te zien dat zij vrouw is) die in een video uitlegt hoe mooi het is om moslima te zijn. Genoeg hierover, waar ik naar toe wil is dat sinds mensenheugenis de man de baas is en dat dit geautoriseerd wordt door Goden te creëren die ook man en dus de baas zijn. Met uitzondering wellicht van de zonnegodin Amaterasu, maar haar nakomelingen waren de goddelijke Japanse keizers, dus toch weer mannen aan de leiding.

De eerste mens op aarde was Adam, een man dus. Of vanuit een andere visie: Gayomard. Volgens de leer van Zarathustra (Zoroastrisme, nu voornamelijk de godsdienst van de Parsi’s in India) schiep Ahura Mazda, de god van het goede, de wereld en alle wezens. Als zesde taak schiep hij Gayomard. Daarna gaf Ahriman, de god van het kwade (ofwel de duivel) de mens ziekte en een beperkt bestaan.

Alles begon dus met één man. Wij weten dat Adam geboetseerd werd uit aards stof en dat later Eva – terwijl hij sliep – geboetseerd werd uit zijn rib. Dat maakt natuurlijk de vrouw meteen al onderdanig aan de man. In de drie belangrijke godsdiensten, Christendom, Islam en Jodendom, is dit beginverhaal hetzelfde. Later als vrouwen een rol gaan spelen wordt het gecompliceerd. Begint al bij JHWH die twee vrouwen had, Ohola en Oholiba. En met Eva natuurlijk die voor de zondeval zorgde, uit het paradijs. Alle aardse ellende de schuld van de vrouw. Als een vrouw belangrijk werd geacht, was het omdat zij nageslacht baarde. Denk aan Sara, die op oude leeftijd nog met behulp van God Isaak (Jitschak, Ishaq) ter wereld moest brengen om het voortbestaan van hun volk te waarborgen. En dan moeder Maria natuurlijk, die zonder seks een kind ter wereld bracht, een jongen natuurlijk. De meest geëmancipeerde vrouw in de oudheid was wellicht Kadija. Zij was een rijke goed opgeleide vrouw van hoogstaande familie, met een eigen handelsonderneming. Op haar veertigste trouwde zij met Mohammed die toen 25 was. Zij zorgde voor hem als een moeder, met name omdat hij zoekende was en zich vaak terugtrok in een grot, waar hij uiteindelijk het visioen kreeg en de boodschapper werd van God. Kadija was zijn eerste bekeerling en zij sprak de gedenkwaardige woorden: ‘er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet’.

Alle profeten zijn mannen. Met mannen er omheen, Jezus met zijn discipelen, Mohammed met zijn volgelingen, Elia met zijn profetenzonen, de paus met zijn kardinalen, kortom, predikers, priesters, pastoors, paters en profeten, voor vrouwen begint veel pijn met de p van Papa, een woord overigens dat volgens Franse onderzoekers meer dan 50.000 jaar oud is. En Mama dan? Daar kom ik zo op terug.

Terwijl al dit soort gedachten en meer door mijn hoofd spoken tijdens slapeloze nachten, lees ik dat de Salafisten oprukken en dat er studenten worden opgeleid op de universiteit van Medina om fundamentalistisch Imam te worden. Universiteit. Hierin zit het begrip universeel, alsook universum. Dan zie je ruimte, gemeenschappelijkheid, breedheid, maar in Medina leert de Universiteit engte en benauwing. Hier worden Imams geheel gratis opgeleid om overal ter wereld het enig ware geloof te prediken – desnoods met geweld – gesponsord door Saoudie Arabië. Terug naar de 7e eeuw is hun devies. Docenten, zoals professor Abdullah al-Adani vinden dat vrouwen niet moeten zeuren als ze geslagen worden en als hun man meerdere vrouwen heeft moeten ze ook niet zeuren, want God heeft polygamie voor de man toegestaan (tot 4 vrouwen). Docent Abdurahman Muhiddin zegt dat de plek van de vrouw thuis is en dat zij alleen naar buiten mag als het strikt noodzakelijk is en dat zij zich dan ‘schaamtevol’ dient te gedragen.

Alsjeblieft mevrouw denk nu niet dat religie de enige boosdoener is. Misschien wel de aanstichter. Omdat mannen in alle religies de hoofdrol spelen. Dominantie door mannen overal ter wereld. In films en games worden mannelijk geweld en intimidatie voorgesteld als aanvaardbaar gedrag. In veel culturen worden vrouwen gezien als minderwaardige wezens. In hindoefamilies bijvoorbeeld ligt de vrouw aan de voeten van haar man. Onze feministische golf van de jaren zeventig is gebroken door een glazen plafond. De actuele situatie is dat meisjes in het zwembad het advies krijgen om zich degelijk te kleden.

Oude beschavingen kennen vaak de Moedergodin. Zoals Ishtar in Mesopotamië, Bastet in Egypte of onze eigen Germaanse Freya. En als we nog verder teruggaan, zou je kunnen zeggen dat er een belangrijke omwenteling plaats vond toen de mens zich vestigde als boer. In de mythologie van het Mesolithicum, ruim 10.000 jaar voor Christus is Mama (Mami, Mamu) de Schepster van al wat bestaat. Mama was de baas. De Goddess Movement gelooft dat de mensheid oorspronkelijk leefde in een vredelievend matriarchaat met een Moedergodin. Pas in de bronstijd werd dit verdrongen door een androcentrische cultuur met een mannelijke god. Bij androcentrisme is het mannelijke de norm en het vrouwelijke hiervan afwijkend en ondergeschikt. Het is de oervorm van seksisme. Interessant om een parallel te vinden in het boedhisme. Ook daar zie je in de oudheid die omwenteling. Noem het de strijd tussen weten en voelen, tussen hoofd en hart als zetel van Wijsheid. Strijd en expansiedrang passen niet bij een vredelievend matriarchaat. Zo werd ook boedhisme mannelijk, hoewel Tara, de moeder van alle boedha’s, hoop blijft geven. Haar naam betekent “zij die bevrijdt”.

Omdat voor volledige gelijkheid en evenwichtigheid, voor het redden van onze wereld zowel het vrouwelijke als het mannelijke nodig is, roep ik de vrouw op om op te staan. Niet zoals Margareth Thatcher die oorlog maakte en bereid was haar eigen zoon te offeren, ook niet als Hillary of Theresa of Marine, maar als Tara, zij die in alle culturen de vrouwen die als minderwaardig worden beschouwd wil helpen om mannen te tonen dat vrouwelijkheid niet minderwaardig is, maar dat integendeel vrouwelijke energie tot Verlichting leidt.

 

Gepost in Column Oerlemans | Getagged , | Plaats een reactie

Recensie: Peter WJ Brouwer, Brief aan wie niet bestaat

Lees hier de recensie.

VoorplatBriefNietBestaat-75-245x300

Gepost in Geen categorie, Home | 1 Reactie

Nieuwe recensies!

Lees hier de laatst verschenen recensie:

Ferdinand en Johanna

declineandfall

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Diner avec Dalì, Manuel Kneepkens

venusSalvador Dali Venus de Milo with Drawers’ 1916

Diner avec Dalì

Salvador Dalì
wil een monsterlijke kreeft aanbrengen
op mijn rechterschoen.

Laat dat, oude meester, laat dat!

Jij bent immers dood !

Waarom dan nog zo dienstbaar
aan Aphrodite_ ooit toch veranderd
(door jou!)
in een wuft ladenkastje

alsook
aan Mediterrane waanlandschappen
vol gesmolten horloges

alsook aan (gedroomde) giraffen
galopperend, in doodsangst
met brandende manen

tot ver voorbij Guernica …?

Om je haatliefde tot Pablo Picasso?

Laat dat, oude meester, laat dat!

Waarom toch nog almaar parfumflessen
in lipvorm gegoten
voor het Modehuis Schiaparelli?

          Tegen ethische depressie, geleiachtige imbeciliteit
diamanten nierstenen, omnipotentie
frigiditeit

dineer avec Dalì!

Waarom niet? Jij bent immers dood!

lobsterSalvador Dali ‘Lobster telephone’

Dali flaconThe Dalí Flacon

Gepost in Poëzie | Getagged , , , , | Plaats een reactie

Sommige Portugezen worden nooit rijk, door Christian Oerlemans

Eurogroepvoorzitter Jeroen Dijsselbloem zei terecht, in de Frankfurter Algemeine, dat je niet al je geld aan drank en vrouwen kunt uitgeven om daarna om bijstand te vragen. Minister President António Costa van Portugal werd boos en eiste zijn aftreden. Hij noemt Dijsselbloem racist, xenophoob en seksist. Het schijnt een trend te worden dat regeringsleiders dit soort termen bezigen om tegenstanders te diskwalificeren. Ben bang dat de socialist Costa, die niet alleen Premier is, maar tevens Secretaris Generaal van de Partido Socialista, uit zijn slof schoot vanwege akkefietjes met partijgenoot José Sócrates, voormalig MP en SG van deze partij.

Sócrates zit in voorlopige hechtenis vanwege corruptie, witwassen en belastingfraude. Ik wil hier niet te diep op ingaan – dit is geen politieke column – maar Sócrates leek in zijn gedrag erg op de nieuwe rijken die uitbundig laten zien hoeveel geld ze te besteden hebben. Zijn royalistische levensstijl wekte argwaan op. Hij had bijvoorbeeld een flat in Parijs van 3 miljoen en schoof 20 miljoen naar zijn UBSrekening in Zwitserland. Zelfs de horlogemaker die zojuis gratis mijn horlogebandje repareerde, zag wel dat deze Premiersocialist dit niet allemaal kon doen van zijn salaris.

Hoe reageren de gewone Portugezen op de stortvloed van corruptie-schandalen die over hen wordt uitgestort? Ze kijken je aan en verwijzen naar onze lieve Heer. Inwendig zie je hen machteloos vloeken. Soms verwijzen ze naar bandidos. Uit protest rijden ze niet over de tolweg A22 die de Spaanse grens verbindt met wat vroeger het einde van de wereld was: Cabo São Vicente. Hier had Hendrik de Zeevaarder ofwel Dom Henrique o Navegador (1394‑1460) zijn zeevaartschool om ervoor te zorgen dat Portugezen de wereld ontdekten. Dom Henrique wordt gezien als de Koning die Portugal op de wereldkaart heeft gezet. Zoals ik in een eerdere column schreef zijn de Portugezen een ‘poëtisch volk’, met veel dichters, waaronder Fernando Pessoa als beroemdste. Hij schreef het heldendicht “O Infante” (‘God wil dat de mens dromen heeft, zo wordt een taak geboren, om van de aarde een geheel te maken, zonder scheiding door de zeeën, jij hebt overwonnen, ontdekking uit het schuim’) prachtig gezongen door de beroemde Dulce Pontes (https://youtu.be/V5hg13UxI7c).

De tolweg A22, vernoemd naar Dom Henrique (Via do Infante), werd aangelegd met Europees geld en de belofte van de overheid dat het geen tolweg zou worden. Daarom rijden de Portugezen nog altijd over de oude versleten N125, ofwel de ‘dodenweg’, die parallel langs de kust loopt.

Portugezen, het is een apart volk. Ze zijn beleefd en lijken vaak voegzaam, maar in stilte zijn ze verdomde eigenzinnig en bovendien inventief. Komt er subsidie (Europa) beschikbaar op land- en tuinbouw? Ineens zie overal nieuwe plantages en enorme plastic kassen voor aardbeien en frambozen. Wie een lapje grond heeft, start een tuinderij. Ik lees dat het probleem van het wat afwijkende Portugese karakter schuilt in beperkte historische kennis (schijnt ook de Grieken parten te spelen). Op school wordt nog veel onderwezen over de tijd van Dom Henrique. Portugezen hebben de wereld ontdekt en veroverd. Zij waren de Meesters, de Heersers. Als je dit op school leert, is het natuurlijk moeilijk te verkroppen dat je onderaan Europa bungelt. Vandaar natuurlijk ook de beledigde uitval van António Costa. En de woedende mediatirades van de hooggeëerde Socialist en regeringsleider José Soares (een paar keer premier en president) om de hechtenis van zijn vriend Sócrates die hij vaak bezocht, in de gevangenis.

Soares was een van de oprichters van de Partido Socialista in 1973, in het Duitse Bad Münstereifel. Hij overleed in januari 2017.

Sommige Portugezen worden nooit rijk, schrijf ik boven dit stukje. Dat slaat op de gewone Portugezen waarmee ik dagelijks te maken heb. Mijn achterlicht doet het niet, ik rijd naar een garage, nieuw lampje erin, wat kost het? Nee nee, geen geld. De eerder genoemde horlogemaker, tevens opticien, zit in een armoedig straatje in ons dorp. Heeft twee winkels waarin ik zelden klanten zie. Er was zo’n ringbandje van mijn horlogeband gebroken. Erg onhandig. Geen enkele normale horlogerie verkoopt jou zo’n ringetje van leer, nee er moet een nieuw bandje komen meneer. Toch ging ik even bij Hasdrubal* langs. Zijn vrouw die de winkels bestiert zag het niet zitten, maar net toen ik weg wilde gaan verscheen de baas zelf vanuit zijn werkplaats. ‘Wacht even! Geef mij je horloge’. Uit een doos viste hij een bruin leren ringetje in de juiste kleur en onder zijn werklamp zag ik hem priegelen. Alsjeblieft, pronto. Mijn bandje weer bruikbaar. Ondertussen had ik stiekem een euro gereed gehouden die ik nu toonde. Sjonge wat was hij beledigd. Nee nee, geen sprake van, dit was service! Oh stamel ik: ‘desculpe, obrigado’. Sorry, bedankt. Was hij aardig? Niet echt, hij was eerder hovaardig zou je kunnen zeggen. Portugezen zijn vaak beledigd als je hen voor een hulpvaardig wissewasje geld aanbiedt. Dit geldt overigens niet in de ghetto’s waar de rijke pensionado’s huizen zoals Quinta do Lago of de jachthaven van Vilamoura. Nabij Quinta shopping, waar een espressootje 2,50 kost inplaats van de normale 60 cent, zie je op het asfalt de grootste terreinwagens. En zeker de duurste. Langs de havenkade in Vilamoura (vertaald: Morendorp) staan bij de restaurants Porsches en Hummers. Die restaurateurs wonen misschien in een schuur, maar tonen graag welvaart. De grootste is natuurlijk Luis Figo (Lodewijk Vijg) met zijn sportcafé annex discobar “7”, maar hij heeft zijn geld niet verdiend met de bierverkoop, maar met voetballen, op rechts, in Spanje.

De nieuwe rijken in hun grote auto’s herleven wellicht de grootheid die hen op school tijdens de geschiedenislessen is voorgehouden. De echte rijken, die van geest en zelfrespect, rijden in kleine auto’s en eten in restaurants waar de prima lunch 7 euro kost. Heerlijke mensen en volledig betrouwbaar.

*Hasdrubal was de jongere broer van Hannibal, ook een populaire naam hier.

restaurateur

Deze restaurateur wordt niet rijk, hij serveert een rijke lunch voor 7 euro.

 

 

 

Gepost in Column Oerlemans | Getagged , , | Plaats een reactie

Cor Gout en Dick Brongers te gast bij Den Haag FM

Zondag 19 maart om 11 uur, waren Cor Gout en Dick Brongers te gast bij Den Haag FM i.v.m. het nieuwste nummer van Extaze: ‘Literatuur die het podium betreedt’.
Hier kun je het programma terugluisteren.

Gepost in Home | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Wie heeft er een middelpunt nodig, Anouk Smies door Arjen van Meijgaard

Anouk SmiesAnouk Smies, Wie heeft er een middelpunt nodig?
Eindhoven 2016 (Opwenteling)

Lees hier de recensie

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

De mooie mond van Bobby Cespedes van Ulises Segura genomineerd

BoekUlisesSeguraDe mooie mond van Bobby Cespedes van Ulises Segura is genomineerd voor longlist van de ANV debutantenprijs 2017. De verhalenbundel is de eerste uitgave in de Extaze-reeks, een serie debuten van talentvolle auteurs die eerder in het literaire tijdschrift Extaze publiceerden.

http://www.anv.nl/fondsen-en-act…/anv-debutantenprijs/2017-2

Meer over de Extaze-reeks.
De mooie mond van Bobby Cespedes van Ulises Segura bestellen.

 

Gepost in Extaze-reeks, Home | Getagged , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Presentatie Extaze nr. 21 in beeld

Donderdagavond 2 maart Extaze in de Houtrustkerk.
Foto’s: Eric de Vries

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Nieuw nummer Extaze : ‘Literatuur die het podium betreedt’

Donderdagavond 2 maart, was de presentatie in de Houtrustkerk in Den Haag
De nieuwe Extaze is verkrijgbaar vanaf 1 maart

E X T A Z E   B E S T E L L E N

cover Extaze 21

ESSAYS
Literatuur komt niet alleen tot ons in geschrifte. We horen literatuur op
uiteenlopende podia: waar revues of musicals worden uitgevoerd,
waar muziektheater te zien en te horen is, waar cabaretiers en podiumdichters hun zegje doen, waar zangers teksten zingen die bedoeld zijn om er goed naar te luisteren.
(Tekst)dichter Nico van Apeldoorn ontmoet zijn collega Lennaert Nijgh (1945–2002) in diens songteksten. Cabaretier Fred Florusse herkent het poëtische talent van de komiek Johan Buziau (1877–1958). Historicus Dick Brongers neemt de lezer mee naar de revue tijdens en rond de Tweede Wereldoorlog en weegt de teksten die de artiesten in die periode ten gehore brachten. Didi de Paris erkent de schatplicht van zijn (en veler) podiumdichterschap aan de Antwerpse dichter Gust Gils (1924–2002).
In zijn essay ‘Bertold Brecht en de Eerste Wereldoorlog’ vermeldt Wim Michiel
dat Brecht (1898–1956) al vroeg in zijn carrière de behoefte voelde
om zijn teksten ook op het podium te (laten) vertolken.

KORTE VERHALEN
Gert-Jan van den Bemd
Chris Ceustermans
Kristien De Wolf
Hans Depelchin
Luuk Imhann
Heidi Koren
Liedewij Vogelzang
Theo van der Wacht

GEDICHTEN
Naomi Duveen
Dorien Dijkhuis
Els de Groen
Hanz Mirck
J.V. Neylen

BEELD
Lies Van Gasse

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Erdogan – De Bello Turcico, door Manuel Kneepkens

Ik wist niet dat het woord Barmhartigheid
zo karmijnrood was
zo mediterraan gloeiend van huid

Ik wist niet dat de Barmhartige (Ar Ramaan)
twee kleine borsten had
alsook een hoffelijke schoot

En ik wist niet, dat zij hokte
boven de halal slager in de Lusthofstraat

             O, Lof der Zotheid…

Ik, Erasmus’
Muze
L
man
Ik wist dat niet! Ik las de Bello Turcico

              de Turkenkrijg

O, Erdogan! O, Erdogan! Doe mij maar Turks Fruit!

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

Drie warmmakers voor Extaze 21:

Het Spaarne stroomt, het Spaarne stroomt,
het Spaarne stroomt voorbij

Over de teksten van Bert Vissers (Bender)

Bender

Extaze 21 met als thema ‘literatuur die het podium betreedt’ staat op uitkomen.
In dit nummer verdiept schrijver en (tekst)dichter Nico van Apeldoorn zich in de songteksten van Lennaert Nijgh (1945–2002).
De laatste regel van zijn essay luidt:
‘Laat ik het toch nog maar eens zeggen: volgens mij hoort Lennaert Nijgh thuis
in het rijtje van de beste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw.’
Van Apeldoorn gebruikt hier het woord ‘dichters’ en niet ‘tekstdichters’ omdat hij de songteksten van Nijgh tot de poëzie rekent. Liedteksten kunnen daar dus onder vallen.
Te vaak hoor je verkondigen dat er in Nederland na Nijgh (en Jaap Fischer) geen gelijkwaardige tekstschrijvers zijn opgestaan. Bij een dergelijke opvatting wordt waarschijnlijk uitgegaan van de commerciële popmuziek waarbij het ‘luisterelement’ er zelden of nooit toe doet. Wie buiten dit gebied treedt, kan nog altijd juweeltjes vinden.
Vorig jaar verraste de postbode de redactie van Extaze met een pakje, waarin zich dit keer geen roman, verhalen- of gedichtenbundel bevond, maar een cd van een groep uit, jawel, de stad waarin Lennaert Nijgh was geboren en getogen (en waar nog steeds Jaap Fischer woont): Haarlem. Een cd bestemd voor een literair tijdschrift? Ik luisterde en hoorde dat het Spaarne stroomde in de muziek en in de woorden. Bender heet de groep die deze muziek maakte, Bert Vissers heet de tekstdichter en ‘Broos’ heet de cd.
Wat zo bijzonder is aan Nijgh’s teksten horen en lezen we (in het cd-boekje) hier terug. Versregels die inhoudelijk en ritmisch in elkaar overlopen als in een rustig betoog. Ik voeg het adjectief ‘rustig’ toe omdat de emoties in de teksten niet worden opgeroepen door een opgewonden stem, maar door de woorden en woordcombinaties zelf:
‘Als je morgen wakker wordt, dan zal ik je vertellen dat wij het allemaal hebben gedroomd, omdat het heel eenvoudig niet waar kan zijn. Zie je dat niet?’ (‘Zo mooi’)
Zoek de vijf versregels: je vindt ze niet.
De emotie in het nu volgende couplet…
‘Op het water drijven koffers en iedereen lijkt bang, kom alsjeblieft dichtbij,
echt het duurt niet meer lang.’ (‘Het komt goed’)
…wordt ingehouden door de toon van de ‘toespreker’, die misschien niet gerust kan stellen, maar op zijn best de angst kan bezweren.
Een nummer dat ik wel tien keer achter elkaar heb laten rondgaan in
mijn cd-speler heet ‘Tante’.
Het gaat over een bezoek aan een oude tante die het allemaal niet zo precies meer weet en converserend met haar bezoek (haar neef) vervalt in herhalingen, die de tekst zonder nadere uitleg betekenis geven en de ruimte binnen de vertelling klein houden.
‘Wat fijn dat je langskomt, dat je even bij je oude tante langskomt, ik had het niet verwacht. Hoe laat is het nu? De klok staat stil, de wijzers wijzen aldoor dezelfde tijd maar aan. Was het druk op de weg? Kon je weg van je werk? De buurvrouw boven is gisteren gecremeerd. Wat fijn dat je langskomt, had ik dat al gezegd? Wil je een koekje? De trommel zit nog vol. Hoe is het nu thuis, hoe gaat het met je vrouw en gaan je kinderen nog naar dezelfde school? Die kaart is van je nicht, ze schrijft me elke week en denk maar niet dat zij dat ooit vergeet. Die honderd jaar waren zo voorbij, zoveel sneller dan de dag van vandaag nu. Weet jij hoe laat het is? Alle mensen die ik ken die zijn al jaren dood, maar lieve God, wat is het buiten prachtig weer. Hoe is het met je vrouw en hoe gaat het met je nicht? Had jij nu eigenlijk kinderen? Ik ben bang dat mijn moeder
mij straks niet meer herkent.’
Mooi door het geluid van de opname (Mattie Poels), de perfect acterende stem (Bert Vissers), het rustige arrangement met gitaar (Bert Vissers, Tom Bak) en de na twee coupletten inkomende piano (Mattie Poels).
Ja natuurlijk, het is er nog.
(www.bendermuziek.nl)

De presentatie van het nieuwe nummer is op 2 maart,
Extaze 21 is verkrijgbaar vanaf 1 maart.

(cg)

 

II

 Theo van der Wacht

Waarheen

Geïnspireerd door het thema van Extaze 21 schreef Theo van der Wacht het stuk ‘Waarheen’, een zwarte komedie, waarvan een fragment in Extaze 21 werd opgenomen.

Lees hier: ‘Waarheen’

 

III

Kristien De Wolf, Geen Cava

In Extaze 21 en 22 zullen korte verhalen van Kristien De Wolf worden geplaatst.
Hier alvast een voorproefje van haar bijzondere stijl: ‘Geen Cava’

Lees hier: ‘Geen Cava’

 

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Onthulling cover Extaze 21

 

Film cover Extaze 21 from els kort on Vimeo.

Vertoond tijdens de presentatie van Extaze 21 in de Houtrustkerk op 2 maart 2017.
Coverontwerp en film: Els Kort

Gepost in Home | Getagged , , , | Plaats een reactie

«Stilistisch prachtig (…) volkomen eigen geluid.» – Jos Radstake over ‘Stromen die de zee niet vinden’

CoverStromenvoorDef.inddOver ‘Stromen die de zee niet vinden’ van Rob Verschuren voor NBD | Biblion, 28 februari 2017:
(…) De verhalen die hier verzameld zijn (…) spelen zich overal op de wereld af. Ze trekken zich niets aan van grenzen, maar telkens is er een zacht gevoel van melancholie, waar ook ter wereld. Vroegere illusies moeten in deze verhalen overboord gegooid worden, verwachtingen komen niet uit en ook is er het ouder worden waardoor de dingen niet langer zijn wat ze leken. Er zijn zoektochten naar geluk. Soms hebben de verhalen de structuur van een raamvertelling; iemand vertelt een verhaal, er is een ontmoeting of iemand wordt aan een ander opgedrongen. Soms wordt er tegen ‘de’ werkelijkheid aangeschopt, maar altijd is er de milde melancholie vanwege verwachtingen die niet waargemaakt zijn. Een mooie bundel, stilistisch prachtig, vol rusteloze verhalen. Niet voor niets wordt Slauerhoff genoemd op het omslag, maar ook andere grote schrijvers worden in herinnering gebracht. Toch heeft deze bundel goede verhalen een volkomen eigen geluid.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Stromen die de zee niet vinden’
Meer over Rob Verschuren op de website van Uitgeverij In de Knipscheer

Gepost in Extaze-reeks, Home | Getagged , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Persoonlijkheidsmarketing, door Christian Oerlemans

Lang geleden in de jaren zeventig van de vorige eeuw maakte ik reclame voor Saab. Het was een klein eigenwijs merk waarvan je de fans voornamelijk vond onder abonnees van Arts en Auto, de Hoefslag en het Notariaat Magazine. Dit veranderde met de komst van de Turbo, de overwinningen van Zweedse rally held Stig Blomquist en onze reclame die we messcherp afstemden op de (potentiële) fans. Wie waren dit en hoe hen te bereiken. Wij hadden een onderzoek-model ontwikkeld om ‘persoonlijkheden van merken’ in menselijk-emotionele termen te omschrijven. Meneer Saab bleek een eigenwijze intellectuele individualist, een man (nee zeker geen vrouw) met een vrij beroep en tegendraadse meningen. We maakten dus intellectuele tegendraadse autoreclame, bijvoorbeeld een kop: “100 tot 0 in 6 seconden” waar andere merken pochten over hun 0 tot 100 prestaties. Saab werd in Nederland, procentueel groter dan in welk ander land. Het was het merk waarmee je kon laten zien dat je conventies aan je banden lapte, bijvoorbeeld geliefd bij D66 stemmers(van Mierlo en geen Pechtold).

Zo kom ik bij politiek, fans en verkiezingen. Wij definieerden doelgroepen naar profielen van “fans”, mensen die tot tandenknarsen toe verknocht zijn aan hun “helden”. Denken we meestal aan popartiesten of voetbalclubs of Youp van t Hek, maar ook ‘merken’ zijn helden. En niet te vergeten politici! Met ons ‘persoonlijkheidsonderzoek’(*) konden we Fans van merken als Saab, de Hema, Autogas of Centraal Beheer behoorlijk profileren. Je zag ze voor je. Probleem was om ze gericht te bereiken.

Nu veertig jaar later is dit probleem opgelost door social media als Facebook (o.a.). We hebben nu Big Data. We hoeven geen mensen meer op te bellen, om via een vragenlijst met projectietechnieken de emoties te achterhalen achter hun keuzes. Iedereen laat nu voldoende digitale sporen na van zijn/haar gedrag, via social media, mobiele telefoon, via Googelen en liken.

Persoonlijkheidsonderzoek werd populair in de jaren tachtig, zowel wetenschappelijk als commercieel. Psychologen ontwikkelden het OCEAN model: Openness, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness, Neurotism. Dit is het standaardmodel geworden in de psychometrie. Probleem was (en bleef heel lang) dat het een ingewikkeld kwalitatief onderzoek vergde om mensen op basis van deze vijf kenmerken te identificeren. Wij werkten met gedragsvragen die je nu via Facebook kunt beantwoorden, bijvoorbeeld wat vind je leuker schaken of bergbeklimmen, hou je van dieren en zoja welke (aaibaarheid, agressiviteit, angst), hou je van Lady Gaga of van Willeke Alberti? Ook als je geen psychologie hebt gestudeerd snap je waar dit heen gaat. Allemaal heel leuk en spannend totdat je de enge kanten ervan begint in te zien. Het lijkt namelijk een spelletje. Kijk maar op discovermyprofile.com van de Cambridge University (ja heel betrouwbaar). “Choose a test or category to begin discovering your psychological profile..” Met deze aanmoediging haalt de afdeling psychometrie van deze oude universiteit via Facebook een vracht gegevens binnen. Honderdduizenden argelozen voeren de tests uit, in de vorm van een online quiz, een spelletje.

Nu kom ik bij Michael Kosinsky.

Kosinsky

Kosinsky werkte samen met David Stillwell bij het Psychometrie Centrum van Cambridge University. Stillwell had in 2008 de MyPersonality-app bedacht en samen bouwden ze hiermee een enorme dataset op, die ze combineerden met andere data die online via social media over mensen verkrijgbaar is. Ook de mobiele telefoon biedt een actuele bron van informatie. Big Data. Op zich een hutspot aan gegevens, maar we hebben nu algoritmen om de weg te vinden in datastructuren. Door massa’s datapuntjes te linken kunnen we behoorlijk nauwkeurige voorspellingen doen over menselijke gedragingen. Kosinsky zei dat hij met 300 Facebook likes meer aan de weet kon komen over iemand dan diens (bed)partner ooit zou weten. Het beangstigende begint al in zicht te komen. Geen wonder dat hij – de naieve wetenschapper?- gebeld werd door een zekere Aleksandr Kogan van Strategic Communication Laboratories, die graag – tegen ruime betaling – toegang wilde tot de MyPersonality database. Wie of wat was Strategic Communication Laboratories?
“The leading supplier of Information Operations, Strategic Communication and Public Diplomacy services to governments and military clients worldwide.”.
En verder: “A strategic communication centre puts influence, control and power back into the hands of the government and military. It is an essential component for Homeland Security, Conflict Reduction, International Public Diplomacy and un-mediated Government communications. Over the last 15 years the military use of Psyop has saved thousands of lives on both sides of military conflicts. In the future, conflicts may well be resolved on the global media stage, so that direct action becomes an unnecessary tactic.”

SLC is een conglomeraat van bedrijven die betrokken zijn of waren bij verkiezingen in allerlei landen van Oekraïne tot Thailand en Nigeria. En in 2013 ontstond een bedrijf dat zich specifiek richtte op beïnvloeding van de Amerikaanse verkiezingen: Cambridge Analytica.
Kosinsky vertrouwde dit niet, sprak erover binnen de Universiteit. Hadden ze zijn model nagemaakt, gestolen, buiten hem om verkocht? Ruzie dus met gevolg dat hij vertrok en verhuisde naar Stanford in Amerika. Volgens mijn informatie verdween Aleksandr Kogan naar Singapore waar hij nu Dr Spectre heet (Special Executive for Counter-intelligence, Terrorism, Revenge and Extortion).

In 2015 blijkt dat Cambridge Analytica werkt voor Leave. EU van Nigel Farage. Het bedrijf onderzoekt persoonlijkheidskenmerken van Britten die uit de EU willen, zodat er in de politieke campagne met ‘micro targeting’ kan worden gewerkt. Het model dat Kosinsky in zijn wetenschappelijke enthousiasme heeft ontwikkeld kan nu politiek worden gebruikt als mensen-zoekmachine. Wie zijn de (potentiële) Brexit fans, hoe selecteren we die om te winnen. Terwijl ‘gewone’ kwantitatieve onderzoeken vertellen dat het met de Brexit zo’n vaart niet loopt, wordt er onder de radar op een ongelofelijk slimme en manipulerende manier stemmen geronseld.
Het begint op een thriller te lijken: in september 2016, vlak voor de Amerikaanse verkiezingen, betreedt Alexander Nix, CEO van Cambridge Analytica, het podium tijdens een Economisch Forum voor internationale beleidsmakers. Hij vertelt dat zijn bedrijf al anderhalf jaar werkt voor de Republikeinen, voor Trump. Hij veegt de vloer aan met het klassieke denken in doelgroepen, zoals alle vrouwen, of alle etnische Amerikanen. Hij beweert dat Cambridge Analytica de persoonlijkheid van elke volwassen Amerikaan heeft geprofileerd. Geen demografie, maar psychometrie, gewoon alle beschikbare informatie verzamelen over het gedrag van mensen (in Amerika zijn deze data vrij eenvoudig te koop) en deze Big Data verwerken volgens het OCEAN model. Hij is er erg open over. Erg zelfverzekerd ook. Vrijwel elke boodschap die Trump twittert, is gedreven door Big Data – zegt Nix. Trump schijnt een digibeet te zijn, maar met behulp van een smartphone werd hij president.

Het enge van dit verhaal is dat mensen kunnen worden opgezocht en geselecteerd via de digitale sporen die ze –ook onbewust- overal achterlaten. Met deze Big Data kan de persoonlijkheid worden achterhaald: wie staat open voor verandering en vernieuwing, wie is dogmatisch, wie is angstig, onzeker, wie is zwijgend boos, wie is jaloers, wie haat autoriteit of wil juist een strenge leider. In deze digitale wereld is gepraat over algemene Normen en Waarden nutteloos, want iedere persoonlijkheid blijkt er eigen normen en waarden op na te houden. Daar kunnen we nu achterkomen. Foldertjes uitdelen, debatteren op televisie, het is allemaal aardig, maar wéten wie je (potentiële) fans zijn en die met een psychologisch scherp geslepen boodschap één-op-één te pakken nemen, dat is minder aardig maar heel erg effectief.
Om terug te komen op Saab: het bleek dat een voorliefde voor bepaalde oer-Amerikaanse automerken al een goede indicator was voor potentiële Trump-stemmers.

(*) Persoonlijkheidsonderzoek ontwikkeld samen met psycholoog en partner John Coffeng. Veel informatie voor dit verhaal verkregen via Motherboard/Vice.com.

 

 

 

Gepost in Column Oerlemans, Home | Plaats een reactie

Geen Cava, geen light, Kristien De Wolf

(Uittreksel uit het boek Stof)

Jaren gingen voorbij, snel en geruisloos. Dag na dag hadden wij de tijd gedood, efficiënt en zonder tastbaar resultaat. We hadden geen kinderen, geen fotoalbums om in terug te kijken, alleen een huis. De zon bleef rond de aarde koersen, onverstoorbaar meer van het zelfde brengend, verraderlijk vretend aan ons welzijn en onze dromen. Zelf had ik er maar één, en die gold Ava’s geluk, maar ook die droom leek elke dag minder te zullen uitkomen.

We vierden Nieuwjaar gewoon thuis, voor de televisie, met eten van de Blauwe Poort. Inmiddels hadden we een ander exemplaar dan vroeger, met een groter, vlakker scherm. Ik keek naar Ava op wier gelaat de jaren en haar levenswandel uitgetekend stonden. Ze was nog steeds knap op sommige momenten, zoals nu, maar droefheid had onmiskenbare sporen op haar gezicht nagelaten. Toch was onze stemming tamelijk vrolijk. We spraken al weken over de millenniumbug en hoopten luidop op een grote sensatie, op het einde van de wereld. Ze zou er niet om geven, zei ze. Een algemeen onontkoombaar einde van alles en iedereen.
‘Een elegantere exit bestaat er niet, Sieg. Als ik me mijzelf voorstel terwijl ik in mijn doodskist lig, dan moet ik zeggen dat dat er vredig uitziet.’
‘Je gaat niet dood wanneer je wilt hoor,’ antwoordde ik.
‘Zo erg zou dat toch niet zijn, Sieg. Ik ben tevreden. Er is niets waar ik spijt van heb. Nu is net zo goed als ieder ander moment.’
Voor Ava zou het een bevrijding zijn om onder de vermoeidheid uit te komen en alles te vergeten, als ze maar kon weggaan zonder schuldgevoel. Ik had mijn eigen redenen om hierin mee te gaan en stiekem te hopen dat het er inderdaad mee gedaan zou zijn, zo dadelijk. Mijn verzuchting lag echter helemaal anders dan die van Ava. Ik hoorde hier immers hoe dan ook niet thuis. Op deze aarde was ik een zonevreemd voorwerp. Het leven had mij niet verwoest zoals het dat met Ava had gedaan, ik was er zelfs nooit aan begonnen. Ik had hier nooit moeten zijn. Dat was het gevoel dat ik steeds meer had. Mijn materiële leven was vanaf de start een misrekening geweest, een miscast, slechte timing, het verkeerde toneelstuk.
Er gebeurde echter helemaal niets. De millenniumbug werd niet ontketend. De wereld verging niet. We hadden allebei laptops en klapten die om vijf over twaalf open om te zien of ze nog leefden. De toestellen startten op zonder de minste moeite. We keken elkaar aan met zekere spijt. Toen moesten we lachen. Zoals in de mooie oude dagen sloeg er een vonk over, en we vonden elkaar in een enorme ontlading van spanning. We lachten en lachten.

De volgende dag namen we een laat ontbijt met alles erop en eraan. In de keuken was het aangenaam warm, wat extra gezellig is met regenachtig en grijs weer. Het leek alsof we een besluit genomen hadden. De hoop op een ex machina-verlossing was vervlogen, en dus maakten we er maar het beste van met gekookte eieren, gerookte zalm, witte toast en echte roomboter, geen light, allemaal die ochtend pas gehaald. Ik voelde me nog fris van de korte ochtendwandeling door de slaperige stad. Onze stadsgenoten lagen nog bij te komen van de zware feestnacht, maar wij waren al op en buiten geweest, en dat gaf mij een wonderlijk gevoel van plotse vitaliteit. Ik zag er ook iets van weerspiegeld bij Ava, die drie zachtgekookte eieren en vier toast met zalm en peterselie opat. We dronken een goede fles champagne bij het eten, geen Cava.

Gepost in Columns, Proza | Getagged , , , | Plaats een reactie

ALLE HENS – 2017 (een danscantate), Theo van der Wacht

Het voetlicht pint een schip dat oprijst uit een golfdal. Grondzeetjes belagen het decor. Een knikje van de regisseur, en de scheepskapel schiet in postuur. Op de ouverture van Händels Watermusic overspoelen ballerina’s het toneel. Oliegoed als kledij. Spitzen zoeken been om op te staan. Onze prima donna danst de pirouette van de Storm. De kompasnaald, totaal van streek, tolt in de rondte als een windvaan – Noordoost of om de Zuid? Waarheen koersen wij, kapitein? Varen wij straks op huis aan, of De Vliegende Hollander achterna?
Rofffels van de paukenist, en wij stampen en rollen in vijfkwarts maat. Aan loef onderschat, onder luid applaus, Neptunus onze zeemanschap. De ‘ouwe’ schippert naast God; de stuurman houdt de gps bij de hand. – Land in zicht, sist de souffleur die zich verschuilt in zijn fluisterboot. Straks langszij, doet ook de dramaturg graag een bakkie met ons mee.

– Voor en achter! Een touwtje naar de kant, en ons narrenschip verbindt zich met de wal. Fanfare. Onder donderslagen op muziek paraderen dadaïsten op de ka. Òp naar de valreep. Jivend schrijven wij het eeuwfeest van de ragtime.

De contouren van een oude binnenstad, Venetië voor mijn part. Ons projectkoor rept van een basiliek in nood. Duister licht doorstroomt het antieke glas-in-lood. Een kruisbeeld weerspreekt de zachte dood. De P van penitentie? – Mijn lieve god, waar leidt dat heen – Straf? Boetekleed? Lijdensweg? Enkele reis Louteringsberg? Onze aalmoezenier preekt door mij heen, in een kerkelijk Grieks-Latijns idioom, over schuld, verdoemenis en Hel. –Wat een kul, scandeert in koor de bemanning met mij mee, en eensgezind: -Wij willen geen ouwel en azijn, maar brood en wijn. De kapitein onthutst tot de dramaturg: -Niet de zweep, geef ze liever maar hun zin.

En het publiek? Dat vraagt zich af, waartoe zo’n houten klaas van een kapitein? Waar bleef de Bestevaer, de zeebonk annex admiraal van onze gouden V.O.C.? En het verhaal? Nog weinig touw aan vast te knopen, geen meerpaal waarop is te vertrouwen. Nee, soms weet je het ook als auteur niet helemaal meer, speel je leentjebuur bij de antieke literatuur, hopend dat je in jouw labyrint de draad niet uit het oog verliest, en even moedig als behoedzaam een schrijversblok vermijdt.

De schouwburgdirecteur in een ter zijde: – Onze zorg is de solvabiliteit, hoe houden wij de kosten in balans. Het grote publiek verkiest nu eenmaal voetbal boven Debussy, een parenclub in plaats van het toneel, Pink Pop boven Kind of Blue. Weet wel, wij als bestuur laken de bonuscultuur, een gift oké, maar concessies, nee!, wij doen geen zaken met de bonzen, die gouddelvers van de media, de reclame en ict.

‘Hoger honing,’- Primarius vertolkt de bumble bee, de dansers raken in the mood, ‘roekeloze bijen in het zwerk’. Prima donna zit een vlinder achterna, raakt een pasje uit balans, en balt dan onder luidkeels applaus, die voor mij bedoelde vuist…

Een luchtgeest? Nee, die is uit de tijd. Maar wel trekken er stevige buien over. Ik laat de zaal de zaal, en neem poolshoogte aan boord of alles zeevast is gesjord. Nee, er ontbreekt geen steek, dus is er nog tijd genoeg voor een douche:

Ik ben de muze van de pure jazz

Ondanks country, soul en rock

ging de ragtime nooit op de fles
De blues zing ik immer nog in bes
Ik ben oud maar niet de jaren zat
Draai al zestig jaar swing op vinyl
Mijn platen tonen almaar fraaier
hun schorre klank, als fan weet ik
De echte jazz houdt eeuwig stand…

De regisseur betreurt mijn smaak, prevelt wat, en prompt belanden wij in een havenkroeg. Dit dranklokaal geurt naar zweet en bier,van deur tot hier. Het zit er vol met het schuim van nabije zee en verre oceanen. Zuipen op het geluk. Prut. Skol. Prosit. Vanuit de jukebox kreunt een bandoneon. Onze lichtmatroos wordt bij de arm genomen door een travestiet. Rosa is de naam, wie kent deze mens nog niet. Zij maken ongekende passen. Ze dansen onmogelijke figuren. Zij sturen de tango van vandaag. De tango die ik nooit zal leren – Rosa Rosae Rosam.

Pauze. In de foyer drinkt het publiek de koffie inclusief. De troep en de muziek bekomen van de mise- en- scène. Vanuit de scheepskajuit klinkt aanhoudend hoongelach. – Die artiesten? Nee, die zijn niks gewend. Geen zeebenen als wij, en zit het even tegen, dan weten zij geen raad, verzanden ze in paniek. Maar wat nu als de smaak omslaat en jij niet? Ons publiek is nagenoeg vergrijsd. Zie om je heen. De zaal stroomt aardig vol. Maar jeugd? Nee, die verkent de wereld digitaal, You Tube brengt ze in a minute nergens en overal naar toe. Homerus, Dante, Shakespeare, Vondel? Kunnen allemaal gemakkelijk op A4 , klusje van hooguit een kwartier, en why not, de meeste sterren van weleer verbleken bij die van vandaag, nu is koning voetbal baas op de Olympus, stroomt de poen als water naar de slimste plaatsen, staan bouwmagnaten cool te dringen bij ruïnes, is….Jezus Christus vooral een Rockstar, wedden wij op Messi of Ronaldo, en bovenal, de wapenindustrie moet roken, anders verpieteren onze pensioenen en boeken er van onze generatie straks maar weinigen een weekje naar de maan. – Bankiers, bestuurders, artsen en advocaten: in farmacie en bier is het vorstelijk beleggen, en sport en oorlog prima te fuseren tot een lucratief verzetje. Mensen? Die soort plant zich sneller voort dan geen ‘pil’ zich ooit heeft durven wensen.

Trompe l’oeil, de aardbol als decor. De tenor oreert: – Zij is niet plat, hoe je ook vaart, je raakt er niet vanaf, verzeilt hooguit ergens aan de grond. Een bevel, en het orkest steekt oorlogsvuurwerk af, zigzaggen de ballerina’s door een mijnenveld. Onze sopraan in zwijm. Geveld. Een voetnoot bij zulk kunstgeweld.

De robot op mijn smartphone staat voortdurend op stand by. En op Twitter wordt toevallig net een scheepsarts aangeklaagd. Wee de allesziende blik, die nu ook onze dromen hackt. Krochten waarin verlangens smeulen, in slecht versleutelde zinnen,- geen kunst om erin binnen te dringen. Robot spreekt als hij op dreef is, mij bij elke leugen tegen, kijkt ook niet weg als ik het privaat bestijg of anderszins.., wat door de censor werd gewist. Van slag? Nee. Soms geloof jij zelf niet wat je schreef. Robot heeft aan geveins een broertje dood, voor mij als schrijver is dat beleg op het dagelijks brood, ik die het gekoer op mijn balkon reeds als orakel duid: Roekoekoe , Amabilis Columba, mijn geliefde duif.

Het zaallicht dimt als het gaat stormen op de planken. De spanten kraken. Ballet zeilt mee. De haren van de regisseur verwaaien. Koor zet spontaan een strijdlied in: ‘ Kom op publiek, sluit de rijen’. De zaal veert op, zingt mee in vele talen. Decor kleurt schaamrood. Sirenes loeien. Ballerina’s zetten het op een lopen, struikelen over rollators en prothesen. – Een stervende zwaan? – Nee! Onze prima donna kan op geen been meer staan.

-Help! Man over boord. Herhaaldelijk eenstemmig door het koor gescandeerd. Decor: een Danteske ‘hemel zonder sterren’. Pikkedonker. Geen schim te zien, geen echo hoorbaar. Stap voor stap neemt ballet het voortouw nu weer over. – Muziek, alsjeblieft. De dirigent bladert onrustig in een partituur, lijkt zelfs wat overstuur. – Orpheus in de Onderwereld, suggereert de regisseur.
Wat nu? Er staat niks over in het draaiboek. Wie daarvan schrikt, haakt hier nu wijselijk af. – Kijk voor je!, waarschuwt de souffleur.

De maten wankelen. Onze harpist slaat in het wilde weg accoorden aan. Acrobaten bootsen wenteltrappen na. In een spiegelruit zie ik naast een levensboom mijzelf… niet staan. Bas zingt: – Komt dat zien. Open doekje vanuit de zaal. Op een selfie staart een vlek mij onbarmhartig aan. En prompt nu pleeg ik geestelijk verzet, geef die complete nonsense cadeau voor een helder ogenblik.

– Berg op, berg af, hijgt onze bas.
– Hier zijn geen bergen, kreunt het koor.
Ballerina’s op de blaren. Sopraan volgt op haar tandvlees.
– Berg op, berg af.
– Hier zijn geen bergen.
It keeps you going, gniffelt de kapitein.
Anyhow, val ik hem bij.
De zon gaat onder. Sterren stralen. Venus baadt in het avondrood en Mars is in de wolken. Wonderschoon! De dansers vliegen af en aan, ons podium een duiventil. Nu allemaal in koor:
– Het zijn geen bergen, het zijn de golven… schuimend als Brugs kant. Vlokken wolken over het toneel, stuiven door de zaal. Nergens en overal.

Een gestalte komt overeind, wrijft zich de ogen uit, en zucht:
– Stuurman, het lijkt wel of ik heb gedut. Wat doen al die flessen hier in mijn kajuit?
– Kapitein, die vormen geen probleem. We zijn zeeklaar. Getij en weer zijn optimaal, dus zegt u het maar, waar koersen wij op af?
– Stuur, ik ben lang nog niet zover. We roepen eerst de crew om voor een laatste samenzijn.
– Pikheet! Pikheet! (en de hele troep draaft in een oogwenk aan.) – Mensen, wij proosten op de toekomst, waar en wat die ons ook brengen moge. De kapitein vervolgt zijn speech in wereldtaal, eigen aan alle mensen in de zaal. Men verorbert zijn woorden. Algen en zeespinazie worden alom geprezen, oorlam aan de geschiedenis teruggegeven. Digitale oesters? Perfect, die pruimt niet iedereen. Zeekraal? Ja, dan verdwijnt nu eindelijk eens die slappe jonge sla uit de verweekte eetcanon. En hoor, ook de muziek werkt mee aan dit eetfestijn. La Mer, De Zee voor wie geen Frans verstaat, wordt als plaat op onze pick-up bij weer en wind, z(st)eevast aan gort gedraaid.

Anker òp. De hele troep staat op de kaai. Wij worden luid en langdurig toegezongen en uitgezwaaid. Het nachtelijk decor onthult de Melkweg. Pijl wijst naar stip, onze eigenste plek. Een tikje van de dirigent, en het orkest verkent het heelal via een meertrapsraket.
– The Planets, ook dat nog, verzucht de dramaturg. Wie maakt een eind aan dit refrein.
– Een paar maten verder, kerel, en we zijn er weer van af, troost hem ons aller kapitein. Een sterrenwacht begeleidt ons hogerop. Een heerbaan die met symbolen en getallen is plaveid. Star wars verbleekt met lichtsnelheid tot ver verleden tijd. We vliegen ons begin tegemoet, verliezen kilo’s, maar winnen aan gewicht. Ik draag Robot op mijn hart, voor je het weet zijn we al bij Mars, een astronomisch afstandje van niks.

De scheepsfluit snerpt. Het is onze trombonist, die zat er even lelijk naast, en bracht mij weer bij de tijd.
– Ga ik nu voor het toneel, of kies ik straks weer zee, doe ik mijn geliefde havens aan?

Komt een mens in beeld. Het is geen vrouw, het is geen man, het is een recensent. Onze sopraan slaakt gilletjes… De bas verslikt zich in een noot. Het orkest houdt zich de oren vast. Prima donna grijpt naar een bonenstaak. Ballet loopt spaak. Verlichting radeloos. En het decor vat vlammetjes….

De zaal doodstil. Regisseur in coma. Wie neemt het over?
– Treurmars inzetten?
– Nee!
– Ballet in rouwkostuum?
– Nee! Wij willen rozen als decor. Tenor:
– Die ratelslang van een scribent …
– We weten waar hij woont, roept iemand uit de zaal.
– Kop eraf. Kop eraf! Onze koningin tegen haar piekenier:
– Wat een pit, Wil. Dat zijn tenminste nog eens jongens van De Wit!

De aarde heeft niets te stellen met de mensheid. Zij draait zich op haar andere zij en sluimert. Opwarming en mijnbouw zullen haar niet verontrusten. Mensenrechten haar evenwicht niet verstoren. Zij vertrouwt blindeling op haar elementen, bestaande uit vierennegentig korpsen talloos vele miniscule ingredienten, die haar terrein beheren en waar nodig rücksichtslos bewaken. De aarde, nee, die heeft totaal niets met de mens te stellen.
– Bemanning, Quo vadis en hoe verder?
– Voor ons de vraag, voor de aarde een weet, die in haar anders zijn besloten ligt.
– Stuurman, dat eindje touw daar, is dat nu nergens vast te knopen?
– Kapitein, ik zou zo gauw niet weten waar.

 

 

Gepost in Gedichten | Getagged , | Plaats een reactie

«In dit type verhaal kan Verschuren zich meten met Jorge Luis Borges.» – Jan Hendrik Bakker

Over ‘Stromen die de zee niet vinden’ van Rob Verschuren
in Den Haag Centraal, 23 februari 2017:

Lees hier de recensie

DHC23-2-2017Verschuren

Gepost in Extaze-reeks, Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

2 maart presentatie Extaze 21: ‘Literatuur die het podium betreedt’

ExtazeinHoutrustkerk21.indd

Literatuur komt niet alleen tot ons in geschrifte. We horen literatuur op uiteenlopende podia: waar revues of musicals worden uitgevoerd, waar muziektheater te zien en te horen is, waar cabaretiers en podiumdichters hun zegje doen, waar zangers teksten zingen die bedoeld zijn om er goed naar te luisteren. Dick Brongers en Cor Gout spreken met elkaar over de revue in de Tweede Wereldoorlog, onderbroken door tekstschrijver-pianist Hans Steijger die ‘goede’ en ‘foute’ liedjes uit die tijd ten gehore brengt. De politiek geëngageerde schrijver/teksdichter Nico van Apeldoorn draagt voor de pauze, begeleid door gitarist Dolf Planteijdt, voor uit eigen werk en verstaat zich na de pauze met het werk van de in 2002 overleden tekstdichter Lennaert Nijgh. Naomi Duveen leest gedichten voor die zijn gebaseerd op haar (te) vroeg afgebroken danscarrière. Beelden van de clown Buziau (1877–1958) worden van begeleidende tekst voorzien door cabaretier Fred Florusse, bekend van Don Quichocking. De zaal van de Houtrustkerk zal zijn opgesierd met panelen van de expositie ‘Variété aan Zee’, de geschiedenis van het variété in Den Haag in beeld, die eerder in het Atrium te bezichtigen was. Cor Gout (presentatie) en
Hans Steijger (met een toegift) sluiten de avond af.

Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur,
dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Harold Verra / Bigfatzo Productions

Gepost in Home | Plaats een reactie