Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze nr. 26,
de nabeelden

Donderdagavond 7 juni werd het nieuwe nummer van Extaze gepresenteerd, een avond met alleen maar hoogtepunten: scherpe voordrachten, Jazzy muziek, fijnzinnige gedichten met veel ruimte voorgedragen, Noise, en de ‘punktijd’ was voor even weer terug.
De optredenden:
. Rutger H. Cornets de Groot (voordracht);


. Voordracht Cor Gout (tekst: Dick Brongers): ‘de stem van Max Blokzijl’;
. RED, light: Ellister van der Molen, Bob Wijnen (muziek);
. Maria van Oorsouw (gedichten);
. Sebastiaan Schlicher: fragment van de opnames met noise-collectief Amerikan Teenager in het Luceberthuis (film);
. Leonor Faber-Jonker over Ton Lebbink (woord, beeld, geluid).
De volgende Extaze in de Houtrustkerk is op 13 september.

De mooie foto’s hieronder zijn van Eric de Vries.

Gepost in Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Wat is er gebeurd, oude M.?, Helge Bonset

1.
Wat is er gebeurd, oude M.? Wat is er toch met je gebeurd?                                                      
Op een avond ga je naar boven en val je van de trap. Je wordt naar het ziekenhuis vervoerd en daar overlijd je de volgende dag. Je bent dan drieënzeventig jaar. Je was altijd gezond. Tot zover de feiten.

2.
Je bent in je woonkamer, alleen. Het is laat op de avond, je vrouw ligt al lang in bed. Straks ga je de trap op, naar je eigen slaapkamer.
Je zit op de bank waarop overdag meestal je vrouw ligt. Er tegenover staat een tweede bank: die voor het bezoek, waar ik altijd op zat in de jaren dat ik bij jullie thuis kwam. Achter je leunstoel bij het raam brandt nog de staande schemerlamp. Kennelijk heb je daar eerst zitten lezen. Maar nu heb je je boek uit, of weggelegd.
De hangklok tikt. Het licht van de schemerlamp weerkaatst in de glazenkasten, één gevuld met serviesgoed, één met boeken.
Er is geen tv in de kamer. Aan de muur hangt nog het kastje van de voormalige draadomroep.
Op de eikenhouten tafel bij je bank staan je glas en de whiskyfles. Je zit voorover, je ellebogen rusten op je knieën, je handen houden je hoofd vast. Je kijkt naar de grond. Af en toe richt je je op en schenk je je glas vol.
Ik probeer je gezicht te zien, maar steeds als je je glas in één slok leeg hebt gedronken, verberg je je hoofd weer in je handen. Ik zie alleen je stevige grijze haardos, met die mooie slag erin. Je bril ligt voor je op tafel.
Waar denk je aan, oude M.? Wat denk je?
Je kijkt op de hangklok en staat op. Terwijl je houvast zoekt aan meubels en muren, knip je alle lichten uit. De bijna lege whiskyfles en je glas heb je al in een gesloten kastje van het dressoir gezet.
De kamerdeur piept, dus je opent en sluit hem heel voorzichtig om je vrouw niet wakker te maken. Dan ga je de trap op naar boven.
De trap maakt een bocht naar rechts. Duizenden malen heb je op die trap gelopen en die bocht gemaakt. Zo lang wonen jullie hier al.
Maar dit keer glijdt eerst je ene been weg en dan je andere. Je handen grijpen in de lucht, je valt achterover met je hoofd tegen de muur, en dan nog eens voorover alle traptreden af. Als een levenloos, gebutst omhulsel lig je onderaan de trap.
Nu wordt je vrouw toch nog wakker.

3.
Van je zoon, de jonge M., hoorde ik wat er gebeurd was. Ik ging naar het rouwcentrum waar je lag opgebaard. Het centrum had zijn best gedaan om al je blauwe plekken en builen weg te schminken, maar echt gelukt was dat niet. Je ogen hadden ze gesloten.
Wat was je eigenlijk klein en dun in die kist!
Ik keek een tijd naar het raadsel van de dood. Jouw persoonlijke raadsel hield me pas later bezig.
Ik zocht je vrouw op. Ze zat in jouw leunstoel en huilde. Hoe had het kunnen gebeuren? Hoe had ze het kunnen voorkomen?
Ze had spijt, berouw, dat ze al zoveel jaren geleden tegen je had gezegd dat jullie maar apart moesten gaan slapen. ‘Ach, die oude lichamen…,’ had ze als verklaring gegeven, en toen was er een tweede slaapkamer voor je ingericht.
Had ze je de laatste jaren niet teveel alleen gelaten? Had ze zich genoeg afgevraagd wat er in je omging?
Daar wist ik ook geen antwoord op. Dus ik humde alleen af en toe instemmend, ten teken dat ik je vrouw begreep, dat ik met haar meeleefde zelfs. Dat ook ik het erg vond dat er op jullie bovenverdieping voortaan een slaapkamer leeg zou staan.

Op je begrafenis sprak de jonge M. Hij sprak je rechtstreeks toe, zoals ik dat nu ook doe. Ik hoorde dat toen voor het eerst op een begrafenis.
In onze jeugd vroeg hij mij ooit of ik ouders kende die nog stommer lulden dan de zijne. Maar nu sprak hij liefdevol. Hij was ouder geworden en besefte dat hij van je hield.
‘Ja Pa,’ zei hij, nadat hij al je goede kanten had belicht. ‘Nu komen we toch onherroepelijk bij wat níet jouw sterkste punt was. Dat was praten, over wat je dacht of wat je voelde. Over jezelf.’
Het werd niet opeens muisstil in de zaal. Dat was het al. Maar het golfje van herkenning dat door de mensen ging die gekomen waren om jou te herdenken, was onmiskenbaar.

4.
Dat ik zo weinig weet over jouw laatste uren, dagen, maanden, jaren ligt natuurlijk niet alleen aan jou. Ik had ook zelf vragen kunnen stellen. Aan jou, toen je nog leefde, en later aan je vrouw of je zoon.
Maar je vrouw praatte tijdens mijn sporadische bezoeken al gauw niet meer over jou, maar over Indië, en de mooie tijd die jullie op de onderneming gehad hadden. Ze vroeg me soms om Indonesische woorden in te vullen die ze vergeten was (‘Ach, help me even….’), wat mij nooit lukte omdat ik alleen pedis en goedang had onthouden uit de tijd dat ik bij jullie kwam eten.
Later moest ik ook Nederlandse woorden voor haar gaan invullen. En toen je vrouw me een keer opgetogen begroette met ‘Peter!’, de naam van jouw intussen ook overleden broer, wist ik dat ik geen antwoord meer zou krijgen op de vragen die ik niet had durven stellen.
Je vrouw viel op een dag en brak haar heup. Toen die geheeld was, werd ze vanuit het ziekenhuis rechtstreeks vervoerd naar een tehuis waar ze nog tien jaar lachend en knikkend doorbracht in haar rolstoel, zonder ooit een woord te zeggen.

En je zoon? Terwijl ik dit schrijf, is de verleiding groot om hem alsnog te vragen wat er met jou is gebeurd. Maar ik spreek de jonge M. niet meer dan een of twee keer per jaar, en alleen door de telefoon. Elk jaar belt hij mij op de dag van mijn verjaardag, die toevallig ook de jouwe is. Misschien houdt hij zo ook de herinnering levend aan jou. Een paar maanden later bel ik hem op zijn verjaardag terug, als ik dat niet vergeet.
En daar komt bij: de jonge M. is niet jong meer. Hij is nu vijfenzeventig. Twee jaar ouder dan jij bent geworden, twee jaar ouder dan ik nu ben. Kort geleden had hij een herseninfarct, waarvan hij nog aan het herstellen is. Hij kon op tijd zijn zoon bellen die om de hoek woont. Hij heeft geluk gehad. Maar je kunt je misschien voorstellen, oude M., dat ik er nu niet zo makkelijk toe kom om telefonisch bij hem naar jouw einde te informeren.
Terwijl ik schrijf over wat er met je gebeurd is, moet ik dus mijn fantasie aan het werk zetten. En mijn herinneringen aan jou ophalen.
Je zit weer (of nog) in je woonkamer, laat op de avond, hoofd in je handen, whiskyfles en glas op tafel. Waar denk je aan?
Misschien aan je jaren als planter in Indonesië, door jou en je vrouw de rest van jullie leven als Indië aangeduid. Het paradijselijke land waar Soekarno jullie in de jaren vijftig zo onverwacht en onverdiend uit verdreef. En misschien ook aan de garage van je broer, waar je bij jullie terugkeer aan de slag kon, of beter gezegd moest. De rest van je werkzame leven heb je daar de klanten geholpen alsof het verkopen van auto’s je eerste keuze in het leven was.
Eén keer maar heb ik je teleurstelling gezien, op een avond toen ik als jonge student, geheel in de geest van die tijd, betoogde dat werken eigenlijk helemaal niet belangrijk was in het leven. Dat het er vooral om ging dat je jezelf ontplooide, dat dat op allerlei manieren kon, en dat het dus prima was als mensen niet werkten.
Jij kreeg tranen in je ogen, oude M., je verhief je stem, je vroeg mij om me eens voor te stellen hoe het was als je plotseling midden in je leven alles verloor, al het werk dat je met zoveel moeite had opgebouwd. Ik schrok en krabbelde haastig terug. Zo had ik het niet bedoeld, en zo wilde ik jou liever niet zien.
Misschien denk je aan je kinderen: twee al gescheiden, de derde op komst. Je begrijpt daar niets van. Waarom kan het bij hun niet gewoon zo gaan als bij jullie? Jullie hebben toch het goede voorbeeld gegeven?
Ja, je vrouw en jij waren een twee-eenheid, in woord en in daad. Al was het zo dat haar spottende, scherpe tong en grillige temperament altijd de boventoon voerden. Jij lachte op de achtergrond gul mee, je viel haar niet af, hoe onwaar of absurd het ook was wat ze zei. Ook als het gesprek ging over de exen van jullie kinderen waren jullie even solidair als genadeloos.
Misschien denk je aan je afnemende krachten. Aan hoe je vrouw honderden meters voorop loopt als jullie samen wandelen. ‘Lopen jullie maar door, hoor!’ zei je tegen mij en haar, toen ik jullie een keer tegenkwam en aanstalten maakte om een stukje mee te wandelen. Dat deden we. Ik kon haar bijhouden, ik was nog jong. Na een tijdje keek ik om en zag ik jou in de verte achter ons aan strompelen. ’Zijn knie,’ zei je vrouw terloops. ’Maar hij komt wel, hoor.’ Ze hield onze pas er stevig in tot we in het dichtstbijzijnde dorp waren.
Of je denkt aan de laatste keer dat je met je vrouw ging zeilen, vanouds je lust en je leven. Er stak een onverwachte wind op, je raakte de greep kwijt op het grootzeil, de fok, alles wat je vroeger zo moeiteloos bediende. Je wilde de motor aanzetten om terug naar de haven te gaan, maar die sloeg pas na een kwartier aan. Ongeduldig schoof je vrouw heen en weer op de hoge kant van de boot. Zij was nooit de schipper geweest, dat was jij, en toen die nog thuis woonden af en toe je kinderen. ‘Waar zijn die kinderen,’ zei ze, ‘als je ze eindelijk eens nodig hebt? Met jou alleen ga ik echt de plas niet meer op.’
Toen ze me dit verhaal vertelde, lachte ze hartelijk, en op de achtergrond lachte jij dapper mee.

Maar misschien heb je helemaal niet zulke vastomlijnde gedachten. Misschien gaat het juist om wat je niét onder ogen ziet, oude M., om waar je je niet bewust van bent.
Dat onbestemde ongenoegen dat niet valt weg te lachen, dat gapende gat van de ouderdom dat je vergeefs met whisky probeert te vullen.
Het onomkeerbare van het verleden, het uitzichtloze van de toekomst.

6.
Het kan je zo langzamerhand niet ontgaan zijn, oude M., dat ik een meer dan gemiddelde belangstelling voor je aan de dag leg. Misschien vraag je je af waarom.

Laat ik bij het begin beginnen. Toen jullie mij opvingen, was ik een stuurloze student op een kamer bij jullie om de hoek. In die kamer bevonden zich een tafel, twee stoelen, een wastafel, een eenpersoonsbed, een butagaskachel en een kastje met studieboeken. Mijn keukengerei bestond uit een bord, een mes, een vork en een glas. Ruim voldoende, want ik had geen keuken.
Geen wonder dat ik, als ik laat op de ochtend wakker werd, bij jullie koffie ging drinken, in de hoop tegen lunchtijd ook nog een boterhammetje te krijgen. Jij en je kinderen waren naar werk en studie, je vrouw lag ontspannen op haar bank te lezen als ik door de achterdeur binnenkwam. Ze liet mij de koffie malen en zetten, zodat ze zelf niet op hoefde te staan. Als ik de kopjes binnenbracht, begon ze meteen enthousiast te praten: over het boek dat ze aan het lezen was en de boeken die ze daarvoor had gelezen, over de mensen in de buurt en bizarre nieuwtjes die ze over hen te weten was gekomen, over jullie tijd in Indië, soms over mijn vriend de jonge M. en wat ze met hem aan moest, hij was vaak zo onaardig.
Maar ze praatte niet alleen, ze stelde ook vragen. Ze was zeer geïnteresseerd in het leven van een adolescent in de net losgebarsten jaren zestig en vond in mij iemand die daar, anders dan haar eigen zonen, wel iets over los wilde laten. Dat ik vooral vertelde over mijn snel opeenvolgende en tot niets leidende liefdesavonturen ontmoedigde haar niet. De hoeveelheid ervan vond ze ronduit indrukwekkend, en door haar luchtige, lacherige reacties wist ze mijn tamelijk depressieve bestaan te framen tot een bron van spanning en amusement, zelfs voor mijzelf.
Ze was bepaald niet burgerlijk, het ergste dat oudere mensen konden zijn in mijn ogen. En ze luisterde naar me. Dat was ik niet gewend.
Tussen de middag kwam jij thuis van de garage, oude M., en meestal was ik er dan nog. Je begroette me altijd even hartelijk, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ik nu alweer bij jullie op de bank zat. Je ging naar de keuken, je maakte boterhammen voor je vrouw, voor mij en tenslotte voor jezelf. Je vroeg of ik nog koffie wilde.

Het duurde niet lang tot ik ook ’s avonds bij jullie mee at, maximaal vier keer per week en tegen betaling van twee gulden per keer. Niet jij, maar je vrouw zelf vond het nodig om aan haar genereuze aanbod tegelijk ook paal en perk te stellen. Bij jullie mee-eten leverde me niet alleen een betere gezondheid op (het snackbarvoedsel begon zijn tol te eisen), ik kreeg ook een goede inkijk in jullie gezinsleven.
Als jij om half zes thuiskwam van de garage, ging je meteen door naar de keuken om de (meestal Indonesische) maaltijd te bereiden. Je vrouw adviseerde je vanaf de bank over ingrediënten en bereidingswijze, riep dat het voor mij niet te pedis moest worden, en vroeg haar kinderen of mij om bier en andere benodigdheden uit de goedang te halen. Na een tijd bracht jij, meestal samen met de jonge M., het eten naar binnen; de overige kinderen en ik hadden dan de tafel al gedekt.
Tijdens de maaltijd was vooral je vrouw aan het woord. Ze vertelde monter wat zij die dag allemaal gelezen, gehoord en gedacht had, hooguit soms onderbroken door de jonge M. Maar ook mijn invloed aan tafel nam snel toe. Na een maand vroeg ik waarom er eigenlijk nog gebeden werd voor het eten als er toch niemand meer naar de kerk ging – dat had je vrouw me verteld. Ze keek me stomverbaasd aan en barstte toen in lachen uit. Jij lachte mee. Van je kinderen kwam uiteraard geen protest, en het bidden werd met onmiddellijke ingang afgeschaft.
Mijn trekpleister was aanvankelijk je vrouw, dat is duidelijk. Maar later begon jij me steeds meer te fascineren, oude M. Jij was de stille kracht. Je deed en regelde alles op de achtergrond, je was de man die het geld verdiende en met vaste hand de auto en de zeilboot bestuurde, je had altijd goede zin en een gulle lach, maar wie was je?
Je toenmalige schoondochter zei eens tegen me: ’Pa (zo noemde ze jou, ze was gek op je) praat eigenlijk alleen maar over dingen.’ Dat bracht mij in verwarring. Dingen zag ik als de natuurlijke vijand van de mens, en ik kon me niet voorstellen dat ik sympathie kon hebben voor iemand die alleen maar over dingen praatte. Ze had dan ook geen gelijk, je praatte ook graag over mensen die je had gekend en avonturen die je had beleefd, vooral in Indonesië en daarvoor tijdens je studie Tropische Landbouw.
Waarschijnlijk bedoelde ze dat zij niet wist wat jij dacht en voelde, wie jij eigenlijk was. En dus ook niet waarom ze gek op je was.

Terwijl ik over je schrijf, besef ik hoezeer ik al mijn hele leven geboeid ben door mensen zoals jij, van wie alleen de oppervlakte zichtbaar is, bijfiguren in hun eigen verhaal. Bij zulke mensen blijf ik onvermoeibaar speuren naar de scheuren en barsten die toegang zouden kunnen geven tot hun diepte.
Ik maak me intussen levendige voorstellingen van die diepte, ik probeer hoofdfiguren van ze te maken, ik vul hun diepte in zoals ik dat nu doe bij jou.
Maar in de loop van de tijd ben ik me af gaan vragen of er wel bij ieder mens een diepte is.

7.
Het kan ook heel anders gegaan zijn.
Je zit in je leunstoel in de woonkamer; achter je brandt de staande schemerlamp. Je bent verdiept in je boek, je maakt een vergenoegde indruk.
Voor je op tafel staat een glas whisky, waaruit je af en toe een klein slokje drinkt. Je bent voorzichtig met alcoholgebruik, want aan je jongste M. heb je gezien waar dat toe leiden kan.
Je kijkt naar de hangklok. Het is twaalf uur, tijd om naar bed te gaan. Je legt je boek neer, zet je bril af, wrijft in je ogen, kijkt even voor je uit. Je denkt aan weinig, aan niets in het bijzonder. Dan sta je op en knip je alle lichten uit.
De kamerdeur piept, dus je opent en sluit hem heel voorzichtig, om je vrouw niet wakker te maken. Dan ga je de trap op naar boven.
Precies op het moment dat je de bocht neemt naar rechts, knapt er iets in je bedrading, iets vitaals. Zomaar. Er is geen enkele reden voor die dieper gaat dan materiaalmoeheid.
Deze vorm van pech onderweg hoort bij het leven, en vooral bij de dood. Ze maakt deel uit van de stompzinnige tombola van het menselijk bestaan.
Eerst glijdt je ene been weg en dan je andere. Je handen grijpen in de lucht, je valt achterover met je hoofd tegen de muur, en dan nog eens voorover alle traptreden af. Als een levenloos, gebutst omhulsel lig je onderaan de trap.
Je vrouw wordt wakker van het kabaal. Ze ziet je liggen, blijft kalm. Dan belt ze de ambulance, die je naar het ziekenhuis vervoert zodat je nog een extra dag kunt leven.

Er zijn mensen die bij een dood als de jouwe spreken van een mooie dood. En toegegeven, veel blijft je bespaard, oude M. De chemokuur, de dialyse, de pacemaker, de stoma, de kunstknieën en -heupen, de prothese, het looprek, de rollator, de invalidenwagen, ik doe maar een greep. De traplift, niet te vergeten.
Maar de mensen die zo spreken hebben jou niet opgebaard gezien. Daar was echt weinig moois aan. Ook zijn ze niet je nabestaanden, die zich, net als ik, blijven afvragen wat er toch met je gebeurd is.
En drieënzeventig jaar is echt te jong. Daar zijn we het waarschijnlijk over eens.

8.
Ik denk aan wat Marcus Aurelius schreef: ‘Degene die herinnert en degene die herinnerd wordt, zij allen leven kort.’ Ik heb jou herinnerd, oude M., ik heb je herdacht. Nu wijst mijn klok twaalf uur aan en is het genoeg.
Ik leg mijn pen in het pennenbakje en berg mijn papier op in een bureaula. Nadat ik mijn lamp heb uitgeknipt, schuif ik mijn stoel onder het bureau. Mijn whiskyglas zet ik op een plank van de boekenkast, naast de bijna lege karaf.
Ik kijk nog een laatste keer de kamer rond, een ingesleten gewoonte.
Dan ga ik de trap op naar boven.

Gepost in Columns, Proza | Getagged , , , , | Plaats een reactie

Nieuwe podcast: Not just Hemingway, te gast: Cor Gout

Not just Hemingway Podcast is een nieuwe serie podcasts over het korte verhaal.
Een interview met Cor Gout, o.a. over korte verhalen schrijven.
Het korte verhaal van Cor’s keuze is: ‘Zwavelmans’ uit de verhalenbundel
Rotgeluk van Kristien De Wolf.

‘Not just Hemingway is dedicated to giving stage to the Short Story
from all corners of the world.’

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , , , , | 1 Reactie

Nieuwe recensies over:
Hans Muiderman, HANZE! en
Aly Freije, De vloeivelden in

Lees hier de recensies

HANZE!Aly Freije De vloeivelden in

Gepost in Home, Recensies | Getagged , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Zeer Korte Verhalen, Pieter van Cauwenbergh

Sjofel-chique

Op zoek naar de ultieme openingszin waarmee ik het onderscheid kan maken als prozaschrijver, zie ik in gedachten mezelf al zitten schrijven aan een veel te klein houten tafeltje met een veel te grote iMac erop. Het interieur van mijn appartement in spe is minimalistisch en hip: een sanseveria op het raamkozijn, een bibliotheek van op elkaar gestapelde houten kratten, de salontafel niets meer dan een Europallet op krakkemikkige Gamma-wieltjes. Kortom, sjofel-chique met hier en daar een Scandinavische toets. Ik zie het zo voor me. Nu die eerste zin nog.


0032

Om haar schrijfsels bij de Nederlandstalige uitgevers bekend te maken, gebruikte Marijke Van Assche steevast twee e-mailadressen. Het eerste was gekoppeld aan d’r website (www.marijkevanassche.be) en had ze hello@marijke.be genoemd. Met het andere adres solliciteerde ze dan in Nederland. Onder marije@gmail.com. En haar naam veranderde ze stiekem in Marije van As. Om het allemaal echt te laten lijken, vatte ze aan met ‘Hoipiepeloi’, mengde ze een stuk of wat ‘nou’s’ en ‘sjonge jonges’ erdoor en maakte ze van confituur jam en van croque-monsieur tosti. Afsluiten deed ze met ‘Ajuus’ of ‘Doeg’. Na jaren van tevergeefs proberen, besloot Marije van As dat het voorzeker aan de prefix 0032 lag. Of aan de website.

Concorde

Schrijfwedstrijd Sweek 2018, kernwoord ‘vlucht’

Mohammed Van Compernolle, de grote Vlaamse dichter met Nederlandse roots, zocht die broeierige julidag naar een verse insteek voor een nieuw gedicht, dat alvast de werktitel ‘Vlucht’ had meegekregen. Het zou een compositie worden over de grillige parabool van het leven, met zijn ups en zijn downs, en waarom dit allemaal eigenlijk zin had. Over de zin ervan zou Van Compernolle enkele suggesties aanreiken, waarmee de lezer het maar moest doen: laag na laag, sluier achter sluier. Het liedje op de radio klonk links-libertijns, flirtend met de grens van hip en kosmopolitisch. Comp had een bloedhekel aan hip. En eigenlijk aan alles wat Westers aanvoelde. Wat omhoog gaat, komt later onvermijdelijk weer naar beneden. Omgekeerd gaat het net zo. De vlucht van de Concorde boort haar baan door het bestaan en verzandt in de brand weer tot as, voor zij die haat in het hart toestaan. Te klef. Van Compernolle had een bloedhekel aan klef.

 

 

 

Gepost in Proza | Getagged , | Plaats een reactie

Drie gedichten, Arne Deprez

bijna niets

zullen wij onaf blijven?
maar dan niet
afhankelijk

misschien kan onbeholpen
op de foto wel
en te klein ook

zelfs als wij straks allen met dubbele mobiele data
en wifi op de trein
en onze Brother 3D-print, ook thuis
in kleur

misschien zelfs als wij met een omgekeerde voedingsdriehoek
en naast de bewegingsdriehoek
ook een welzijnsdriehoek, een kwestie
van onze mentaliteit
maar ernstig dan

bijvoorbeeld in combinatie
met een suikertaks
en liefst zonder fiscaal voordeel dan ook

misschien dat wij zo
wel ietske

 

de tere plek

wat zullen wij?

misschien willen wij
onvermurwbaar gewoon
ademen

misschien verlangen wij
naar waar alle verschil wegvalt
maar dan als een andere soort
onverschilligheid

misschien naar waar zij niet springen
naar het veel te zilte van een stuk brood
in de branding

misschien willen wij gewoon
modern zijn, maar dan echt
het zuchten voorbij

dus hulde brengen aan strakke lege lijnen
en hun sacrale ruimte, de opwaartsheid
en de mooie verhoudingen
die kloppen

het zal een andere tijd

 

#genoeg

zullen wij genoeg kunnen taggen?
om alles…

of toch zoveel #mogelijk
om toch maar, al was het maar…

omdat #wij niet herhalen
dát kunnen wij aanbrengen
omdat #wij willen hernemen om
dan #verder te gaan
maar of dat #vergenoeg?

toch willen #wij dit zo #effenvechten
dat zo optillen, elkaar dusdanig
pogend te verheffen
trachtend te
volhoudend
en elkaar een #gelukkigeverjaardag
blijven wensen ook

wij zullen ons klaarmaken

maar of #wijgenoegzullen?

Gepost in Poëzie | Getagged , | Plaats een reactie

Het nieuwe nummer bijt:

Donderdag 7 juni werd de nieuwe Extaze: ‘Bijtende teksten’
gepresenteerd in de Houtrustkerk in Den Haag.

Cover Extaze 26: Bijtende teksten

B E S T E L L E N

Bijtende teksten

ESSAYS
Sander Bax en Eline Peeters beschrijven hoe W.F. Hermans, ‘de venijnigste pennen-
strijder die we in Nederland gehad hebben’, zijn polemieken vanuit het autonome literaire veld (gericht op literaire critici en schrijvers) uitbreidde met debatten die hij voerde
in de publieke media, maar daarbij vasthield aan zijn positionering als autonoom auteur en de wetten van de massamedia aan zijn laars lapte: ‘Nee, het is een vertelgesprek
van mijn kant’.
In zijn essay over Lucebert plaatst Wim Hazeu kanttekeningen bij diens pro-nationaalsocialistische uitspraken die hij in particuliere brieven uitte, en bij zijn aanmelding bij de Arbeitseinsatz. Hij wijst dan op zijn huiselijke situatie, zijn avontuurzucht, zijn beïnvloedbaarheid, zijn liefde voor de Duitse literatuur.
Het begrip dat Hazeu voor de jongeman opbrengt kent zijn grenzen, maar wel stelt hij vast dat Lucebert met zijn werk geantwoord heeft op die episode in de oorlog. Enigszins aansluitend op het bovenstaande is de passsage in
Rutger H. Cornets de Groot’s essay ‘Dat niet zou mogen deren’, waarin hij Lucebert
als voorbeeld noemt van een dichter die zich in zijn kritische gedichten niet verschuilt achter een gehekeld persoon (door middel van pastiche, parodie of karikatuur),
maar aan de literatuur de oneigenlijke eis stelt een middel te zijn tot een buiten
de literatuur gelegen doel.
Dick Brongers analyseert in ‘Mefisto op de radio. Max Blokzijl, de verleider der wankelmoedigen’ de demagogische, opruiende taal in de wekelijkse praatjes van Max Blokzijl voor de radio: ‘Het nationaalsocialisme zit in de lucht. Deze leer is gekomen op het ogenblik, waarop de menschelijke samenleving er overrijp voor was.’
Leonor Faber-Jonker herinnert zich anekdotes, woordgrapjes, associaties en uitspraken, vaak over taal (‘eenvoud is macht’) van popdichter, punkdrummer en iconoclast Ton Lebbink, en herinnert zich haar eigen ‘bekering’ tot de punk: ‘De venijnige teksten van de Vibrators, The Stranglers en de Buzzcocks gaven me hetzelfde bevrijdende gevoel als de humor van de VPRO, het dragen van wijde zilveren broeken
en verboden sigaretjes.’
Nico van Apeldoorn vertaalde politieke teksten van Boris Vian (1929–1959), oorlogspoëzie van Siegfried Sassoon (1886–1977) en gedichten tegen de slavenhandel van Robert Southey (1774–1843) en voorzag hun gedichten van een inleiding.

KORTE VERHALEN
Flip Filz
Rutger Heringa
Jochem F. Melis
Ward Mertens
Dirk Rodenburg

GEDICHTEN
Liesbeth Aerts
Job Degenaar
Maria van Oorsouw
Margriet Westervaarder

BEELD
Sebastiaan Schlicher

Gepost in Home, Nummers | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk, presentatie Extaze 26: ‘Bijtende teksten’

Extaze in de Houtrustkerk 26

Op 7 juni a.s. om kwart over acht gaan de tanden erin. Doet dat pijn?
Dat kan, maar het kan je ook bij de les houden, je wakker schudden,
je op gedachten brengen, je prikkelen. Over bijtende teksten gaat het die avond.
Maar ook muziek zonder tekst kan bijten. Luister maar naar de honkin’en boppin’ jazz
van de groep RED, waarvan twee leden (Ellister van der Molen en Bob Wijnen)
de avond opluisteren met hun ‘mean’ maar niet kwaadaardige muziek.
Hoe klonken de bijtende teksten van Max Blokzijl, die met zijn radiopraatjes
van 1942–1945 hoop bracht bij de Duitsgezinden en wrevel wekte bij de luisteraars
die niets met Mussert en zijn NSB te maken wilden hebben? Dick Brongers
laat die teksten in de kerkzaal weerklinken.
Wie kent de teksten van popdichter Ton Lebbink (†), knabbelend
aan de burgerlijke moraal? Leonor Faber-Jonker kent ze. En ze kende Ton Lebbink.
Als hij haar ‘mormel’ noemde, wist ze dat het goed zat.
Rutger H. Cornets de Groot weet dat de ene polemische tekst de andere niet is.
Bijten doet niet iedere strijdende tekst, hij kan ook een bede,
een wens of een stellingname uitdrukken.
Hoe zit het met de scherpe randjes aan de gedichten van Maria van Oorsouw?
Ze zijn er, maar Sebastiaan Schlicher kan ze in zijn fragment van de opnames
met noise-collectief Amerikan Teenager desgewenst aanscherpen.
Al met al: gedeerd zult u de zaal niet verlaten. Gestaald wel!

Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg).
Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur,
dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen).
Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout
Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)

 

Gepost in Geen categorie, Home | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , | 1 Reactie

Alternatief, door Christiaan Oerlemans

Lang geleden toen ik nog hard liep, knalde ik met mijn voorhoofd in volle vaart tegen de kopse kant van een stalen balk. Het was de balk van een zonnescherm dat op voorhoofdshoogte was neergelaten. Voordien nimmer neergelaten geweest, leerde ik later, toen ik bijkwam. Het hing ineens in mijn traject; poortje onderdoor, scherp de hoek linksom langs het rozenperk en bwahmm. Aardige mensen van een gelijkvloers kantoor, kwamen mij optillen, gaven mij een glaasje water. Enfin, voor de zekerheid naar de 1e hulp, ja hoor zware hersenschudding. Daarmee moet je geduld hebben, heb ik ondervonden. Na een paar dagen weer aan het werk, en weer een paar dagen later volledig uitgeteld, als een dweil drie weken op de bank. Dat je het maar weet, denk niet te licht over het schudden van je hersens. Maar ik wil het daarover niet hebben. Interessanter is dat ik erna mezelf niet meer okee voelde. Neurologische onderzoeken en ga maar even door. Niks te vinden. Volgens mijn buurman, de fysiotherapeut gespecialiseerd in rug- en nekproblemen, had ik een whiplash…ha, dat is een kwetsuur die niet meetelt in de medische wereld. Wat nu te doen? Massage, natuurlijk en het spierstelsel onderwerpen aan prikkelende zwak elektrische stroompjes. Je moet het lichaam helpen zichzelf te genezen. Zenuwbanen voelen zich gekwetst, vandaar. Ter oriëntatie bezocht ik een bijeenkomst van verenigde whiplashlijders(sters). Wow…nooit zou ik meer beter worden. Zelden zulk georganiseerd doemdenken meegemaakt. Ik kreeg de indruk dat sommigen hun whiplash koesteren. Daarna elke week naar een dure kliniek, aan het infuus. Reiki behandelingen ook. Canadese massage die verrekte pijn deed. Heel bijzonder waren ook mijn visites aan een man (garagemonteur) met genezende handen. Had zijn gave ontdekt toen de hond van de buurman ziek was. Hij had die hond beter gemaakt. Erg lieve man, deed het uit hulpvaardigheid, vroeg slechts een tientje voor een uur magnetisme. Helaas hielp het niet. Ook nog op advies – je krijgt veel advies, ongevraagd ook – naar Zuid Limburg geweest waar een fantastische aura-lezer mijn energiebanen ging rechtzetten. Hielp ook niet. Mensendieck gedaan, wekelijks trainingen op de mat en thuis oefenen, ja hielp wel, dit helpt volgens mij iedereen. Mijn buurman, voornoemde fysiotherapeut, had een vriend die arts was en deskundig kon kraken. Heb ik één keer laten doen, als volgt: mijn hoofd onder zijn arm, ‘nu even volledig ontspannen, wees niet bang, laat maar gaan…’ En toch nog onverwacht rukte hij zowat mijn hoofd van de romp. Misschien heeft het geholpen, maar ik durfde geen tweede keer.

Hoe kom ik op deze verhalen? Omdat ik vijf jaar gesukkeld heb en in stad en land het alternatieve circuit heb leren kennen. Als de dokter zegt dat je niks mankeert, terwijl je zelf het tegendeel voelt, dan kun je twee dingen doen: dagelijks met een neksteun somber naar het weer gaan zitten kijken, ofwel op pad. Omdat dit inmiddels mijn vierde hersenschudding was – ja ik loop nog wel eens met mijn kop ergens tegen aan, teveel in gedachten denk ik, of te haastig – had ik wat inmiddels Post-Concussion Syndrome genoemd wordt. Rust helpt zegt men en vooral weinig stress haha, je nek staat stijf van de stress. Maar goed, ik ben er uiteindelijk overheen gegroeid zoals dat heet, beetje nekpijn went wel. Het meest irritante was uiteindelijk ‘oorsuizen’ (tinnitus) maar daar kan ik inmiddels ook mee leven.

Even tussendoor: in het tijdschrift voor slechthorenden schreef ik een artikel getiteld ‘krekels in mijn hoofd”. Het was bedoeld als opbeurend verhaal, een beetje zoals ik ook een opbeurend boekje heb geschreven over prostaatkanker, en ik kreeg mooie reacties. De mooiste was een lange brief van een non. Zij woonde met nog een paar nonnen in een klooster. Haar tinnitus klonk als een zware dieselmotor schreef zij. Zij was altijd blij als zij aan de beurt was voor het gebruik van de ‘Walkman’, dan lag zij in haar cel met muziek op de oren. Er waren meen ik tien nonnen, dus eens in de tien dagen was zij enigszins bevrijd van die bonkende motor in haar hoofd. Mijn god dacht ik – dacht zij waarschijnlijk ook – wat kost zo’n walkman nou helemaal. Dus gekocht en toegestuurd en kreeg een heel lieve bedankbrief. Nee zij hoefde haar eigen walkman niet te delen met de andere zusters…

Ja er schuilt veel triestheid onder de mensen. De auteur die hierover aangrijpend schrijft is Griet Op de Beeck. Ik noem haar omdat ik net haar laatste boek heb gelezen: ‘Het beste wat we hebben’. Een goede gezondheid is wellicht het beste wat je kunt hebben, afgezien van liefde. Omdat ik op mijn leeftijd veel mankementen ervaar, krijg ik veel tips. Goed bedoeld natuurlijk. Zo werd mij laatst door een nogal spirituele vriendin een genezer aangeraden hier in Portugal, waar ik veelal verblijf.

De weg erheen was omslachtig en lang. Ik mocht om 20:30 komen omdat er iemand was uitgevallen. Een half uur over de snelweg, dan twintig minuten het achterland in en uiteindelijk nog een heel eind doorsukkelen over een zandweg. ‘U herkent het huis wel’, zei de assistente. ‘Het heeft een etage (inmiddels verboden hier in de campo) en er staan veel auto’s’. Toen ik uiteindelijk maar wel precies op tijd arriveerde stonden er inderdaad langs de zandweg veel auto’s. In the middle of nowhere, zoals dat heet. Het hek stond open en ik werd tussen twee touwen naar een achteringang geleid. Hier waren handgeschreven instructies op de marmeren stoeptreden geplakt: geen mobiele telefoons hier in huis, laat je telefoon in je auto!. Deur was half open.Via een rommelige hal moest ik een roze marmeren trap omhoog. Op de trap stonden mensen. Op de overloop nog meer mensen en rechts in een kleine kamer nog meer mensen. Boven aan de trap linksaf was het heel erg druk. Verontschuldigingen mompelend drong ik verder totdat ik de assistente zag. Oudere mevrouw met hoornen bril in donkergrijze japon op een plastic stoel achter een soort balie waarop merkwaardige voorwerpen, zoals een groot roze pluchen spaarvarken. Rechts een kamerscherm uit betere tijden, beplakt met krantenknipsels en handgeschreven opwekkingen, alsook de prijslijst: 10 euro voor een consult, 20 euro voor een behandeling. ‘Wat zijn uw klachten?’ vroeg zij. Ik noemde er een paar. ‘Ja, dat is wel genoeg’ zei ze. ‘Druk hier’ merkte ik op. ‘Ja, de mensen komen hier omdat ze geholpen worden’. Ik telde minstens dertig klanten, voornamelijk Portugezen, maar ook enkele Nederlanders, een Engelsman en twee Duitse dames. Regelmatig kwam iemand 10 of 20 euro afrekenen. Ik mocht tegen de wand zitten naast een man met wonderlijke sensors op zijn oren. Hij zat aan een paar draden bevestigd. Tegenover mij twee mannen op blauwplastic stoelen voor een televisie, met voor de borst op een standaard een soort metaaldetector, of stofzuigermotor, dat kan ook. Er stonden apparaten met digitale cijfers en knipperlichten. Na drie kwartier was ik nog niet aan de beurt. Achter het kamerscherm werden mensen geholpen en achter een deur links van mij verdween nu en dan iemand, die daar kennelijk ook werd geholpen. Een oosters uitziende vrouw hielp met de apparaten waaraan mensen werden gekoppeld. Een niet onaardige blonde vrouw liep nu en dan voorbij. Ook zag ik een kalende man naar het gangetje gaan. De genezer? Het rommelige vertrek met oude posters en slordig gestapelde tijdschriften werd verlicht door een kaal peertje aan een draad, plus de leeslamp van de assistente. Het werd buiten aardedonker. Ik maakte me zorgen want slechte ogen vormen een van mijn mankementen. Als ik nog maar terug kon over dat smalle zandpad…

Post-Concussion Syndrome: vooral weinig stress, dat helpt, zegt men. Hoezeer ik ook kennis had willen maken met deze genezer die voor weinig geld zoveel mensen helpt en ongetwijfeld onbaatzuchtige bedoelingen heeft, ik kon het niet langer uithouden op die plastic stoel in dat overvolle kamertje.

‘Ach’ zei de assistente ‘wat jammer nou, wilt u een andere afspraak maken?’

Ik denk er nog over na.

Gepost in Column Oerlemans | Getagged , , | Plaats een reactie

Kerstversiering, Lucia van den Brink

Ik herinner me
jouw gezicht
nog goed

van toen je me
zo hard duwde
dat we allebei schrokken
van het gekraak
dat mijn schedel maakte
toen ik de muur raakte

en ik
ik was zo sterk
dat ik de blauwe plekken
altijd liet verdwijnen
en de wonden
liet genezen

maar hoe ik ook
probeerde
de herinneringen
bleven als littekens
die niemand zag
en die verborgen
onder een laag kleding
mijn gedachten
ontsieren

maar jou siert het
net als de slinger
die om de kerstboom zat
dat jij het je niet
herinnert
lieve mama

Lucia van den Brink (26 jaar) studeerde Japans en Journalistiek aan de Universiteit Leiden. Ze werd genomineerd voor de ECI Editio Debutantenschrijfwedstrijd, publiceerde bij De Optimist en TheTittyMag. Ook is ze (mede)hoofdredacteur van het boekenblog Readalicious.nl

Gepost in Poëzie | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Hein van der Hoeven, Jongen met rood vest door Arjen van Meijgaard

Hein van der Hoeven rood vest

Hein van der Hoeven, Jongen met rood vest,
Haarlem 2018 (In de Knipscheer)

Lees hier de recensie.

Gepost in Home | 1 Reactie

Het doktersbezoek, door Hester van Gent

Vandaag kijk ik niet in het water als ik langs de singel loop. Meestal werp ik er even een blik in. Maar nu niet. Vluchtig scheren mijn ogen over het wateroppervlak en laten dan meteen weer los. Vandaag kijk ik liever naar de tekenen van lente: de krokussen in het plantsoen, wat aarzelende katjes aan de wilg en de geparkeerde auto’s van de buurtbewoners die op de fiets naar hun werk zijn gegaan.
Ik loop naar museum Boijmans van Beuningen voor de tentoonstelling Kunst van formaat, met grote werken vanaf de jaren vijftig.

Vanuit de garderobe van het museum snel ik, om niet te worden afgeleid van dat wat ik graag wil zien, voorbij alle werken die ik onderweg tegenkom, in de richting van de tentoonstelling. Ik wil zelf mijn blik sturen. Maar aan de schilderijen in het trappenhuis kan ik niet voorbijlopen. Daarvoor zijn het er te veel. Dicht boven elkaar, pal naast elkaar, in diverse stijlen en uit verschillende tijden. Ik stoor mij aan de kakafonie van lijn, beeld en kleur en wil snel doorlopen. Maar om de een of andere reden vertraag ik toch mijn pas. Vlug scan ik de schilderijen, alsof ik van mijzelf eerst een ordening moet aanbrengen in wat ik zie alvorens ik door kan lopen.
Mijn blik blijft hangen aan een werk dat mij de rest van de kunstwerken doet vergeten: een schilderij met, centraal op het doek, een rood huis. Het doktersbezoek (Het huisje van Kafka) heet het, geschilderd door Hendrik Werkman. Het lukt mij niet om mijn blik van het werk af te halen en door te lopen. Door de centrale positie en de rode kleur springt het huis in het oog. Achter de ramen brandt geel licht, zo lijkt het. Maar als ik wat preciezer kijk, blijkt dat niet juist. Nee, het geel is de kleur van de luiken die het huis verduisteren. Maar één gevelopening is niet afgedekt. Dat is de deuropening. Daarin staat een man. Jas aan, hoed op. Het zwarte silhouet moet dat van de dokter zijn uit de titel van het schilderij. Ik neem de omgeving van het huis in mij op. Rechts staat de koets van de dokter, met een paard dat zijn hoofd laat hangen. In de lucht zwermen vogels, en op de voorgrond zie ik een vijver, omlijst door een hek. Waar bevindt zich de zieke? Daar kan ik niet achterkomen. De luiken sluiten de ramen af en langs het silhouet van de dokter kan ik niet verder het huis in kijken.

Onbevredigd loop ik verder naar de exposite Kunst van formaat, waarvoor ik immers ben gekomen. Maar mijn gedachten zijn nog bij Het doktersbezoek. Ik bekijk de expositie zonder de werken in mij op te nemen en loop terug naar het trappenhuis. Weer trekt het schilderij met het rode huis mijn aandacht. En weer zie ik de dokter. Hij kijkt niet het huis in, zoals ik aanvankelijk dacht, maar richt zijn blik naar buiten. Hij kijkt naar mij. Ik zoom uit en blik voor het eerst in de vijver. In de donkere vlekken van het water zie ik twee figuren die bezorgd vooroverhangen. Over het ziekbed van de toeschouwer. Over mijn eigen ziekbed.

Het doktersbezoek – Werkman

Gepost in Columns, Home | Getagged , , | 1 Reactie

Mannen en vrouwen, oorlog en vrede, door Christian Oerlemans

De Australische bioloog Jeremy Griffith heeft met zijn boek ‘Freedom’ een beweging in gang gezet die langzamerhand begint door te dringen tot onze hersenen.

Freedom
De boodschap is: wij zijn niet slecht, we gedragen ons slecht en we zijn hiertoe geconditioneerd geraakt over de afgelopen 2 miljoen jaar. De 3 of 4 miljoen jaar daarvoor leefden we in onschuld, in kleine vreedzame groepen waar de moeders het voor het zeggen hadden. Ik ga hier niet het boek bespreken (800 pagina’s), maar wil slechts aangeven dat het een icoon is van ons huidig tijdsgewricht.
Ik vraag mij wel eens af waarom wij het enige dier op aarde zijn met ontwikkelde hersens. En waarom die ontwikkeling? Wat heeft het ons gebracht? Voornamelijk oorlogen. En de ongelijkheid tussen de seksen. (En niet te vergeten plastic soep, sloppenwijken, vluchtelingen, Poetin, Trump, Xi en Kim en nog meer ellende).
De enige dieren, niet toevallig ook primaten, die enigszins kunnen denken zijn de Bonobo’s. Zij komen ongeveer zo ver als een 2 jarig mens. Bonobo’s leven vreedzaam in kleine groepen en de mamma’s zijn de baas. Hier komen we tot een kernpunt in de filosofie van dr. Griffith: ooit in de kindertijd der mensheid leefden wij in kleine groepen in een matriarchaat. De vrouw zorgde voor het indoctrinatieproces van liefde en zij was voldoende assertief om de paringsdriften van concurrerende mannetjes te bezweren. Zodoende stond liefde centraal, liefde en zorg voor de borelingen, het nageslacht. Empathie, saamhorigheid, verbondenheid tussen de mensen was nodig om te overleven en als er iemand leiding gaf, dan was het de vrouw. Immers zij is ons aller Moeder, Gaia, onze oermoeder Aarde die ontstond uit de Chaos aan het begin van alles (Griekse mythologie, Stephen Hawking avant la lettre). Wellicht was dit wat met het Paradijs wordt bedoeld: niet de locatie, maar de sámenleving in de ware zin van het woord, mannen en vrouwen samen.
Volgens de filosofie van wetenschapper Jeremy Griffith (https://www.youtube.com/watch?v=SepGjq4TSM0) is de mens in diepste wezen ‘goed’, maar zijn we dit goede kwijtgeraakt doordat we in onze puberteit (de pubertijd der mensheid) onze bewuste geest ontwikkelden en via ‘nadenken’ onze onderbewuste geest zodanig programmeerden dat al het slechte verklaarbaar en zelfs acceptabel werd. We wijten ons slechte gedrag aan de omstandigheden, die we zelf creëerden. Zo ging de mens zich richten op mijn en dijn, op eigendommen die verdedigd moesten worden, of veroverd natuurlijk. En dat was mannenwerk.
Griffith noemt dit ’the human condition’. We hebben onszelf geconditioneerd en een van de belangrijkste uitvloeisels hiervan is de ongelijkheid der seksen. In de strijd om het bezit werd de man belangrijker dan de vrouw, stoffelijk prevaleerde boven geestelijk, fysiek boven psyche. Zo ontstonden strubbelingen, kleine gevechten, grote oorlogen. Mannenwerk, mannentaal. Het patriarchaat was (en is) een feit. Dit is natuurlijk geen nieuws. We leven in een mannenwereld, onderbouwd sinds eeuwen door religies en vooroordelen, ofwel de ‘conditions’.

Na Gaia zijn er nog weinig vrouwelijke Goden bedacht, ik denk omdat mannen het heft in handen hadden en dus mannelijke Goden bedachten. De groeiende ongelijkheid der seksen is mede hierdoor veroorzaakt. Wel bijzonder eigenlijk dat een wetenschapper, een bioloog ons probeert terug te brengen naar de basis: alle mensen zijn gelijk. Mannen en vrouwen verschillen in fysiek, zowel als in psyche, maar sámen vormen ze een eenheid. Dit is authentieke gelijkheid. Het egocentrisme van de man, langzamerhand een conditie geworden in de wereld waarin we leven, dwingt vrouwen ofwel tot onderworpenheid, ofwel tot verzet in vormen van feminisme. De tragedie is dat hierbij voorbij wordt gegaan aan de essentiële verschillen, of zo je wilt de intrinsieke waarden van man en vrouw die 50/50 zorgen voor gelijkwaardigheid. Strijd, verzet, streven naar gelijkheid in gedrag, dit soort feminisme is gebaseerd op de leugen die we gecreëerd hebben in onze patriarchale wereld.
Griffith slaagt erin met zijn op wetenschap (evolutie) gebaseerde filosofische werk ons de ogen te openen voor de gelijke waarde, de gelijke goedheid die van oorsprong aanwezig is in alle mensen. Hierdoor kunnen we nu de rollen begrijpen die mannen en vrouwen hebben vervuld tijdens de menselijke reis. En begrip zorgt voor heling. Door diepe empathie voor elkaar te voelen, wordt de kloof gedicht.

De beweging die ik aan het begin noemde heet World Transformation Movement. Hun mening is dat het de hoogste tijd is om de ‘human condition’ aan te pakken, omdat maatschappelijke ontsporingen te heftig worden en het voortbestaan van onze planeet ermee gemoeid is. Meer en meer jongens vallen uit, met name in de leeftijd van bewustwording (vanaf ca. 15 jaar). Misdadig gedrag, overmatige agressiviteit, verslavingen of een totale desinteresse in maatschappelijkheid. Ze trekken zich terug achter hun telefoon met pornografie en video games. Ik citeer één jongen uit een groot onderzoek: “My generation of boys are fucked…Marriage is dead. Divorce means you’re screwed for life. Women have given up on monogamy, which makes them uninteresting to us for any serious relationship or raising a family”…
Het is de man die ten onder gaat aan zijn frustratie, onder het gewicht van een ondraagbare verantwoordelijkheid, de man die vooral de laatste paar honderd jaar gecorrumpeerd is door egocentrisch gedrag en nu tot de bewustwording komt dat zijn management onze planeet geen goed heeft gedaan. Ik schreef het al eerder: ‘Het wordt tijd dat vrouwen opstaan’. Na zoveel honderd jaar mogen we hopen dat vrouwen zichzelf terugvinden in hun authentieke rol: het indoctrinatieproces van liefde. Tenslotte zijn vrouwen de opvoedsters. Mede door wetenschappers als Griffith en hun werk (en de World Transformation Movement) mogen we verwachten dat vrouwen anticiperen op de mogelijkheden die er zijn op meer macht in persoonlijke relaties en op economisch en politiek gebied en dat zij op de vrouwelijke manier de man eindelijk bevrijden van zijn geconditioneerde ego gedrag.

Dank zij Griffith hoeven we niet langer te gelóven dat de mens in wezen goed is. In zijn verklarende tekst wordt de fundamentele goedheid van de mens vanuit wetenschappelijk evolutionair oogpunt onderbouwd. The end of the human condition, einde aan onveiligheid, zelfzucht, agressie en competitief egocentrisch gedrag van de gefrustreerde man die de leiding heeft en het schip ziet stranden. We hebben dit inzicht nodig om de onderliggende psychose van de mensheid te genezen. We moeten dieper gaan, tot diep in ons onderbewustzijn. Niet toevallig dat zowel Nietsche als Jung vaak ter sprake komen in het werk van Griffith, want zoals Jung zei: ”Heelheid van de mens is het vermogen om de eigen schaduw te bezitten”.

Gepost in Column Oerlemans | Getagged , , , , , , | Plaats een reactie

Lekker tegen de tijdgeest in met Extaze – Herman Rosenberg, Den Haag Centraal

Over Extaze nr. 25, Onno Schilstra en Wim Hardeman: de beeldend kunstenaars van dit nummer en de jubileumuitgave.

DHC 29-3-2018

Extaze nr. 25 bestellen: http://www.literairetijdschriften.org/vervolg.php?id=56
Jubileumnummer: http://www.indeknipscheer.com/bestellen

Gepost in Geen categorie, Home | Plaats een reactie

Panopticum Berlin, de film

Extaze Panopticum Berlin Maaike Peterse from els kort on Vimeo.

Panopticum Berlin van de beeldend kunstenaars Onno Schilstra en Wim Hardeman, met geïmproviseerde muziek van celliste Maaike Peterse.
Vertoond tijdens de presentatie van Literair tijdschrift Extaze nr. 25: ‘Ontheemd’.

De inleiding bij presentatie op 1 maart 2018, voorgedragen door Cor Gout, kunt u
hieronder lezen.

[tag]Het liefst waren wij hier vanavond aanwezig geweest om u onze tekeningen in het echt te laten zien. Want er gaat niets boven het zien van echte tekeningen. Maar omdat wij niet in het land zijn, hebben we een korte videocompilatie voor u gemaakt van tekeningen uit ons project ‘Panopticum Berlin’. We vinden het geweldig dat Maaike Peterse deze beelden ter plekke wil interpreteren met geïmproviseerde muziek op haar cello.

U weet misschien dat panoptica in de 19e en vroege 20ste eeuw een wijdverbreid fenomeen waren. Het waren attracties waar je zogezegd ‘alles’ kon zien. Ze kwamen vaak voort uit verouderde wetenschappelijke studiecollecties, waarvan dan de meest spectaculaire onderdelen werden doorverkocht aan particuliere exploitanten. Die vertoonden ze op jaarmarkten en kermissen, en soms ook in speciaal daarvoor ingerichte gebouwtjes.

Toen wij het in 2006 in onze kop kregen om zelf de scheppers van een panopticum te worden, wisten we zo goed als niets van deze geschiedenis. We hadden allebei een vaag, romantisch beeld van zielige, vergeten musea vol verstofte diorama’s, stereoscopen, opgezette dieren en wassen beelden. Ons eigen panopticum zou gewijd worden aan allerlei in het oog lopende ‘menstypen’.

Maar al snel vonden we dat een slecht idee. In plaats daarvan raakten we in de ban van de vraag wat mensen ertoe beweegt om zulke collecties bijeen te brengen. Waarom mensen – en wijzelf in het bijzonder – het leuk vinden om naar dat soort uitstallingen te gaan kijken. Wat was de psychologie van het panopticum?

Zo ontdekten we allerlei fascinerende dingen. We leerden, dat het woord ‘panopticum’ voor het eerst werd gebruikt als aanduiding voor een ooit zeer modern gevangenistype: een rond gebouw met een grote koepel, met in het midden een uitkijkpunt waar één bewaker alle gevangenen tegelijk in de gaten kan houden. Gevangenen in een panopticum weten niet zeker of ze worden bekeken, maar het geïnternaliseerde idee dat het zo zou kunnen zijn, zou ze in het gareel houden. We lazen dat de Franse filosoof Michel Foucault de panoptische gevangenis zag als het model voor onze hedendaagse, geseculariseerde maatschappij: nu nog maar weinig mensen geloven dat God alles ziet, is het nodig dat mensen desondanks het idee behouden dat iemand alles kan zien wat zij doen, en vooral misdoen. Foucault beschrijft hoe in navolging van de panoptische gevangenis allerlei gebouwen onstonden, die mensen dankzij hun uitgekiende architectuur disciplineerden. Gebouwen die mensen het gevoel gaven dat ze permanent in de gaten worden gehouden. We ontdekten dat zulke gebouwen hun weerslag hebben op de lichaamshouding, de kleding, de gelaatsuitdrukkingen en het gedrag van de mensen die erin verkeren.

We besloten daar tekeningen van te gaan maken. Wim legde zich toe op portretten van mensen die op een of andere manier onder toezicht staan, Onno op de gebouwen. Wim tekende haar sujetten met wit potlood en witte inkt op een zwarte ondergrond, Onno tekende zijn objecten met zwarte inkt op wit papier. De tekeningen legden we naast elkaar, waardoor dubbelbeelden onstonden, die tezamen een soort onverwachte mentale diepte creëerden. De tekeningen hebben op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken, maar verbinden zich op een vreemde, indringende manier. Door te gaan werken met enkele vaste formaten, konden we steeds complexere, panoramische ensembles samenstellen, al naar gelang de plek en de gelegenheid waar we ons panopticum konden vertonen.

We noemden ons project ‘Panopticum Berlin’. De stad Berlijn, waar wij sinds 2009 zelf ook een deel van het jaar wonen, staat voor ons symbool voor alles wat panopticaal is. Berlijn is de plek waar de Europese cultuur grootse hoogtepunten beleefde, met zijn geweldige musea en beroemde universiteiten, maar ook de plek waar niet zo lang geleden het absolute nulpunt van de beschaving werd bereikt. Maar: de panoptische geest vind je niet alleen in Berlijn. We vonden hem ook in een koffiehuis in Aalsmeer, in een tehuis voor Zeelieden in Amsterdam, op koloniale kiekjes en op oude klassenfoto’s. De beelden in Panopticum Berlin komen overal vandaan, van over de hele wereld en uit heden en verleden.

Het is voor ons altijd onvoorspelbaar hoe een tekening zal gaan werken in combinatie met een andere. We zijn op zoek naar het onverwachte, het veelzeggende, het verbijsterende, dat zich aan de logica van woorden en voorgekookte begrippen onttrekt. Wij dromen van Panopticum Berlin als een alziend oog dat zichzelf observeert. Een klein, reizend museum, waarin we misschien iets te weten kunnen komen over wie wij, mensen, zijn.

Onno Schilstra en Wim Hardeman

Februari 2018[/tag]

 

 

Gepost in Home | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Intiemer kunnen we niet, John Toxopeus door
Jonas Bruyneel

Toxopeus Intiemer kunnen we nietOver John Toxopeus, Intiemer kunnen we niet – Het jaar 2016, De Bilt 2017
(HaEs producties)

Lees hier de recensie.

Gepost in Geen categorie, Home | Getagged , , , | Plaats een reactie

In memoriam Jurjen de Haan
(13 maart 1936 – 8 maart 2018)

Jurjen de Haan (13 maart 1936- 8 maart 2018)

De besprekingen met Jurjen de Haan over zijn beeldbijdragen aan Extaze 12 (januari 2015) ontwikkelden zich tot geheel verzorgde reizen door de wereld van de beeldende kunst, de fotografie, de kunstinstellingen en de literatuur. De gedichten die hij uit het hoofd citeerde waren minder illustraties van zijn betoog dan aanzetten om de conversatie een wending te geven. Jurjen voerde de regie, hield het gesprek licht en speels, maar liet niet na kritische noten te kraken.
Een sterke man waarin het kind nog altijd huisde.
Tijdens de presentatie van Extaze 12 op 15 januari 2015 was hij de eregast. Het was de avond van de viltjesveiling, bedoeld om Extaze wat financiële armslag te bieden. Negentig bierviltjes, met penseel, pen, stift of potlood door achttien beeldende kunstenaars bewerkt, waren door Jan Hoogervorst in een prachtige houten cassette gerangschikt. Op dit dubbele kunstwerk kon het publiek in Sociëteit De Vereeniging bieden.
Uit geheel eigen beweging had Jurjen een dertigtal door hem op groot formaat beschilderde bierviltjes aangeboden als extra veilingstukken.
Voor het interview dat ik Jurjen zou afnemen, had ik een eindvraag in gedachte. De rest moest maar komen zoals het kwam.
Wetende dat de literatuur de drijvende kracht in zijn artistieke leven was, zou ik vragen welk gedicht zijn kunstenaarschap had doen ontvlammen, om als een smeulend vuur in hem aanwezig te blijven en bij tijd en wijle weer op te laaien.
Maar hij was me voor. Ook nu weer voerde hij de regie. Waar het allemaal mee begonnen was, kon het beste aan het begin van het interview ter sprake komen.
‘Ik was een adept van Cobra en de poëzie van de Vijftigers. Het moet in 1951 zijn geweest dat er in boekhandel Hoonhoud op de Laan van Meerdervoort, waar ik als jongste, nee ik moet zeggen ‘laagste’ bediende werkte, een pak aankwam met een stapeltje exemplaren van een gedichtenbundel die mij alleen al door zijn uiterlijk aansprak. Atonaal-Elf dichters stond op het voorplat. En die elf waren de minsten niet, ik kende ze al van naam en faam, het waren nieuwlichters en experimentelen. Eén van die gedichten greep me bovenmatig aan en deed me duizelen. Wat was het dat me van mijn stuk bracht? De vorm? De inhoud? Het was alles bij elkaar, ik zag kleuren, rook geuren en hoorde geluiden. De titel van het gedicht was ‘Februarizon’, de naam van de dichter was Paul Rodenko.
En mochten mijn geliefde gedichten ooit uit mijn hoofd verdwijnen, deze zal als laatste ontsnappen.’

Februarizon

Weer gaat de wereld als een meisjeskamer open
het straatgebeuren zeilt uit witte verzen aan
arbeiders bouwen met aluinen handen aan
een raamloos huis van trappen en piano’s.
De populieren werpen met een schoolse neiging
Elkaar een bal vol vogelstemmen toe
en héél hoog schildert een onzienbaar vliegtuig
helblauwe bloemen op helblauwe zijde.

De zon speelt aan mijn voeten als een ernstig kind.
Ik draag het donzen masker van
de eerste lentewind.

Paul Rodenko

 

E12JurjendeHaan

Tekening: Jurjen de Haan, in de recent verschenen jubileumuitgave: 25 x Extaze.

(cg)

Gepost in Home, Proza | Getagged , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Extaze in de Houtrustkerk in beeld, presentatie Extaze 25: ‘Ontheemd’

De optredenden:
Richard de Brabander, Jaap Goedegebuure (verving Elisabeth Lockhorn), Peek Hijmans, Julie Scott, Maaike Peterse, Brigitte Spiegeler, Panopticum Berlin: Wim Hardeman en Onno Schilstra.
Live muziek, voordrachten, poëzie en beeldende kunst, dit alles was aanwezig op 1 maart 2018.
Foto’s Anneke Ruys

Gepost in Home | Plaats een reactie

Jubileumuitgave: 25 x Extaze

Op 1 maart van dit jaar verschijnt het vijfentwintigste nummer van Extaze,
een zilveren uitgave die vergezeld zal gaan van een kijk- en leesboek: 25 x Extaze,
waarin van alle beeldend kunstenaars die meegewerkt hebben aan de voorgaande Extaze nummers, één werk is opgenomen, voorzien van een prozaschets van Hein van der Hoeven of een gedicht van Felix Monter. Tijdens de presentatie in de Houtrustkerk zullen beide uitgaven te bewonderen (en te verkrijgen) zijn.
De kunstenaars die hebben meegewerkt aan 25 x Extaze:

Philip Akkerman, Sam Andrea, Florette Dijkstra, Lucas van Eeden,
Marcel van Eeden, Diederik Gerlach, Gerolamo, Jurjen de Haan,
Harry Haarsma, Tjibbe Hooghiemstra, Natasja van Kampen,
Angie Korst, Ronnie Krepel, Rens Krikhaar, Erik Pape,
Wim Hardeman en Onno Schilstra, Hélène Penninga, Elisa Pesapane,
Nina Roos, Stefan Serneels, Tanja Smit, Lies Van Gasse,
Anne-Mie Van Kerckhoven, Eric de Vries, 
Wendela de Vries,
Babette Wagenvoort, Freerk Wilbers, Zeloot (Eline van Dam)

25 x Extaze bestellen

JubileumuitgavecoverDef.indd

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , | Plaats een reactie

Nieuwe recensie: Herkenbaar en toch vervreemdend – Arjen van Meijgaard

P.J.van Dijk-De VerhalenOver De verhalen van Peter J. van Dijk,
Amsterdam 2017 (Gopher) .

Lees hier de recensie.

 

 

 

 
Peter J. van Dijk

 

Gepost in Home | Plaats een reactie