Jana Arns, Het is het huis dat niet goed
alleen kan zijn, Leuven 2019
(Uitgeverij P)
Naast het losstaande openingsgedicht Dochter heeft deze bundel zes afdelingen. De eerste heet A. Nervosa, de tweede Vitale Disfuncties. Terwijl de lezer nog bezig is om de titel van de bundel zelf tot zich door te laten dringen, wordt hij* abrupt de les ingesleurd.
‘Ons kind is bang voor suikerspinnen./ Het spiegelpaleis in haar hoofd is beslagen./ Zij is de schim binnen dit spookhuis.// Eten is hier hogere wiskunde/ met rijstkorrels na de komma,/ tafels gedekt met grote breuken …’
Hier is een dichter het woord die weet waar ze het over heeft en die niet aarzelt om dat met krachtige taal en rijke beelden te beschrijven. Vanaf de eerste regel neemt ze de lezer bij de lurven en blijft hem bestoken. Zes gedichten over een invaliderende eetstoornis die als alle psychische ziekten meedogenloos inbreekt in de levens der naasten.
‘De keuken als operatiekwartier./ De tafel, een open wonde.// Wij amputeren het vlees van haar bord./ De aardappel ondergaat een figuurcorrectie.// Toe, fluisteren we in het oor van haar mok,/ maar die is hardhorig.// Zij kluift op een blonde visgraat,/ trekt bouillon uit steeds dunnere botten.// We verstoppen de weegschaal in de snoepkast./ Perforeren nieuwe gaatjes in haar broeksriem.’
Geen melodrama, geen valse sentimenten of overdrijving, de beschrijvingen zijn gortdroog en compact. En juist daardoor des te beklemmender.
Veruit de meeste strofen bevatten twee regels, sommige drie, en sporadisch vallen er vijf of zes te tellen. Rijm of enjambement zouden afbreuk doen aan de kernachtige formuleringen. De volzinnen zijn royaal dooraderd met vindingrijke metaforen.
Na een doorwaakt etmaal in de derde afdeling – ‘Iemand heeft het leven laten slingeren’ – verbaast het niet om de serie ‘Nachtbrakers’ tegen te komen, veertien gedichten gewijd aan schilderijen van Edward Hopper. Nighthawks zelf (u hoeft de ogen maar te sluiten om het beeld voor u te zien) rondt af met: ‘Na sluitingstijd spelen stoelen/ dood op tafel.’
Een vreemde eend in de bijt vormen de vier in ‘De reisgedichten’, qua thema dan. De sfeer blijft consequent donker als gal, zoals in Zuid-Spanje:
‘Hoe we elk jaar verder weg moeten/ om tot elkaar te komen:// daar waar lege koffers/ minder zwaar zijn om te dragen … In de loopgraven van het strand/ vecht men tien dagen om een plek.// Het is thuis dat we sneuvelen.’
Het afsluitende hoofdstuk draagt dezelfde titel als de bundel en beschrijft in negen gedichten de teloorgang van een eens vurige liefde. De universele smart van een in de steek gelatene wordt klemmend vorm gegeven.
‘In de slaapkamer knip ik het donker aan./ Onder dakpannen, geen vuur./ De nacht serveert koud.// Je dunt uit. Latten steken uit de bodem./ Ik scan de streepjescode op je pyjama./ Je zwijgt het al maanden uit.’
De laatste regel van de bundel komt met de finesse van een drone-aanval.
‘… Wanneer ik je telefoneer hou jij het instrumentaal./ Na de biep geef ik de planten water,/ zelfs de dode, vind nog een verdwaalde sok// en hoest ietwat theatraal./ Verder gaat alles goed met mij./ Het is het huis dat niet goed alleen kan zijn.’
* Voor het leesgemak worden ‘de lezer’ en ‘hij’ gebruikt waar ook ‘zij’ of ‘het’ mogelijk zijn.
(Felix Monter)
Anna Malibran, Gruis & Rozen, Berchem 2018 (EPO)
Gruis & Rozen is de vierde roman van de Vlaamse schrijfster Anna Malibran (schrijversnaam van Paula Loeckx). Hoofdpersoon is Sabine, een oudere journalist van een regionaal dagblad, getrouwd met de Leuvense hoogleraar Fredrik en moeder van volwassen kinderen. In de kloeke roman (342 pagina’s) komen drie tijdsperioden aan bod. Het heden (waarin Sabine haar man vergezelt tijdens een project van twee maanden aan de universiteit van Cuenca, Ecuador), een periode die een tien jaar eerder ligt (beginnende bij de plotselinge aankondiging van Sabine’s vader dat haar moeder en hij besloten hebben vanuit Brussel te verhuizen naar de plaats waar Sabine en haar man wonen en eindigende bij het overlijden van eerst de moeder en dan de vader) en ten slotte de jeugdherinneringen van Sabine (met inbegrip van informatie over de jeugd van haar ouders). Wat Sabine meemaakt wordt realistisch en in de ik-vorm beschreven. Op de lezer maakt het daardoor de indruk van een autobiografie. Maar dat is het niet. Het is grotendeels fictie, zo geeft de auteur voor in het boek aan.
Het thema van de roman is de verhouding die Sabine heeft met haar vader. Vaders wil is wet. Voor zijn echtgenote en voor de tien kinderen. Vader heeft Sabine als kind iets aangedaan. Wat dat precies was, blijft aanvankelijk ongenoemd. De lezer moet zich tevreden stellen met een omschrijving als: ‘De gestalte die op me afkwam, een arm geheven – Ik gilde in stilte.’ Moeder kon geen tegenspel bieden. Integendeel. Die had haar eigen droevige verleden als meisje dat op haar zesde naar het internaat ging en pas na drie maanden bezoek van haar ouders kreeg. Als vader al lang en breed overleden is, worstelt Sabine nog met complexen die ze aan hem toeschrijft. Een interessant gegeven is dat niet elke herinnering aan de vader negatief en slecht is. ‘Veel gedrag (…) van Papa is zo verdomd dubbel’, en: ‘Ik genoot volop van die vakanties. Ook omdat Pa zonder de stress van zijn baan een ander mens werd. Een leuker man.’
De auteur geeft een goed beeld van heden en verleden. Zo krijgt de lezer op onnadrukkelijke wijze iets mee van de politieke en sociaaleconomische structuur van Ecuador, een land dat zelden of nooit als decor van een Nederlandstalige roman fungeert. Het Vlaanderen van de jaren zestig met een machtige kerk, grote gezinnen, de komst van televisie en het niet-praten over seks, kleurt een ander deel van de roman. Misschien verwacht je als lezer dat het in die sfeer van internaten, een autoritaire vader, een invloedrijke kerk, een hedendaagse vrouw met jeugdtrauma’s op een onthulling over ongeoorloofd seksueel gedrag uitdraait. Maar nee, de roman heeft een heel ander slot.
Volgens het briefje waarmee Paula Loeckx haar roman aan Extaze ter recensie opstuurt, beoogt ze een heldere stijl, een beeldende taal en een strak opgebouwd verhaal. Is ze in die opzet geslaagd?
Ja, ze heeft een heldere stijl. Beschrijvingen en dialogen staan dichtbij de werkelijkheid of vallen daarmee samen. Deze dialoog tussen Sabine en Fredrik als voorbeeld:
– Nog iets?
– Waarom zeg je dat nu op die toon, ik vraag je toch niets abnormaals?
– Sabine, je bent bitsig. Ik begrijp dat het gesprek met je ouders je zenuwachtig maakt, maar leef het niet op mij uit, wil je.
Het lijkt de transcriptie van een bandopname.
Anna Malibran schrijft beeldend proza. Vlaamse schrijvers blinken toch al uit in beeldende taal, constateer ik, nadat ik eerder deze zomer een andere Vlaamse roman, Ava Miller en ik van Extaze-ontdekking Kristien De Wolf, heb gelezen. Ik citeer twee beeldende zinnen. ‘Maar dat er niet een lovend woordje over zijn lippen kwam schaafde de glans weg van het genoegen dat ik bij publicatie had gevoeld.’ ‘Pa zweeg eveneens, in de goddelijke overtuiging dat hij de sterkste partij had gezongen.’
En dan de structuur. De roman is, zoals gezegd, opgebouwd aan de hand van drie tijdfasen. Elke fase wordt in fragmenten geknipt, waarbij de fase van het heden en de fase van de dreigende verhuizing van de ouders hun daadwerkelijke tijdsvolgorde behouden. De jeugdherinneringen jojo-en tussen babytijd en puberteit, gaan van het ene naar het andere zusje, zonder het logische verloop van de jaren in acht te nemen. Vervolgens worden de fragmenten geplakt in zes hoofdstukken die onderverdeeld zijn in zesendertig delen. Als ik de drie fasen A, B en C noem, is deel 14 (hoofdstuk III) als volgt opgebouwd: A, C, B, A, B, A. Is dat wat de schrijfster ‘een strak opgebouwd verhaal‘ noemt? Op het eerste gezicht niet. Maar al lezende, stoort het niet. Ik heb de neiging te zeggen dat de schrijfster ook in dit opzicht in haar opzet is geslaagd.
Veel te verbeteren valt er aan Gruis & Rozen niet. Eén keer slechts las ik iets wat mij stoorde. De moeder van Sabine heeft het over een ‘beregoed idee’. Dat hoor ik een volwassene in de jaren zestig niet zeggen.
(Hein van der Hoeven)
Michiel Hanon, Niets kan blijven, Den Haag 2019 (Michiel Hanon Boeken)
ISBN 9789082996333 NUR 306
Bomvol boodschappen. Ondanks veel dichterlijk taalgebruik laat Hanon weinig aan de lezer over, hij lijkt vooral goed begrepen te willen worden. Geen beelden of zinnen die zich voor meerdere uitleg lenen. Beschrijven en verklaren hebben voorrang boven meeslepen en laten verdwalen.
WONDER
als het regent vind ik het ook fijn dat je er bent/ in alles wat je doet broeit ik hou van jou/ ik weet nog goed/ hoe je mij – waarom weet ik niet/ toen naar je toe hebt geharkt/ en me jouw bos vol kleuren gaf// ja, ik toonde je mijn gedichten/ maar dat kan mijn tijdelijke verlichtheid/ toch niet verklaren/ wat een wonder is een vrouw
De vrouw als onbegrijpelijk wezen, ongrijpbaar ook, passante die vertrekt, verdwijnt, verlaten wordt en opgevolgd, is een thema dat regelmatig opduikt. De honderd acht gedichten in deze bundel lijken niet naar thema of onderwerp geordend. Naast de vrouw vallen weemoed, fatalisme, depressie te herkennen als terugkerende onderwerpen. Een enkel gedicht is gewijd aan het schrijverschap
ONDER WOORDEN
jou ten langen leste geprobeerd/ onder zoveel mogelijk woorden te brengen// woorden die zich rijgen tot zoveel zinnen/ tot stapels onvolmaakt papier// schotsend opgehoopt in de hoeken van de kamer/ onontwarbaar voor elk ander persoon// geleidelijk gemodelleerd tot benaderd beeld/ dat onbegrepen aankijkt// tot ik ga verhuizen, want/ tijd om ons verwarde huis af te sluiten
Behoudens een spaarzame tekst in parlando dat geen regeleindes heeft, zijn de meeste gedichten opgebouwd in strofes van veelal twee tot vier regels. Metrum of rijm zijn zeldzaam. Af en toe een vergelijking, zoals in
TRANSITIE I
na het inslapen trekt de tijd hardloopschoenen aan/ om verlost van drukte van de dag/ na een poos over te lopen// zijn pas geslepen zeis snijdt dunne plakken nacht/ uitgelaten als een jonge panter/ rent hij rond in de ruimte// de haan kraait de verdwaasde om te keren/ maar bij aankomst laat hij steevast na/ te verhalen over later
en in
UITEINDELIJK
uiteindelijk resteert beleving/ beleving van het moment/ als enig doel in dit leven// zonder verwachtingen/ of zorgen, voorbereiding voor morgen/ zonder zielepijn, bezit of herinnering// als een dier bijvoorbeeld/ een hond die je wachtend naast de bal/ intens verwachtingsvol aanstaart// als het verwonderd geheel opgaan/ van een orchidee
Een van de weinige gedichten waarin vorm belangrijk is staat bijna in het midden van de bundel MANISCH DEPRESSIEF
ik/ ben/ blij/ vrolijk/ verrukt/ verheugd/ uitgelaten/ opgewekt/ vreugdevol/ opgetogen/ opgewonden/ levensblij lustig/ fleurig. happy. lach. lyrisch/ dartel. dronken. stralend. welgemoed/ wat. reusachtig. en. paradijselijk. is. het. leven/ waarom. kan. ik. maar. de. helft. van. de. tijd. hierom. lachen/
is. het. leven. wel. paradijselijk. en. reusachtig/ glunderend. fideel. maar. mistroostig/ genotvol. ook. triest. en. tobberig/ humeurig. somber. nijdig/ bedrukt. melancholisch/ zwaarmoedig/ neerslachtig/ depressief/ chagrijnig/ bedroefd/ bedrukt/ depri/ bang/ ben/ ik
Helemaal uitgeschreven heeft het de vorm van een accolade, opbouwend naar climax die weer afneemt. Het wekt de indruk de kern van de poedel, van de dichter en van dit werk te zijn.
(Felix Monter)
Catharina van Daalen, Tot hij oceaan werd, Amsterdam 2019 (Brave New Books)
Een eilandengroep tussen Noorwegen en IJsland waarvan de ruigheid meteen al op de topografische kaart valt af te lezen. Je voelt de aantrekkingskracht zonder er geweest te zijn. Schapen en visvangst (collectief gereguleerde jacht op grienden), een rijke geschiedenis met mythen en sagen die pas vanaf de 19e eeuw schriftelijk werd vastgelegd. Een miniem gebiedje dat vanuit Ierland werd gekoloniseerd door de Vikingen, later veroverd en gekerstend door Noren die op de vlucht waren voor de tirannieke Harald I. Eeuwenlang een wingewest van Denemarken. In de winter gemiddeld 6 uur zon per maand.
Zo’n overvloed aan materiaal is bijna verstikkend. Van Daalen weet er beheerst en scherp gebruik van te maken. Ze mengt impressies van het ongenaakbare landschap moeiteloos met mythen en persoonlijke ontmoetingen.
Tinghella 1
Het zout dat alles wegroest/ vormt kristallen in zijn baard/ hij legt zijn hand op mijn schouder/ als we samen over de rand kijken/ in plaats van te zien hoe de golven een platte rots spoelen/ wil ik de rimpels naast zijn oog kussen …
Sigmundur Brestisson I 2
Sterk kwam hij/ goud schitterend om zijn arm/ Hij die nieuwe woorden geleerd had/ ze meenam naar het oude land/ waar niemand ze wilde horen/ Zijn haardvuur brandde/ toen ze voor hem kwamen, in de nacht/ Gedreven door het geluid van ijzer/ vielen twee mannen van de klif/ Ik zag de derde zwemmen/ tot hij oceaan werd
Een opbouw in strofen van uiteenlopende lengte is de enige vormvastheid die valt waar te nemen. Rijm, metrum en enjambementen zijn afwezig. Geen hoogdravende beeldspraak, wel lyrische beschrijvingen.
Van Saksun naar Tjørnuvik 3
Als je het pad van de herder en zijn hond loopt/ naar de stenen die de grens markeren/ verdwijnen de schimmen in het mos/ kom je onderweg twee mannen tegen/ die ’s nachts de stenen van het baken/ af- en opstapelen// In de baai onderaan de waterscheiding/ de enige plaats waar de golven het zand bereiken/ ligt een Spaans galjoen met averij …
Týr 4
… Wat wordt er gezegd als alle ogen gesloten zijn/ als hij rondwoelt in het donker/ zijn hand biedt om de woede te binden/ tegen het schudden van de aarde …
Op de omslag en tussen de negen gedichten staan vijf foto’s van bemoste of begraste fjordachtige rotspartijen, door de dichter genomen.
1 Tinghella is de zuidelijke punt van het eiland Eysturoy.
2 De Noor Sigmundur Brestisson (961-1005) ontvluchtte de knoet van Harald I en bracht het christendom naar de Faeröer.
3 De wandeltocht van Saksun naar Tjørnuvik op het grootste eiland, Streymoy, staat te boek als de mooiste op de Faeröer.
4 Týr was de Noorse god van de oorlog, en is naamgever van een Faeröerse folk metal band.
(Felix Monter)