Literaire Brunch over Vasalis

Literaire brunch waarin de in de Haagse Marconistraat geboren psychiater en dichter M.Vasalis (1909 – 1998) centraal staat; zij werd in 1982 bekroond met de P.C. Hooftprijs. Het programma wordt gepresenteerd door Ellen Fernhout. Met medewerking van Hans Spit, Léon Hanssen, Remco Ekkers,
Carlijn van Vlijmen.

Gepost in Events, Geen categorie | Plaats een reactie

Antwoord van de Koning, door Manuel Kneepkens

’s Gravenhage, 10 September 2013

Geachte Heer Kneepkens

Met belangstelling heb ik uw brief dd. 3 September aan mij gelezen. U doet mij daarin enige voorstellen tot vergroening van het Koningshuis. U dicht mij op basis van mijn vroegere functie als watermanager een voorbeeldfunctie toe inzake een groener en duurzamer Nederland.
Maar u vergist zich.
Het was mijn vader, Prins Claus, die met het idee van watermanager kwam.
Ik hou wel van groen, maar dat is dan wel het groen van voetbal- en hockeyvelden!
Ik was niet voor niets enthousiast  lid van het IOC, waarvoor ik gelukkig inmiddels een waardig opvolger heb gevonden in de heer Eurlings. Via hem hoop ik te bewerkstelligen, dat een vurige droom van mij uitkomt, namelijk om als Koning  in 2028 de Olympische Spelen in Nederland  te mogen openen.
En ik wil dat  doen in uw stad Rotterdam in de …. Nieuwe Kuip!
Ja, u mag uw droom over een Groene Koets  hebben, ik heb die over een Gouden Kuip!

Wat uw voorstel betreft “Oranje Boven !” te vervangen door “Oranje groen! “… werkelijk, het afstand nemen van de leus ‘Oranje boven! “ kan ik niet over mijn lippen krijgen ‘Oranje’ staat in ons land immers met name voor de sport bij uitstek : Voetbal. En dus voor… Nederland.
En denk ook eens  naar onze ING-bank en onze Postbezorging! Oranje is ons handelsmerk!
Als we daar afstand van nemen , dan  dalen wij nog erger op de economische wereldranglijst! dan nu al het geval is.
“Oranje” is onderscheidend, dàt is Nederland, dàt is ons Koningshuis. Niks Groen, dat is niet onderscheidend.
Dus het is Oranje en het blijft Oranje!

Nee, uw voorstellen gaan mij echt te ver. Ik heb over de uitvoering  daar van trouwens ook geen enkele zeggenschap. Ik ben een constitutioneel monarch en doe wat mijn regering zegt, zoals bv. volgende week op Prinsjesdag het voorlezen van de Troonrede.
Uw voorstellen hadden daarom beter een plaats kunnen krijgen in het nationale droomboek “Mijn droom voor ons land, inspiratie voor de koning. “

Niettemin , op èèn enkel punt wil ik u wel tegemoet komen. Dat is op het punt van de kleur “Blauw “.
Ik heb nog een Oranje Blanje Bleu sjerp met het VOC-embleem er op  – die sjerp staat voor durf, vastberadenheid en koopmansgeest… –  misschien dat ik die voor deze en de komende generatie op Prinsjesdag om zal doen.

Hartelijk dank voor u meedenken wat betreft het uitoefenen van mijn taak als Koning … en een volgende keer beter!

Hoogachtend

Willem Alexander

Commentaar

Wat opvalt is de openhartige toon van deze brief. Heel anders dan de brieven van voormalig koningin Beatrix. Die waren bepaald veel formeler van toon.

Ingewijden in Het Haagse beweren, dat dit komt, omdat de Koning een nieuwe speechschrijver in dienst heeft genomen, een zekere heer Snoek (?).
Hoe dan ook, ik beschouw het als een verademing .
Al koester ik de vrees is dat zekere staatrechtsgeleerden zullen vinden dat de Koning hier zijn boekje te buiten gaat door zich voor de ‘Olympische Spelen in 2028 in Nederland’ uit te spreken, terwijl de regering dat project inmiddels gecanceld heeft.
Deze staatsrechtelijke vrijmoedigheid van onze Koning staat overigens in schrille tegenstelling tot zijn bewering, een paar alinea’s verderop, dat hij op Prinsjesdag maar klakkeloos heeft uit te voeren, wat de regering hem voorschrijft zoals het uitspreken van de troonrede.

Maar de Ministeriële verantwoordelijkheid wordt wel heel erg opgerekt, als de minister–president gaat uit maken in wat voor kleur koets de Koning zich naar de Staten-Generaal dient te begeven!
Nog een stap verder, bij wijze van spreken, en de koning voelt  zich gedwongen ieder keer als hij naar het toilet wil, de minister-president om toestemming te vragen. Dat is toch absurd.

Dat van die Groene Koets gaat dus niet gebeuren.
Maar… ik zag dat bij de uitreiking van het Droomboek aan de Koning dat Koningin Màxima wel degelijk mijn kledingadvies ter harte heeft genomen. Zij verscheen daar in een groene jurk! Nu nog op Prinsjesdag!

Op mijn oproep aan de Koning heb ik talloze positieve reacties gehad, o.a. van het Nivon, het Rotterdams Milieucentrum, De Haagse Stadspartij, het Haagse literair tijdschrift Extaze, de literaire websites De Contrabas en Letteren 010  en …. een minister, drie Kamerleden, een wethouder van Rotterdam en een oud-burgemeester van Rotterdam, benevens talloze anderen.
Waarvoor mijn hartelijke dank.

Een reactie uit de velen laat ik hier volgen.

De dichteres Elsbeth Lambermont stuurde mij het volgende gedicht op uit haar bundel Oranje Blues (Rotterdam, 2010 )

Orang Oetan

Boven het paleis Huis Ten Bosch
rijst moeizaam de maan
als een zilveren Wilhelmina

In de tempo doeloe –tuin
waar zacht nog de gamelan speelt

dromen kleine prinsjes Orang Oetan
angstig

van… de republiek

is straks het enige oranje in Holland, Mamma
dat van Koning Voetbal?

Beatrix glimlacht (maar niet heus…)

Zij heeft geen keus!

Haar voorvader immers Koning Gorilla

dan toch liever Orang Oetan!

Volgens de dichteres heeft dit gedicht van haar voorspellende waarde gehad (!)

Manuel Kneepkens, redacteur ‘Rotterdam, Vandaag en Morgen’

Gepost in Columns, Geen categorie | Plaats een reactie

Trespassers W avond bij Volkspaleis

Onder de titel ‘De elektriciteit van de grote stad’ heeft Trespassers W (Cor Gout i.s.m. Peter Bos) een programma samengesteld waarin vertegenwoordigers van verschillende disciplines bij elkaar zijn gebracht. Er zal door de combinatie van onderdelen deze avond in feite een soort Gesamtkunstwerk ontstaan, waarbij de grote stad, in het bijzonder de stad Berlijn, elektriciteit en de locatie (de E.On Electriciteitsfabriek) waar het Volkspaleis plaatsvindt uitgangspunten vormen. De tweeledige betekenis van het woord ‘elektriciteit’ in de zin van energie voor praktisch gebruik en overdrachtelijke spirituele energie is deze avond terug te vinden in een aantal werken.
Met o.a. een performance van beeldend kunstenaar  Barney de Krijger, de dichters Rob H. Bekker en Esther Didden en een optreden van Cor Gout met Trespassers W .

Gepost in Events, Geen categorie | Plaats een reactie

Paagman:Guus Kuijer

Zaterdag 14 september is Guus Kuijer om 13:00 uur te gast. Naar aanleiding van zijn nieuwe boek De Bijbel voor ongelovigen deel 2 de uittocht en de intocht  leest hij voor. Aansluitend signeert hij.

De Bijbel voor ongelovigen deel 2 de uittocht en de intocht De Bijbel is een fascinerend boek. Onze cultuur is ondenkbaar zonder het heilige boek van de joden en de christenen. Maar wie niet gelovig is, leest het niet. En dat is jammer, want het bevat een aantal van de allermooiste verhalen uit de wereldliteratuur. Guus Kuijer vertelt ze na voor ongelovigen (en gelovigen).

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Paagman: Tom Lanoye

Tom Lanoye is te gast naar aanleiding van zijn nieuwe roman Gelukkige Slaven. Hij geeft een lezing en aansluitend signeert hij. Gelukkige slaven is een Lanoye pur sang: een inktzwarte tragikomedie met onvergetelijke personages en dialogen, een ingenieuze plot en een virtuoze stijl. Tom Lanoye (1958) is romancier, dichter, columnist, scenarist en theaterauteur. Dit jaar is het precies dertig jaar geleden dat Lanoye, na een paar eigenbeheeruitgaafjes, officieel debuteerde in de Nederlandstalige literatuur.

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Paagman: Frédéric Lenoir

Woensdagavond 4 september presenteert de Franse auteur Frédéric Lenoir zijn nieuwste roman De wereldziel. Frédéric Lenoir is filosoof en godsdiensthistoricus. Hij werkt als onderzoeker aan de Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales te Parijs en is hoofdredacteur van Le Monde des Religions. Hij schreef vele essays en historische romans. Zijn werk is in veel talen vertaald.
Frédéric Lenoir wordt geïnterviewd door schrijver en journalist Pieter van den Blink. Het interview wordt vertaald in het Nederlands. Aansluitend signeert Lenoir.

Gepost in Events | Plaats een reactie

Podium X

Podium X Open podium voor poëzie, muziek en kleinkunst.
Presentatie Alexander Franken

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Werkgroep Proza in Haagse Kunstkring

Prozaschrijvers bespreken elkaars werk.

Gepost in Events | Plaats een reactie

Borderkitchen:Marisha Pessl

Marisha Pessl is, na haar zeer populaire debuutroman Calamiteitenleer voor gevorderden, terug met Nachtfilm. Ze zal er bij BorderKitchen over vertellen op 4 oktober a.s.
Met haar debuut leverde Pessl een stijlvolle, meeslepende en bloedstollend spannende roman. Ze bestormde er wereldwijd de bestsellerlijsten mee en het werd verkozen tot een van de tien beste boeken van het jaar door The New York Times.

Haar langverwachte tweede roman Nachtfilm gaat over de dunne scheidslijn tussen feit en fictie. De jonge, mooie Ashley Cordova wordt op een koude oktoberavond dood teruggevonden in een verlaten pakhuis in Manhattan. Het lijkt alsof ze zelfmoord heeft gepleegd, maar onderzoeksjournalist Scott McGrath vermoedt dat er meer aan de hand is. Hij volgt de familie Cordova al jaren, en is geobsedeerd door Stanislas Cordova, beroemd film-noirregisseur en de vader van Ashley.

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Border Kitchen: Meindert Talma

Multitalent Meindert Talma combineert muziek en literatuur in een BorderKitchen op een unieke locatie in Den Haag: het Volkpaleis, de turbinehal van de E.OnEnergiecentrale.
Op 3 oktober geeft Meindert Talma bij BorderKitchen in Den Haag een live-voorstelling die bestaat uit een organisch geheel van voordrachten en liedjes. Ten tijde van de BorderKitchen verschijnt Talma’s boek Kelderkoorts. Deze roman-en-album-in-één combineert proza met elf liedjes die op zich beschouwd kunnen worden als hoofdstukken van het boek.

Gepost in Events, Geen categorie | Getagged | Plaats een reactie

Borderkitchen: Arno Camenisch

Arno Camenisch (1978) werd geboren in Tavanasa in de Zwitserse deelstaat Graubünden. Hij schrijft gedichten, proza en toneelstukken. De Sez Ner-trilogie wordt in twintig talen uitgegeven.
In Sez Ner voert Camenisch in korte, scherpe en levendige scènes het dorpsleven in de bergen van het kanton Graubünden op. Het is een wereld van hard en soms gevaarlijk werk, eenzaamheid en alcoholisme. Camenisch vangt deze wereld in zeer beeldend, tragi-komisch proza.
Sez Ner verschijnt als trilogie in één band – deel een heet ook Sez Ner, gevolgd door Achter het station en De laatste – vlak voor BorderKitchen bij de Bezige Bij in een vertaling van Miek Zwamborn.

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Border Kitchen:Sofi Oksanen

Een BorderKitchen aan zee met Sofi Oksanen (Finland, 1977).
Zij brak internationaal door met haar derde roman Zuivering, die inmiddels in meer dan 40 landen is verschenen en waarvan wereldwijd al een miljoen exemplaren zijn verkocht. Als de duiven verdwijnen (oorspronkelijke titel Kun kyyhkyset katosivat) is de langverwachte opvolger.
Als de duiven verdwijnen is een literaire, spannende roman over keuzes en over trouw en ontrouw, tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in de jaren veertig en zestig van Estland.

Gepost in Events, Geen categorie | Getagged | Plaats een reactie

Border Kitchen: Paul Ingendaay

Paul Ingendaay (1961) geniet in Duitsland grote bekendheid als literair criticus en cultureel correspondent voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Inmiddels werkt hij als freelancer voor de krant, om zich meer op zijn schrijverschap te kunnen concentreren. Hij woont en werkt al jaren in Madrid.

Zijn onlangs verschenen meeslepende roman De romantische jaren schetst de jaren van het leven waarin alles mogelijk lijkt te zijn, en hoe dat voor hoofdpersonage Marko Theunissen uitpakt. Hoe kan men vrouwen liefhebben en er geen hebben? Hoe in vredesnaam kan men een romanticus zijn met een hang naar een groots en meeslepend leven, en toch verzekeringsagent worden? Over een ongewone held, wiens eigen leven een emotioneel schadegeval wordt

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie

Oproep aan de Koning, door Manuel Kneepkens

Rotterdam, 2 september 2013

Oproep aan de Koning

Majesteit,

Stichting Natuur en Milieu heeft recent een onderzoek gepubliceerd, dat aantoont dat ons land binnen de EU behoort tot de slechtst scorende landen, wat betreft de kwaliteit van bodem, lucht en water!
Hoe het publiek, overheid en bedrijfsleven van ons land aan het verstand te brengen, dat wij op de drempel van het Ecologisch Tijdperk leven en dat wij onze way of life danig moeten veranderen?
Een voorbeeldfunctie zou daarbij natuurlijk goed kunnen helpen! En… ligt het dan niet voor de hand dat u die voorbeeldfunctie op u neemt, u als onze nieuwe Koning? Een aanzet daartoe hebt u immers eigenlijk al gegeven. In uw recent verleden als kroonprins, was u immers ….Watermanager. Wel, een milieuvriendelijker beroep is nauwelijks denkbaar
Waarom die  groene lijn niet doorgetrokken , nu u koning bent? Als u ooit een statement kunt  maken inzake groen en duurzaam dan is het wel nu, a.s. 17 September, op uw eerste Prinsjesdag. Waarom u niet geprofileerd als eerste eco-koning in de geschiedenis van Nederland?
Dat statement kan zonder veel  moeite uwerzijds als volgt worden gemaakt en… het zal grote impact hebben!

A) U verschijnt voor het lezen van de Troonrede  in de Ridderzaal niet pontificaal in een of ander militair uniform, maar … in blauw pak !
De  kleur Blauw staat immers van oudsher voor Water. En past dus bij uitstek bij een voormalig watermanager, thans Koning van Nederland, een typisch waterland!

B ) U begeeft u naar de  vergadering van de Staten Generaal in een… Groene Koets. Dat wil zeggen u, hebt de Gouden Koets groen laten verven. Een duidelijker statement kan niet:. Oranje wordt groen!

Het groen verven van de Gouden Koets lost en passant ook nog een ander nijpend probleem op.
Vorig jaar  protesteerde  het Landelijk Platform Slavernijverleden tegen een afbeelding op de Gouden Koets, waarop mensen met een donkere huidskleur, halfnaakt, tropische producten aanbieden aan de Nederlandse Maagd. Dat vond men een ongepast racistisch plaatje. Dat had inderdaad  allang moeten zijn weggewerkt.
Want het terecht protest tegen dat soort afbeeldingen in onze samenleving is  allerminst nieuw.
Ver voor het ontstaan van de Gouden Koets, in de Max Havelaar,  noteert Multatuli al
over de held van zijn roman al het volgende :

…ja, ik ben niet geheel zeker, dat hij niet nog zeer kort geleden, toen hij met verlof te Amsterdam was, een uitkijkbord heeft afgebroken, dat hem niet behaagde, omdat er een neger op geschilderd was, geboeid aan de voet van een Europeaan met een lange pijp in de mond, en waaronder te lezen stond: “De rokende jonge koopman”…

Dus , Majesteit, waarom verven we de hele koets van u niet groen? Zo zou de Koninklijke koets in een klap het symbool kunnen worden van de broodnodige, nieuwe groene levensstijl in ons land.

Geen voertuig is immers in de praktijk eigenlijk al zo groen als uw ( Gouden)  Koets! Het voertuig gebruikt immers geen druppel fossiele brandstof. Helemaal geen brandstof zelfs. Sterker nog, de paarden die voor de koets zijn gespannen leveren…brandstof. Paardenkeutels kunnen immers prima omgezet in biogas.
Er moet dus gewoon op Prinsjesdag een lakei extra naast de Groene Koets meelopen, die de paardenmest van het wegdek schept en keurig in een plastic zakje doet en ze naar de biovergasser brengt.

Met een groen geschilderde Gouden Koets maakt in een klap heel duidelijk zichtbaar inderdaad een up to date– monarchie te willen zijn, die zich er zeer van bewust is op de drempel van het Ecologische Tijdperk te vertoeven.
De Tweede Kamer wil immers, kamerbreed, van links tot rechts, dat de monarchie moderniseert. Mij lijkt de modernisering, die het meest broodnodig is –  waar ik de Kamer overigens nooit over gehoord heb – de vergroening van ons Vaderlands  Koningshuis te zijn. .

Aanknopingspunten voor een succesvolle vergroening van uw huis, het huis van Oranje- Nassau waren er eigenlijk al.
Uw moeder,  voormalig koningin Beatrix, woonde op Huis Ten Bosch, waarvan de voornaamste ontvangstruimte heet… de Groene Salont. Haar boot draagt de naam De Groene Draeck. In uw moeders Kersttoespraken nam de zorg voor het milieu steevast een prominente plaats in
En , last but not least, uw familie is vernoemd naar een vrucht, de sinaasappel. Dat
schept zogezegd een natuurlijke verplichting. Noblesse oblige !

Majesteit, in September verwacht ik dus op Prinsjesdag een Groene Koets,. Als u vandaag nog de opdracht geeft om de Gouden Koets groen te verven , dan is de verf zeker droog op Prinsjesdag.
Dan kun u  met uw nieuwe Blauwe Pak gerust plaats nemen in uw groene voertuig .
Met naast u, uiteraard, Hare Ecologische Hoogheid, koningin Máxima. Mag ik uw vrouw bij dezen een suggestie doen? Zij zou, hoogst modieus,  een groene hoed kunnen dragen en een dito japon met als opdruk bladeren uit het Zuid-Amerikaanse regenwoud….

.

En aldus zal dan  a.s. 17 September uw Groene Koets op rijtoer gaan op uw eerste Prinsjesdag, van nu af aan geheten Groene Prinsjesdag, door Den Haag (groene naam, het houdt niet op! ), richting Staten- Generaal, voorgoed het Ecologische Tijdperk in!
En het volk langs de route, dat nu niet meer kan roepen “ Oranje boven! Leve de Koningin”, zoals het gewoon was te doen ten tijde van uw moeder Beatrix- we hebben immers geen Koningin meer,  maar een Koning!  – kan èn zal dan vast en zeker enthousiast overschakelen op  de nieuwe slogan “Oranje groen! Leve de Koning! ”

Hoogachtend,

Manuel Kneepkens

redacteur  “Rotterdam, vandaag en morgen “

Gepost in Columns | Plaats een reactie

Mijn helden, door Joris Lenstra

Wat hadden ze het vaak over de vrije liefde, mijn helden. Ze zongen erover in hun liedjes die langer mochten duren dan drie minuut twintig. En wat waren ze oprecht.
Ze verdwenen voordat ik geboren werd. Ze stierven jong of werden oud. Ze verrieden hun afkomst. Ze gingen zich anders gedragen.
Toen ik jong was als zij, toen het mijn beurt om te spreken was, toen mijn generatie eraan kwam, zweeg ik over de vrije liefde. Ik liep platenzaken binnen, kocht hun muziek, luisterde ernaar en ging erover schrijven.
Ze zongen over onze wereld… dat die beter kon en verbeterd kon worden. Over een nieuw tijdperk. Over de mystiek van de astrologie. Over de eeuwenoude kennis in onszelf. Evolueerden we of degenereerden we? We moesten vooral met z’n allen vrij zijn.
Nadat ik al hun liedjes had gehoord en hun harmonieën had nagezongen, werd het stil op mijn kleine zolderkamer. Ik opende een biertje, draaide een tweede jointje,  keek naar buiten en richtte snel weer mijn blik naar binnen.
Ik liep over de krakend houten vloer. Het huis kreunde. Ik dacht terug aan de tijd dat mijn helden nog mensen waren. Aan hun optimisme. Ik dacht terug aan een wereld die zich nog verbeteren liet.

Gepost in Columns | Plaats een reactie

Tweedehands handstand, door Bart Bruijnen

Huilend kroop de graag dood geboren dichter Stubenhocker uit zijn verkoelde hoekje. Al tweeënhalve fles chardonnay kon hij niets bedenken wat op inspiratie rijmde. Tot dusver had hij de volgende regels op papier gezet: Je hoofd is een schouder / je billen zijn als lippen.
Stubenhockers thema van deze maand was voor dichters in het algemeen niet bijzonder ver weg van huis. Hij wilde graag een perfect dichtwerk schrijven over het normale en redelijkerwijs te verwachten gebruik van de liefde. Hij wilde schrijven over het beminnen – een waterdichte hartstocht met luchtdoorlatende binnenvoering, contrastrijk en met detailscherpte – zonder het gelijktijdig te kneuzen. Maar de invallen hadden blijkbaar een zwaartekrachtvrije dag of iets in dat veld.
Bovendien had Stubenhocker toch eigenlijk weinig met thema’s die menselijke interactie omhelsden. Hij had de maand daarvoor een mooie gedichtenreeks over aluminium geschreven. Dat ging hem goed af. Ook nylon was een motief dat hem bijzonder passioneerde. Maar mensen? Niet echt.
Nee, onze dichter mocht de mensen niet. Zelden kwam hij ook buiten. Alleen als het moest. Zoals laatst op een andere dan zijn eigen crematie. ‘Doe toch eens niet zo sentimenteel, jandosie!’ had hij nog geroepen naar zijn tantes. ‘Ga dan verdulleme even naar de wc als je moet janken!’
Blijkbaar hoorden ze hem niet of zo. Ach, mensen!
Nu Stubenhocker over dit voorval nadacht, kreeg hij plots een idee. Hij nam zijn papier en zijn ganzenveer en streepte en schreef net zolang tot er stond: Je hoofd is van veraf net een schouder / je billen zijn als je niet beter weet net lippen. Stubenhockers tantes Betje en Tutje waren van die dames bij wie dit gold. Tante Femke trouwens ook, tot ze oom Leo leerde kennen.
Stubenhocker keek naar de vlek op zijn cape. Bij de slijter was hij nog op die vlek gewezen door een collegadichter die bezig was met een gedicht waarin hij per ongeluk de protagonist zijn vader had laten neuken. Er zat niets anders op dan die protagonist dan ook maar zijn moeder te laten vermoorden. Problemen, problemen. Want de optelsom van droef en triest was dan misschien wel mooi, maar het was natuurlijk te banaal om ‘keuken’ als rijmwoord op ‘neuken’ te kiezen. En zo banjerden de twee dichters dezelfde kant op; ze woonden immers in hetzelfde huis.
Inmiddels was de chardonnay weer op. Er was hulp in de buurt, maar de wijzerplaat had nog niet de juiste tijd voor bourgogne aangegeven. En het was nog uitgerekend een schrikkeljaar ook. Dat soort jaren werd Stubenhocker op weekdagen altijd bipolair; oneven dagen heel erg en even dagen een beetje.
‘Het is maar goed dat ik geen werk heb,’ zuchtte Stubenhocker. ‘Ik zou er niks van bakken.’
Er moest toch wel iets zijn in de liefde waar hij raakvlakken mee had? De opwinding van de labiliteit? De zuiverheid van het vuur? De ongewenste bijwerkingen? Stubenhocker staarde naar het papier. Nee, het vlotte niet erg vandaag. Deze hele week niet, trouwens. Een weggegooide week. En dat was nogal vervelend, want een poëzievergunning kostte elk jaar toch al gauw tien tientjes. Een week dichten betekende dus iets van drie dubbeltjes, potver!
Toen, bij donder en bliksem en in een soort antitrance, liet de pen zich door Stubenhocker vasthouden en absorbeerde het papier: Je hoofd is een hoofd / je schouder een schouder / je billen zijn billen / en je lippen lippen / en eerst dacht ik dus / dat je billen lippen waren / en je hoofd een schouder / maar ik had ongelijk.
Het was tijd voor een nieuwe pil, merkte Stubenhocker. Hij begon namelijk weer verbanden te leggen.

Gepost in Columns | Plaats een reactie

Interview met F.Starik, door Jan Holtman

Tien voor F. Starik

Dag Frank! Ik heb nu twee bundels (Songloed & Door) van je gelezen. Om maar met de deur in huis te vallen: Wat is dat toch met de dood.
Allereerst: de naam is F, F. Punt. Zoals een punt het einde van een zin markeert, betekent de dood het einde van ons leven. Die dief heeft me al vroeg gezocht en gevonden. Mijn liefste opa stierf in mijn armen, we voerden een lang, woordloos gesprek op zijn sterfbed, en ofschoon we beiden onze tranen vrijelijk lieten stromen was het goed zo, voor hem kwam het einde als een vriend, hij was klaar, hij had gedaan, hij was geweest. Ik was twaalf. Ik ben mijn opa nog altijd dankbaar voor die ervaring. Stierven we niet, we leefden evenmin. Niets kan uit zichzelf bestaan, we moeten het hebben van de vergelijking, de onderscheiding. ‘Het hele concept van de tijd is gebaseerd op onze sterfelijkheid.’ Leven is verantwoordelijk zijn, daarna mogen we slapen.
Gisteren was ik jarig, ik werd fucking vijfenvijftig, veel ouder dan ik mezelf ooit heb gezien, en juist op die dag sterft Maarten van Roozendaal – ik zal mijn laatste jaren dus op zijn sterfdatum jarig zijn. Ondertussen fietst mijn lief heen en weer naar het ziekenhuis waar de vader van een vriend op sterven ligt, ik moet bij mijn demente moeder in het verzorgingstehuis op bezoek, het houdt nooit op. En wij, we moeten door, zolang het glas niet omvalt, de deur niet dichtslaat.

Fucking vijfenvijftig? Wat is daar fucking aan? En verantwoordelijk zijn? Waarvoor?
55. Dat is zo verschrikkelijk oud, mevrouw. Hoe oud bent u eigenlijk, Jan Holtman? Woont in u niet, net als in ‘ik’, dat twaalfjarige meisje, dat groots en onbegrepen weent om bloemen in den knop gebroken? Leven is verantwoordelijk zijn, voor je naasten, voor vreemden, leven is een opdracht, iets wat of dat je ten volle moet doen, benutten, uitvoeren. In mijn geval: daar ook verslag van doen. Weten waar je bent, weten wie je bent, daar. Waar?

Laten we mijn leeftijd en het werk van Kloos erbuiten houden. Weten wie je bent dus! Doe daar eens verslag van…
Haha! Ik bemerkte op een gegeven moment dat ik eigenlijk alle belangstelling voor mezelf verloren had. Toen was ik dus klaar. Ik vermoed dat ieder mens zijn eigen demonen heeft te bevechten, zijn zwakheden, spoken uit het verleden, al dan niet aanvallige karaktereigenschappen, gevoeligheden, beperkingen, angsten, verlangens, beschadigingen en defecten – op een zeker moment is het klaar, af. Je legt je bij het onvermijdelijke neer en geniet daar voortaan van. Je hebt geleerd om je identiteit in de derde persoon enkelvoud te definiëren. Je kunt gewoon naast jezelf gaan staan en toekijken. Je oordeelt niet, veroordeelt niet meer. Dus je hoeft ook niet meer over dat gedroomde zelf te piekeren, zoals je ook van de ander zijn plaats in de wereld als vanzelfsprekend ervaart. Om met Rilke te spreken: ‘Je leert zien.’ De weg daarheen was lang, voor mij althans, ik kom uit een familie van zwak zaad, van gedegenereerden, in het bezit van een getroebleerd karma zou je zeggen als dat niet zo zijig klonk, generaties van alcoholisten gingen me voor. Uiteindelijk bereik je een punt waar je jezelf kunt vergeven, vergeten, dat je niet meer hoeft te weten wie of wat en waarom je zo bent. Pas dan ben je vrij om te scheppen. Die vrijheid heb ik maar heel langzaam verworven. Mijn leertijd is eindeloos gerekt – ik las laatst over de bundel Songloed (2007) dat ik daarin mijn eigen stem of toon gevonden had, en dat was al mijn zesde, zevende bundel – niet alles wat ik daarvoor schreef en maakte is waardeloos, maar veruit het grootste gedeelte is gewoon troep, stront uit een ziek hoofd, zeg maar. Met die enkele toevalstreffer ertussen waar de genade Gods – jezus wat een vaag gewauwel, ik ken die hele God niet –  me trof, en ik per ongeluk toch iets goeds schreef, wat dan weer de kracht gaf om door te gaan, in de kille zekerheid dat je het tòch in je had, nee, je was er nog lang niet, maar je was onderweg.

1

Je zou heel iemand anders worden, jij zou jezelf herscheppen tot het ideaalbeeld dat je voor jezelf geschapen had. Dat is heel goed gelukt: ik ben geworden wie ik altijd wilde zijn. Ik kan heel goed alleen zijn. Ik heb het geweldig met mezelf getroffen, ik ben mijn eigen beste vriend. Er woont een mannetje in mijn hoofd dat voor mij gedichten schrijft. Ik hoef alleen maar wat te typen.
Maar serieus: ik heb het laatste half jaar weinig anders gedaan dan voor mijn moeder zorgen, en ik heb het tegelijkertijd allemaal opgeschreven, en dat was mijn redding, dat gaf zin en reden om me daadwerkelijk voor moeder in te spannen, zo kon ik het aan. Al die dingen doen die voor een volstrekte solipsist onverdraaglijk zijn: ziekenhuisbezoek, verzorgingstehuis, met buren praten, door het allemaal op te schrijven redde ik mezelf. De moeder, de schrijver, het zijn allemaal personages geworden in de romantische komedie die ik als mijn leven zie.

Moeder doen. Een lied van liefde, zorg en ouderdom. In november verschijnt het boek. Voorpublicaties staan op maandag en vrijdag in dagblad Trouw. Wat heeft je bewogen dit openbaar te maken?
De columns in Trouw wijken iets af van de hoofdstukjes in het boek. Niet alles wat in het boek staat is geschikt voor de krant, de stukjes moeten voor de incidentele krantenkoper per stuk te volgen zijn en de ruimte die ik daar heb is zeer nauw omschreven, maar dat is allemaal techniek. Waarom dit openbaar gemaakt? Ten eerste: ik ben schrijver en ik heb het geschreven. Ten tweede: het is – naast een gedegen, klassieke thematiek – een herkenbare, actuele problematiek, waar we in grote getale mee te maken krijgen, of mee te maken hebben gehad. Ten derde: ik ben schrijver en creëer een geschreven werkelijkheid, die afwijkt van de werkelijke werkelijkheid. De mevrouw over wie ik schrijf is niet mijn moeder. Ze lijkt er alleen maar op. Ten vierde: ik ben schrijver en ik moet ook ergens van leven. Toen ik deze winter voorvoelde dat het mis zou gaan, ben ik als vanzelf – aanvankelijk zonder enig doel of plan – begonnen haar ondergang te documenteren en dat nam even vanzelfsprekend de vorm aan waarin het boek zal verschijnen: dat werkte bevrijdend. Vlak voor de ellende met moeder begon las ik de drie in het Nederlands vertaalde delen van Mijn Strijd van Karl Ove Knausgard. (Noot: op de laatste a van zijn naam hoort een bolletje te staan, maar ik heb geen bolletje.) Dat maakte diepe indruk, en gaf mij het vertrouwen dat de innerlijke noodzaak voldoende samenhang gaf aan wat ik zou gaan schrijven, dat ik helemaal geen schema of structuur nodig had. Ik moest gewoon beginnen.

Nadat moeder dit voorjaar haar voorlopige bestemming bereikte, in het overigens fictieve verzorgingshuis Westhaven, en ik uit de nachtmerrie die de voorliggende maanden waren min of meer ontwaakte, merkte ik dat ik praktisch failliet was: ik had in de voorliggende periode nauwelijks optredens gedaan, geen opdrachten aangenomen, ik had me alleen met moeder bezig gehouden.
Daarna ging het allemaal ineens heel snel. Eigenlijk wilde ik een werkbeurs aanvragen om het boek te schrijven dat ik al geschreven had en dat mag niet, geld aanvragen voor reeds verrichte werkzaamheden. En mijn uitgever was dermate enthousiast over het voorliggende manuscript dat we besloten het boek in twee delen op te knippen: over een paar jaar – gemiddeld leven mensen die in een verzorgingstehuis terechtkomen nog 3,8 jaar – verschijnt dan het laatste, tweede deel, met de voorspelbare tranentrekkende sterfscène op het eind. Daar verheug ik me nu al op. En voor deel één, dat dus in november als Moeder doen zal verschijnen, vormde haar thuiskomst in het verzorgingstehuis een logisch einde: de rust is weergekeerd.
Maar goed, of je dat openbaar moet maken? Ik meen volmondig ja. De literatuur is bij uitstek het domein van het pijnlijke, van de intimiteit, van de ontluistering. En van de sublimatie, van de zingeving aan het ogenschijnlijk zinloze lijden van de mens, de bevrijdende lach, tenslotte.

2

Duidelijk, maar we blijven nog even bij de dood. In 2011 verscheen Een steek diep. Schetsen van verloren levens. Gedichten over eenzame uitvaarten. Je bent tevens initiatiefnemer van Stichting De Eenzame Uitvaart.  Hoe is dat zo gekomen?
Dat verhaal is al zo vaak verteld. Bart FM Droog begon ermee, in 2002, als toenmalige stadsdichter van Groningen, ik heb het met zijn instemming naar Amsterdam gehaald, daar kende men het fenomeen van stadsdichter (nog) niet, bovendien waren er hier te veel eenzame doden voor één enkele dichter, dus dat moest iets uitgebreider georganiseerd, aanvankelijk met steun van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst, dat echter geen structurele subsidie verstrekt. Daar is uiteindelijk een stichting uit voortgekomen, die tot op heden functioneert – naast in Amsterdam ook in Den Haag en Rotterdam – en dat, ondersteund door onder andere het LIRA fonds en De Nieuwe Ooster, waarschijnlijk tot het eind der tijden zal blijven doen. Een steek diep behelst, net als De eenzame uitvaart (2005) méér dan alleen de gedichten, voor een eenzame uitvaart geschreven, het doet er ook verslag van, telkens volgens hetzelfde stramien: er wordt een dode aangemeld, er wordt een dichter bij de dode gezocht, er wordt enig onderzoek naar de dode gedaan, er wordt muziek uitgezocht, een gedicht geschreven en voorgedragen tijdens de uitvaart. En na de uitvaart is er koffie.  Koffie, waarover Neeltje Maria Min eens opmerkte: ‘Lekkere koffie. Tenminste niet zo sterk als in een restaurant.’ Een mening waar ze tamelijk alleen in staat.

Een mooi initiatief (www.eenzameuitvaart.nl), maar terug naar je poëzie. De bundel Songloed wordt door het juryrapport van de Poëzieclub vergeleken met Nader tot U van Gerard Reve. Wat vind je van die vergelijking en wat zijn de (poëtische) raakvlakken met het werk van Reve?
Eervol, en grotendeels terecht. Er zijn raakvlakken, zeker in de gelogen vorm van het autobiografisch schrijven, het project je leven al schrijvende vorm te geven, de alles doordrenkende ironie, de hunkering naar Verlossing, het cynisme daarvan zo ge wilt, zie je wel, daar ga ik al. Ik ben erg gevoelig voor stijl, het heeft me jaren gekost om me aan de invloed van bijvoorbeeld Céline te ontworstelen…jarenlang drukte ik overal drie puntjes tussen, in de ijdele hoop net zo veel haast en noodzaak uit te drukken als hij in zijn schrijven deed. Anderzijds: met dat homoseksuele gedonder van Reve heb ik niets, noch met dat katholieke gedoe met ezels, die men zou moeten bestijgen.

Gevoelig voor stijl. Wat is jouw stijl en hoe ontwikkelt die stijl zich?
Gevoelig voor de stijl van andere schrijvers, bedoel ik. Als ik in Hengelo moet optreden praat ik een uur later met een vreemd knauwend accent, moet ik naar België dan kijken de mensen me raar aan omdat ik onmiddellijk een soort zelfgebakken Vlaams produceer, ik kan dat niet helpen, dat gaat vanzelf. Mimicry. Ik houd ervan een talige werkelijkheid te scheppen, die naast de beleefde werkelijkheid te leggen, de werkelijkheid die zichzelf schept wanneer je die in taal probeert te vangen, de macht die dat geeft, mind over matter, dat proces fascineert me. Als dichter werk je natuurlijk met klank, ritme, metrum, rijmvormen, die hele grotendeels onbewust gehanteerde gereedschapskist. Ik geef sinds twee jaar les op de kunstacademie in Arnhem, tekst en vorm – daardoor werd ik gedwongen de theoretische grondslagen onder wat zo vanzelfsprekend leest opnieuw te bestuderen, bij mij is dat allemaal, zij het onwaarschijnlijk traag, toch vanzelf gegaan. Ik was tien jaar lang de zanger van Willem Kloos Groep, harde muziek op tekst van dode dichters, zo kwam er vanzelf een drummer in mijn hoofd wonen, tekst moet zingen, logisch klinken, dan schept de tekst zijn eigen waarheid, o se wie se wo se wiese walla kristalla, zie je wel? Helder als glas. Maar ik geloof niet dat je als schrijver je eigen theoreticus moet zijn, je hoeft alleen te leren spreken met een eigen stem, zoals Raymond van het Groenewoud al zong, spreken met een eigen stem.

3

Die eigen stem, verschilt die per bundel?
Tsja, daar zal wel een zekere mate van ontwikkeling in zitten, vermoed ik, daar houd ik me niet mee bezig. Ik schrijf de dingen waarvan ik het nodig vind dat die worden opgeschreven –  ik zie wel dat de thematiek opschuift, ouder wordend, maar nog even gretig levend, alleen anders gretig, of zou ik hier liever gulzig zeggen? Ware dit een gedicht en geen vraag in een interview, dan had ik één van beide woorden moeten kiezen, dan zou ik daarover nadenken, de gehele zinsnede hebben geschrapt of nog een ander woord hebben gevonden, of beter, het woord door een zintuiglijke observatie van die veronderstelde gretigheid hebben vervangen – aardig van proza is dat je al schrijvend kunt denken, of al denkend kunt schrijven. Ik heb wel eens in een interview gezegd dat proza bier is, en poëzie jenever, maar dat zei ik alleen omdat de interviewer uit Schiedam afkomstig was.

In een gedicht lijkt het hooguit zo, dat het maar toevallig zo staat opgeschreven, omdat het vanzelfsprekend klinkt, terwijl het dat helemaal niet is. De taligheid van mijn gedichten wordt in de kritiek dikwijls onderschat, wat ik dan maar als een compliment opvat: zie je wel, ze zien er niet doorheen, dus is het goed. Ik heb altijd een voorkeur gehad voor het parlando, het understatement, de terloopsheid, dus eigenlijk de vergeefsheid en het hopeloze van de dingen, wat ze dan weer aangrijpend maakt in hun hulpeloze, tijdelijke staat, verdoemd om vergeten te worden, kapot te gaan, met stof bedekt – de ontroering voorbij. Is dit een antwoord?

Jawel! Ik vond de bundel Songloed uit 2007 gretiger dan Door uit 2013. En ik bedoel dan niet anders gretig. Wat vind je eigenlijk zelf je beste werk?
Het beste werk is altijd onderweg, dat ligt voor je, nooit achter je.

Mag ik daar, ter afsluiting, een voorproefje van?
Dit is geloof ik gisteren geschreven, of eergisteren, ik kan ook niet alles onthouden. Het maakt deel uit van een serie impressies die ik schreef, voor Hollands Maandblad, ik bezocht een popfestival en dat moet je ook allemaal maar weer terugverdienen. Zo doe ik dat, dus. Er gaat wat aan vooraf, en er volgt wat uit, maar het geeft een doorsnede.

S P I E G E L

Als publieke persoonlijkheid moet men nu eenmaal een bestendig beeld neerzetten, dat is wat het publiek van je vraagt: er moet iets zijn om naar te kijken, om over na te denken, je tegen af te zetten – dat maakt niet uit. De persoonlijkheid moet ze iets bijzonders laten zien. Je zult een uniform moeten dragen. Noem het een keurslijf. Je zult die malle pet de komende twintig jaar ook binnenshuis moeten ophouden. Dan is het dus van vitaal belang dat die pet je past, dat het keurslijf je als gegoten zit, als was je naakt, want de mensen zien graag bloot, ze willen dat het beeld wat jij zo zorgvuldig voor ze neerzet toch naturel overkomt, dat noemen ze authentiek. Je zult jezelf volstrekt serieus moeten nemen. Je moet jezelf licht uitvergroten en, als je lang genoeg meegaat, moet het zelfgeschapen beeld met je meegroeien, uitdrukking geven aan hoe ver je gekomen bent, en ben je ver genoeg, dan mag je er eindelijk een snuifje ironie aan toevoegen.

© F. Starik

Gepost in Interviews | Plaats een reactie

Extaze in Pulchri: De Fieretfilmpjes en terugluisteren

De viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de viltjesfilm, de…
(snel achter elkaar uitspreken, geen fouten maken!)

Diederik Gerlach en Agnes de Wit hadden ons afbeeldingen doorgemaild van bierviltjes die door de Haagse kunstenaar Gerard Fieret (1925-2009) waren betekend of beschilderd. Mooi waren ze, en we wilden er iets mee doen. In ons concept voor het papieren tijdschrift pasten ze niet, op onze website zouden ze niet geheel tot hun recht komen. Wat ermee aan te vangen?
We besloten er een filmpje (Els Kort) met muziek (Robert Kroos) van te maken en dat tijdens de presentatie van Extaze 7 in Pulchri te vertonen, begeleid door een gedicht over de mens en kunstenaar Fieret (Cor Gout).
Terwijl we bezig waren met de realisering daarvan, ontstond spontaan een tweede idee. Het thema van Extaze 7 en van de presentatieavond was: ‘De mens in de afgebakende ruimte’. Wat als we beeldend kunstenaars uit de eigen (Extaze-)kring eens vroegen zich met potlood, pen of penseel in de afgebakende ruimte van een bierviltje te wagen? Ook daar zouden we een viltjesfilm mee kunnen maken en daarnaast een kleine expositie in de Weissenbruchzaal van Pulchri.
Het was kort dag, ruim een week voor de avond in Pulchri (11/7/13), maar we waagden het er op, we mailden rond. Niemand van de benaderde kunstenaars aarzelde: ‘Leuk idee! Stuur die blanco viltjes maar op!’ Dat deden we en binnen een paar dagen kregen we ze terug als steeds weer verrassende ronde miniatuurtjes.
Hierbij de films (Els Kort) van het Extaze-viltjesproject.

Redactie Extaze/Extaze in Pulchri


Gerard Fieret


Cor Gout (1 viltje), Ronnie Krepel (3), Philip Akkerman (3), Natasja van Kampen (3), Harrie Geelen (3), Yolanda Nusselder (3), Euf Lindeboom (3), Jurjen de Haan (3), Lucas van Eeden (3), Harry Haarsma (3), Nina Roos (2), Marcel van Eeden (3), Hélène Penninga (3), Bob Lens (4), Diederik Gerlach (3), Babette Wagenvoort (4), Zeloot (Eline van Dam) (2), Agnes de Wit (3), Els Kort (1)

Extaze in Pulchri gemist?:


Foto’s Eduard Eenkhoorn

Gepost in Geen categorie, Home | 2 Reacties

De man die naar Engeland wilde lopen, door Johan van Tilburg

De man die naar Engeland wilde lopen had er beter aan gedaan de trein of het vliegtuig te nemen. Wat bezielde de goede man? Het was tot dan toe slechts één persoon in de geschiedenis van de mensheid gelukt, over water te lopen. En zelfs daar bestaan gerede twijfels over…
Ik had de man niet ingeschat als een type die zo vermetel is dat hij tot zoiets grotesks in staat is. Nietsvermoedend lag ik te zonnen op het strand, waarbij ik via een strak schema probeerde ieder stukje blanke huid van mijn lichaam te bruinen. Ik was topless, droeg slechts een minuscuul bikinibroekje. Op het moment dat ik me oprichtte uit mijn gerieflijke doezelpositie, teneinde mezelf voor de tweede keer die middag in te smeren met zonnebrandcrème, zag ik hem gaan. Met kleine pasjes kwam hij vanaf de Boulevard de Ruyter naderbij gebanjerd. Hij viel me op vanwege de levenslust die volledig leek te ontbreken in zijn werktuiglijke motoriek. Op het strand aangekomen gooide hij zijn lange badjas af. Er verscheen een potsierlijk zwart badpak: zo’n kolderiek dingetje uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Op dat moment was ik in staat in lachen uit te barsten. Dat deed ik echter niet, ik had het gevoel dat iets er iets dramatisch stond te gebeuren. Ik kreeg gelijk.

De man trok zich niets aan van de andere badgasten, die zichtbaar plezier beleefden aan zijn badpak, en liep stoïcijns het water in, in een rechte lijn en in een gelijkmatig tempo. Wat is hij toch van plan, schoot er door mijn hoofd. Aandachtig volgden mijn ogen het achterhoofd van de rare kwibus, dat steeds verder in de Noordzee verdween, tot het helemaal aan het zicht onttrokken was. Ik raakte in paniek. Was de man bezig een punt achter zijn leven te zetten? Ik was niet de enige die zich zorgen maakte.

Twee meisjes aan het strand –twee met een Vlaamse tongval – hadden de strandwacht reeds gewaarschuwd. Even later zag ik dat de ongelukkige uit het water werd gehaald en op een reddingsbootje werd gehesen. Dat beeld bracht beweging in mijn buik, de oesters van de vorige avond maakten zich op om terug naar buiten te komen. Gelukkig wist ik ze juist nog binnen te houden. Wat had deze man bezield? Had hij een concrete reden? Vrouw weg, baan verloren, kind overleden, bankroet? Of was hij simpelweg behept met een depressieve natuur… Vragen die aan je knagen wanneer je zo’n gebeurtenis van dichtbij meemaakt.

Een paar dagen later vernam ik via mijn ochtendblad dat de man zijn drieste daad ternauwernood had overleefd. Godzijdank. Tegen de politie schijnt hij, toen hij weer goed en wel bij zijn positieven was gekomen, droogjes verklaard te hebben: ‘Ik wilde naar Engeland lopen’. Een opmerking die nogal wat hilariteit veroorzaakte in het Nederlandse medialandschap. ’De man die naar Engeland wilde lopen’ was even een dankbaar onderwerp in sketch- en cabaretprogramma’s op tv.

Natuurlijk, ik kon er de humor best van inzien. Maar ik besefte tegelijkertijd dat er een drama school in dit op het oog ironische voorval, dat gelukkig een goed einde had gekregen. Als de man geslaagd was in zijn opzet zou hij nooit in Engeland zijn aangekomen. Dan was hij nu nog slechts een herinnering voor de mensen die hem ooit liefhadden. Als die er überhaupt ooit geweest zijn…
Hoewel ik eigenlijk niet gelovig ben, heb ik op dit moment de behoefte een ogenblik in mezelf te keren en te bidden. Om op die manier stil te staan bij al die vreemde snuiters die aan de zijlijn staan. Die zich niet op een ordentelijke manier kunnen inbedden in de maatschappelijke structuren. Die een schampere lach opwekken, vermengd met een traan.

Gepost in Columns | Plaats een reactie

Dichter aan huis

Dichter aan huis, het festival waar je twee dagen lang optredens kunt bijwonen van dichters en dit jaar voor het eerst, prozaschrijvers. De schrijvers treden op in huiskamers verspreid door Den Haag.
Met dit jaar Arjen Duinker, Kira Wuck, Lieke Marsman, Tjitske Jansen, Jan Baeke, Herman Pleij, Ellen Deckwitz, Kees ´t Hart en veel meer. Voor meer informatie en alle namen

Gepost in Events | Getagged | Plaats een reactie