zij krassen en dan mogen wij nog van geluk spreken
dat het nacht is, zij krassen zacht, midden in de lucht
verleren zij het vliegen, er zweeft een onzichtbare sliert
speekseldraden in de lucht waaraan zij zich ophangen
zij staan voor de doden die weigeren om voorgoed weg
te wiegen, zij krassen, wij hebben dit nog nooit gehoord
desondanks herkennen wij dit geluid, zij krassen zacht
zo weten wij, zonder slag of stoot, nu is het onze beurt