Zo kruipt Theo van der Wacht in de huid van de eigenzinnige schrijver-journalist Willem Walraven sr., die voor een carrière in Nederlands Indië had gekozen, dienst nam als beroepsmilitair, maar al gauw ontdekte dat hij meer geschikt was als pennevoerder. Als een der weinige ‘Hollanders’ begreep hij de Indische ziel, uitte zich kritisch over het koloniaal bestuur en voorzag de ophanden zijnde ‘koloniale tragedie’.
In een voor hem zeldzaam prozastuk keert Wim Brands terug naar de momenten in zijn leven waarop hij zich een insider dan wel een outsider voelde. Mischa van den Brandhof schreef zowel voor de website als voor het papieren tijdschrift korte verhalen, dierbare herinneringen aan de boekhandel die haar opa oprichtte (Extaze 12) en een herinnering aan een zespotig dier:
Het geheime leven van de zeepok. Dichter Rob H. Bekker staat op de dansvloer en vraagt zich af wat ‘die anderen’ hier doen. Aan het eind van het gedicht gaat eindelijk van ze houden bekent hij:
‘Voor de wereld ben ik ongeschikt./Vergeef het de anderen/geef ze wat je over hebt.
Wie kon in zijn tijd ‘de outsider’ beter personifiëren dan fotograaf, tekenaar en dichter Gerard Fieret (1924–2009)? Jan Wychers beschrijft in zijn essay Gerard Fieret, een ietwat wild talent de amusante en hinderlijke trekken van de mens Fieret en de zonderlinge en geniale kanten van zijn werk. ‘Hij mag dan gek zijn geweest,’ laat Wychers een kenner zeggen, ‘maar zijn werk staat.’
Marc Van den Bossche plooit zijn essay Outside of society – Over anesthetisch leren kijken rond de in Gent werkzame fotograaf Lieven Nollet, op wiens werk het begrip ‘anesthetiek’ (de thematisering van het verlies, de belemmering of onmogelijkheid van sensibiliteit) volledig van toepassing is. Nollet fotografeert geïnterneerden in een psychiatrische instelling, niet vanuit zijn standpunt als fotograaf, maar vanuit de dialoog. In het wit en vooral zwart van de foto’s geeft hij hun de identiteit terug die ze in de rechtsgang en tijdens hun opsluiting zijn kwijtgeraakt.
In zijn essay Gouddelvers van de eenzaamheid ontdoet Jan-Hendrik Bakker de kluizenaar van zijn stigma van de eenzame gek. Je kunt hen zien, schrijft Bakker, als excentrieke individuen die buiten het economisch systeem zoeken naar spirituele schatten. Het ‘goud’ kun je opvatten als de glans, de zingeving van het leven. Door middel van taal oefenen ze invloed op ons uit en herkennen we in hun uitingen een krachtig politiek signaal. Hun afzondering is ook een protestuiting.
In zijn betoog ‘Homo digitalis mobilis’ geeft René de Ryck redenen aan waarom groepen mensen afhaken bij de voortdurend veranderende wereld van informatie, cybernetica en technologie, en op zoek gaan naar zogenaamde coldspots. Resulteert dit ‘tot hier en niet verder’ in een nieuwe klassenstrijd van ‘knows’ en ‘know nots’? Ontstaat er een wereld van insiders en outsiders?
De korte verhalen in dit nummer zijn van: Gert-Jan van den Bemd, Mischa van den Brandhof, Wim Brands, Bram Esser, Ronnie Krepel, Theo Monkhorst, Rob Verschuren en Theo van der Wacht.
De gedichten zijn van: Rob H. Bekker, Peter WJ Brouwer, Aly Freije, Ruud Jaspers, Herman Rohaert en Tanya van der Wacht.
Het beeldend werk is van de grand old man van de Nederlandse fotografie en beeldende kunst, Jurjen de Haan. Speciaal voor de website haalt John Sillevis, kunstenaar en ex-hoofdconservator van het Gemeentemuseum Den Haag, herinneringen op aan avonturen die zij samen beleefden in Belgrado en aan gebeurtenissen tijdens een jubileum van de kunstacademie van Arnhem.
E X T A Z E 1 2 : T E B E S T E L L E N V A N A F 1 0 J A N U A R I