Gisteravond kroop je in bed met een kriebelend verlangen naar de dag van morgen. Je dacht aan het lekkere ontbijt en de dampende koffie die haar geuren zouden verspreiden door het geriefelijke huis, en aan het ontluikende licht en de warmte van de zon, en aan de planten en de dieren die net als jij hun ogen zouden openen en zien dat morgen vandaag is geworden.
Je sloot de ogen en maakte een lange reis door de nacht langs de plaatsen waar je in je leven bent geweest en langs de mensen die je hebt gekend, de levenden en de doden, en je zag ze zoals ze toen waren in levende lijve, als in een film, soms versneld afgespeeld, soms vertraagd, al naar gelang de emotie.
De afgelegde afstand en de verstreken tijd waren niet in kilometers of in uren uit te drukken, maar in lichtjaren. De wegen die je hebt begaan, de plaatsen die je hebt bezocht, de mensen die je hebt gekend werden met een vliegensvlug bezoekje vereerd, een bezoekje dat zich precies zo afspeelde zoals het toen is gebeurd, met uitzondering van de negatieve en duistere zaken die door de censuur van het licht uit de herinnering werden verwijderd.
Je ontwaakt en die fantastische reis die je gedurende de nacht hebt gemaakt, de meeslepende film die je hebt gezien werkt nog na. Je ligt in bed. De film is afgelopen. De hoofdpersoon ziet dat alles bij het oude is gebleven. Het koffiezetapparaat staat onbewogen klaar voor gebruik. De koelkast staat zachtjes te zoemen. De kast met ontbijtspulletjes is nog gesloten en wacht zwijgend op wat komen gaat.
Maar er komt niets, want ook jij ligt te wachten op wat komen gaat, zoals in de nachtelijke reis alles kwam en weer ging zonder moeite en zonder vermoeidheid.
En je koestert de herinnering aan het verlangen van gisteren naar vandaag.