Scheveningse bosjes, door Michiel Hanon

Als ik de Scheveningse Bosjes betreed, gaat het over het algemeen als volgt. Als eerste zie ik de loslopende hond of, nog erger, honden. Ik doe globaal onderzoek naar het type hond, en schat in of er gevaar dreigt. Ik zoek de baas, want deze houdt zich gelukkig daar meestal ook op. Als de baas is gevonden, schat ik in of deze overwicht heeft over het betreffende dier. Dit bepaalt of ik met een redelijk gerust hart kan naderen en passeren. Tot de volgende hond opdoemt, en dit ritueel zich herhaalt. Van een rustige wandeling is meestal geen sprake, en vrijuit mijmeren is er daarom niet bij.

Ik geef toe, het is minder beangstigend dan het wandelen langs boerderijen of afgelegen luxe villa’s, waar honden, met kennelijke instemming van hun baas, menen het territorium te moeten verdedigen. Over wat van dit territorium deel uitmaakt, kunnen hond en ik van mening verschillen. Het liefst neem ik daarom een flinke wandelstok voor eventuele calamiteiten mee. Als het niet zou zijn verboden, zou ik een agressief dier zo nodig verrassen met een portie pepperspray. Ooit ben ik ergens door een hond van het model ‘kalf’ in mijn dij gebeten. Ik was nota bene op de fiets, maar kon mij toch niet snel genoeg ‘uit de voeten’ maken. Ik ben maar meteen doorgereden naar de EHBO-post van een ziekenhuis, waar ik een tetanusinjectie kreeg.

In de Bosjes loopt het zo’n vaart gelukkig niet. Hier voel je je om een andere reden minder welkom. Ik zie hondenbezitters bij het passeren steevast denken: Meneer, u heeft geen hond. Wat doet u hier, zo zonder doel? Wij mensen en honden zijn één grote familie. Wij kennen elk weggetje, ieder bankje. Wij babbelen hier dagelijks met elkaar, en ook onze honden snuffelen altijd opnieuw aan anderhonds achterkantjes. Ik vind het onnodig u te begroeten.

‘Flater, wat ben je vandaag aanhalig!’ ‘Ik zie Gabber al. Ga maar kijken!’

Weer wel leuk zijn de jongeren die na schooltijd met elkaar bij bepaalde bankjes afspreken. Het gaat me niets aan, maar ik meen deze bankjes inmiddels te kennen. Meestal gaat het om een jongen en een meisje, die zo op elkaar zijn gefocust, dat er bij hen geen probleem met honden zal leven. Een bankje in de Bosjes van de Hofstad voldoet in zekere zin aan de wens van geliefden om zich af te zonderen. De beslotenheid is natuurlijk niet optimaal. Als ik langs loop, voel ik dat de jongeren denken: Meneer, loopt u gauw door. Wij willen graag wat privacy, kunt u geen ander weggetje nemen? U heeft geen hond, wat heeft u hier eigenlijk te zoeken?

Toen ik laatst langs één van mijn Romantische bankjes liep, zag ik een duidelijk zenuwachtig rondkijkende jongeman daarop wachten. Naast hem lag een bosje bloemen. Een bosje in de Bosjes. Zou hij bij zijn vriendin wat goed te maken hebben? Of is hier  sprake van een aanzoek, een begin van wederzijdse liefde? Een mogelijke relatie, later leidend tot een gezin met een leuke hond erbij.

Gelukkig bieden de Scheveningse Bosjes ook gelegenheid tot een heel ander soort ontmoeting dan tussen hondenbezitters, respectievelijk honden, en is het voor een hondloze loper met een idee-fixe over ongenodigd zijn toch boeiend om in te vertoeven.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Geen categorie. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.