Nieuwe recensies

Omslag Zo heb je mij genoemd.inddTrudy van Rooij-van Mil, Zo heb je mij genoemd, 2019 (Theseus’ Ship Publishers)

Trudy van Rooij-van Mil studeerde Engels en schreef beroepshalve voor het onderwijs. Zo heb je mij genoemd is haar romandebuut. Een fragment hieruit verscheen in nummer 19 van Extaze.

De schrijfster kiest voor een origineel perspectief: dat van de vierennegentigjarige Helena, boerin en kruidenvrouw in de Geelders, een streek tussen Boxtel en Schijndel. Hierdoor ontvouwt zich een langgerekte tijdslijn die loopt van het vooroorlogse Brabantse platteland, waar het pluimvee met de hand werd geslacht en het nog niet vanzelf sprak dat een boerendochter goed leerde lezen en schrijven, tot de hedendaagse maatschappij, waarbij de communicatie via mobieltjes en transacties via Marktplaats.nl verlopen.

Helena voelt haar einde naderen. Ze verkoopt haar laatste koe en gaat langs bij de notaris en de begrafenisondernemer in het dorp. Terwijl ze die handelingen verricht, spreekt ze in gedachten tot haar kleindochter Madeleine met wie ze al dertig jaar geen enkel contact meer heeft, maar die ze nog steeds als spirituele erfgenaam beschouwt. Met weemoed denkt ze terug aan de tijd dat ze het kleine meisje inwijdde in de geheimen van de natuur. Tot het einde toe blijft het spannend of de kleindochter haar oma gaat opzoeken.
      De roman bevat meer spannende elementen. Zo behoren niet alleen kruiden tot de attributen van Helena, maar ook een dolk en appeltjes met een gevaarlijke uitwerking. Zijn haar spirituele gaven wel louter zegenrijk? Het is een vraag die ook bij haar, laat in haar leven, opkomt: ‘Toen dacht ik dat ik het goede had gedaan.’
      Halverwege het boek dient zich een zekere Simon aan. Je voelt de spanning bij Helena wanneer hij wordt geïntroduceerd met de zin: ‘Als ik toen geweten had wat die man met die map onder zijn arm zou aanrichten, had ik hem gelijk weggestuurd.’
      Een enkel van het standaard-Nederlands afwijkend woord – geut (voor keuken), herd (voor woonstee) en oetelpoel (voor kikkerpoel) – draagt ertoe bij om de sfeer van het plattelandsleven weer te geven. De schrijfster houdt de niet-alledaagse denk- en leefwijze van Helena consequent vol. Zodoende wekt het geen bevreemding dat de stem van Helena’s moeder af en toe opduikt om commentaar te geven op gebeurtenissen in het heden.

Het is jammer dat het manuscript in stilistisch opzicht niet meer aandacht heeft gekregen. Eerste zin: ‘Alles wees er toen op dat het een vruchtbare zomer ging worden.’ -> ‘toen’ kan worden geschrapt. Tweede zin: ‘In het duister hing de geur van een aankomende lente al in de lucht.’ -> ‘al’ is overbodig. Vierde en vijfde zin: ‘Het was rustig. Mijn haan kraaide, mijn koe loeide, maar verder was het stil.‘ -> de vierde zin voegt niets toe. Op de pagina’s 82 en 83 komt het woord ‘maar’ zes keer voor, het woord ‘probeerde’ vijf keer.

Al met al een originele, onderhoudende en goed gecomponeerde roman die met een kritischer redactie nog meer leesplezier had gegeven.

Hein van der Hoeven

 

De tijd van ons leven, Marcel de RoosMarcel de Roos, De tijd van ons leven, Woerden 2018 (Tresoor)

Vormvast en een virtuoze taalbeheersing, dat zijn de eerste indrukken. Vrije verzen worden terloops afgewisseld met eindrijmen, tot aan doortimmerde sonnetten toe. De kern van deze bundel is de omtrekkende beweging. In geen enkel vers heb ik een rechtstreekse verwijzing naar het bezongen onderwerp kunnen vinden. Maar de dichter weet zoveel details en schakeringen aan te brengen dat de contouren veelal niet te missen zijn. Dat hullen in nevelen en schrijven in raadsels kan een valkuil zijn, omdat veel van dergelijke teksten doodslaan als lauw bier op een schaaltje wanneer de lezer de clou heeft gevonden. Deze poëzie heeft daar geen last van. Ook wanneer het kwartje bij de lezer is gevallen, blijft de tekst intrigeren en verwonderen. De rijkdom aan taalvondsten en -wendingen speelt daarbij een belangrijke rol.

Als voorbeeld een selectie uit het gedicht GEEN BERICHT:

‘Het is hier diep en nat. Zo nat//Niet droog te malen dit bestaan./ Met stad en eiland naar de kelder./ Koud en vochtig. Volop foute boel./ … Ook onder water horen/ we eigenlijk ergens bij/ en weinig aanloop van daar boven./ … Het werkt ons op de lippen hier./ Geen briefpapier onthoudt de inkt/ en flessen niet bepaald voorhanden./… Het is hier diep en zwart. Zo zwart.’

Het duurt even voor het doordringt dat hier de mogelijke gevolgen van een royale zeespiegelstijging aan de orde zijn. Maar ook dan blijft het gedicht zeggingskracht houden.

Behalve de toestand van de planeet passeren ook zaken als religie de revue, de zin van het leven, de liefde in al haar aspecten (‘… Nu zweef ik hier in ijle sferen./ Wel alleen helaas. Te weinig/ wederkeer om van een klik/ te spreken. …’), met een scherp oog voor het menselijk tekort. De Roos lijkt gecommitteerd aan het heavy verse. Weer een illustratie, uit VOOR DE RUSTELOZEN:

‘Je hoeft niet zelf te kunnen zingen/ om te weten hoe het klinken moet./ Leunstoel, flesje port en laat maar komen.// Melodieën die een volkslied kunnen dragen./ Aangezet als ongeplande revoluties … Aanklacht tegen lot en leugen. Missie van/ het groot gemis. … Daar zit je in je grachtenpand, de muren/ vol met smaak en afbetaald, je wederhelft/ verzonken en een platenspeler op herhalen.’

Een hebbelijkheid die niet overal geslaagd uitpakt is het weglaten van werkwoordsvormen. Uit VORST AAN DE GROND

‘… Stuk voor stuk uit beeld verdwenen/ al zijn oude ankers, fundamenten en/ patronen. Met losse hemelklap geheel/ aan puin, bij onwennig wijs decreet/ geruimd of stilletjes de moede benen// Eén voor één het veld verlaten, torens/ net zo goed als paarden en pionnen. …’

Dergelijke passages blijken snel vermoeidheidsverschijnselen op te roepen bij deze lezer.

De bundel is met grote zorg vormgegeven en uitgevoerd. Het papierwerk is voornaam dik en glad afgewerkt. De bundel is gebonden en in een harde stofomslag gevat. Op de losse papieromslag is een sfeervol schilderij van John Singer Sargent afgebeeld.

Wie de bundel aan wil schaffen vindt wat hij of zij zoekt op tresoor.org

Felix Monter

 

Kasper van Hoek, Geen sinecure, eigen uitgave 2019 geen sinecure
Deze korte roman (honderd pagina’s, ruim gezet) bevat dagboekfragmenten uit de periode 2013 – 2018. Per week worden een of twee belevenissen of observaties genoteerd, vaak bestaande uit niet meer dan twee, drie zinnen. Een enkele aantekening loopt uit tot twee pagina’s. ‘Geen sinecure’ is het debuut in boekvorm van Kasper van Hoek.

De meeste aandacht trekt de weergave van de contacten met medewerkers van de klantenservice van bestaande firma’s als KPN, Online.nl, Energiewacht en Staples. ‘Klantenservice’ is hier een ironische term, afgaande op de dagboekfragmenten. De klant wordt meestal het bos ingestuurd. Dat levert een ketting aan notities op in de trant van deze van 20-02-2017: ‘Ik heb al een week niets van Staples vernomen. Ik stuur ze een herinnering.’

Met eindeloos geduld wacht de dagboekschrijver op het verhelpen van de klacht. Na elke paar dagen bellen, inspreken van een antwoordapparaat en/of mailen is het eindelijk zover. Waarna na korte tijd hetzelfde of een ander malheur wordt genoteerd. Het leven is inderdaad geen sinecure.

Even weinig succes hebben de contacten die via een datingservice lopen. Esther, Amber, Lotte, Miranda, Linda, Janneke, Elise: na een of twee ontmoetingen blijkt de match toch geen match.

Bij een derde categorie aantekeningen gaat het om observaties, op straat, in supermarkt of snackbar. ‘ “Wat voor kool is dit?” vraagt de kassamedewerker terwijl hij een krop sla omhoog houdt.’

Het zal duidelijk zijn dat in een boekje van honderd pagina’s veel niet aan de orde komt. Over het wereldnieuws, televisieprogramma’s, familie en vrienden (of heeft hij die niet?) geen woord.

In de herkenbare dagboekfragmenten hanteert Kasper van Hoek een zakelijke, nuchtere, stijl. Soms ook ironisch of geestig: dan doet het aan een sketch van Koot & Bie denken. Het is knap dat hij met een doodgewone man (kantoorbaan, huurappartement van de woningbouwvereniging, vakantie n Valkenburg) de lezer kan boeien. Maar voor wie literatuur leest om aan de dagelijkse sleur te ontsnappen, is dit boek geen aanrader.

Om een voor mij onduidelijke reden heeft de auteur ervoor gekozen de aantekeningen op maand en niet op jaar te rangschikken. Toen ik na de eerste twee bladzijde met notities over enkele dagen in augustus 2017 een aantekening uit 11-08-2018 las, dacht ik aan een zetfout. Maar dan volgt 20-08-2016. En zo gaat het als een jojo op en neer. Hinderlijk. Want een lezer moet nu terugbladeren om te zien of de bezoekjes met Miranda aan het politiepettenmuseum en het boerenwagenmuseum voor of na de relatie met Amber plaatsvonden.

(Hein van der Hoeven)
 
 
 

Soldaten, Jos van DaanenJos van Daanen, Soldaten, Nijmegen 2019 (Van Groningen)

“Deze bundel bevat vijf paren gedichten waarin telkens twee lyrische ikken in hun eigen taal eenzelfde situatie beschrijven. Alle gedichten zijn afzonderlijk te lezen. Per paar fungeren ze als 1 + 1 =3.” Aldus de toelichting op de titelpagina van deze bundel.

In het eerste paar maakt Van Daanen meteen duidelijk wat hij beoogt:
De Soldaat begint aldus:
‘Ik heb moeten sterven/ voor mijn vaderland/ Onder het licht lag ik/ klaar voor de dood/ onder de bomen/ de bodem was zo zacht’
en tegenhanger De Soldat:
‘Ich mußte schießen/ für mein Vaterland/ Im Dunkeln habe ich gewartet/ eingericht auf den Tod/ zwischen stillen Zeugen/ der Boden löste sich’

Net als in de rest van de bundel is het taalgebruik compact en trefzeker. Over het algemeen zijn de metaforen en anderssoortige beelden goed getroffen.

Het volgende koppel beschrijft Priest en Chorsänger. Terwijl zwalkende hoogwaardigheidsbekleders van organisaties waarin misbruik structureel lijkt te zijn (kerkgenootschappen, sektes, strijdkrachten) steeds dringender ter verantwoording worden geroepen, verdiept van Daanen zich in de daders.
‘For I have suffered, I had my share/ of grief’
‘You took me by my hand, tortured me/ haunted me’
De dader plaatst de schuld voor het verleiden buiten zichzelf, bijna verwijtend.

Naast dit subtiele inleveningsvermogen steekt het bijna karikaturale paar The General en De Hospik magertjes af. The General wordt weggezet als een houwdegen:
‘Thus I lived the art of living, by feeding/ on wars’
tegenover de immer toegewijde hospik:
‘Ik volgde het spoor van het beest/ zonk de zielen af’

Het tweede deel van het slotpaar is geschreven in dialect (‘met dank aan Paul’) dat voor een recensent in de randstedelijke bubbel niet te volgen is:
‘Jevräud han iech miech/ wie vier jinne floep mieë hauwe’

Felix Monter
 

Reacties zijn gesloten.