kinderspel
ze sluit de ogen en springt
touw schraapt over aarde
de cadans bouwt een huis
waarin ze zich opsluit
ze blijft graag op een plaats
pootje baden
een hond kijkt op en lost zijn stok
een oester slikt haar parel in
met open mond staren de vissers
ze vrezen voor hun netten
langzaam verzandt de zee
onder haar eigen indruk
waar is het
ik zocht en zocht en zocht
op zolders en in kelders
zelfs in krochten en in riolen
maar hij die zoekt vindt niet
liefde ja de hoogste goed
de drijfveer van de wezen mens
vond ik vaak en overvloedig
bij de urne van mijn ouders
– zij en ik wij praten
dat heet dan sterker
dan de dood
en bij mijn buurvrouw ook
die lakens spreidt
wanneer de buurman werken gaat
ik vond zelfs liefde bij de paard
aan de overkant van de straat
maar waar de het nu huist
nu ze haast verboden is
riskeert te worden afgevoerd
naar clandestiene kampen
ik weet het niet ik weet het niet
vergeef me ik bedoel
ik weet de helemaal niet