Brief aan een vriend
Mijn beste, de regens van mei zijn begonnen
en slaan tegen ramen en kastanjetakken
hoe de tijd voorbij glijdt onder lindebomen en wilde espen
en hoe graag ik in jouw verre handen
rustig de mijne zou leggen.
Ik zink weg met de uren en de hoop
verenigd met kindergeheimen
in een paar oude handen
zacht als het Argonautenvlies
draag ik kudden geweien en wolken
en bewaar ze in onsterfelijke goudsbloemen.
En zo verwelk ook ik, mijn beste
hoe kan ik wederkeren?
De regens van mei zullen komen
mijn vlam ademt onder oude lindebomen
ik loop, gouden patina, slank en bleek
door een paar slaperige Haagse straten.
Wie zijn wij? Ik ben in werkelijkheid alleen mijn schaduw.
Droom
Zelfs een droom kan mij doden
zodat ik nooit kan vertrekken,
mijn wezen in zijn kleuren slaapt
en zonder antwoorden en suizen
mijn moede hoofd rust krijgt.
Mijn bestaan, oude herinneringen
stromen over het hek
en regen brengt de geur van akkerwinde.
Dus toen ik bij dageraad verzonk,
bracht ik de nacht door in een droom
vermoeid op zoek naar een bestemming.
Sumatra II
Wachtend op schepen die nooit komen
benemen grote golven het uitzicht,
de sluier van wind waait over je gezicht
en purperen water
en van de oceaanonder de Plejaden.
Amberen dagen zijn gegrift
als de nevel van Sumatra,
een mysterieus sprookje ontvouwt zich
in materie, raadsels en illusies
als doel van alles.
Het land van de Heer,
verliefde vuurvliegjes sluimeren
als lantarens van de sterren
en het geheimste erfgoed
de wereld in kleuren van nacht en wijn,
terwijl ver weg, in mijn vaderland,
rode kersen en aardbeien rijpen.
‘Sumatra II’ is geïnspireerd door het gedicht ‘Sumatra’ van de grote Servische dichter Milos Crnjanski (1893-1977).
Constantinopel
Hier sta ik, huilend onder de wallen
alsof Constantinopel opnieuw is gevallen,
roep in het lichtspoor de voorzienigheid op,
capituleer voor liefde want ik weet niet beter.
Hoe kan ik alles binden wat voorbij is?
Hoewel onmogelijk keer ik terug
tussen de dromen die met mij verloren gingen,
fluister als een schaduw en kus het ongeziene
dat al tot stof is vergaan,
om terug te brengen de handen die strelen, de havens
en de zon die wonderbaarlijk schijnt tussen de wolken
die voorbijrazen als de orkaan van jaren.
Hier sta ik, huilend onder de wallen
alsof Constantinopel opnieuw is gevallen,
verberg mijn hoop en draag de gloed,
terwijl mijn hart zich overgeeft aan zuchten.
Voorbij de zeven zeeën
Ik weef de gedachte, deze vreemde draad
als de pendule van een eeuwig uurwerk
gekruisigd door vragen als spinnenwebben,
hoe hartstochtelijk en liefdevol ik ook keek
mijn lot was zwaar als een aardbeving,
ik vloog op vleugels van de zilveren bergeend
naar de schatten van de aarde, geheime sprookjes.
Oh, hoe ik ook kuste en huilde
de sprankelde dauw verried mij.
Laten de feeën tot mij komen,
laat hen zware woorden
van gember en stuifmeel smeden
gekruid met Malmsey
uit wijn en honing.
Red mij van de Parcae
en verlos mij van de maan,
de wonden van mijn slapeloosheid.
Terwijl winterbladeren ruisen
woudgeluiden gutsen onder de sterren,
echoot alleen het liefdesverlangen
ver voorbij de zeven zeeën.
Universum
Een rivier van smaragd
slaapt in mijn boezem,
fluisteringen en geruis
genesteld als een geheim,
vogel uit mijn geheugen.
Ik duik op uit werelden
waar vibraties mij opnamen,
kwetsbare dromen
van donkere lange regennachten
en melancholie uit de oertijd.
Nu zeil ik op viermasters,
neuriet de rivier vele geluiden,
daal ik in de wolken,
reikend naar het universum.
(Uit de bundel: Engel in wolken gehuld. Vertaling: Theo Monkhorst)