1 november
ik zal nooit je schouderbladen schrapen,
wervels tot een ruggengraat puzzelen, je een nieuwe huid
aanmeten of je stembanden lijmen. vanuit een precieze hoek
heb ik je aders niet geopend, geen kwaad bloed verspild.
de donkerste draad rond mijn gedachten spint
een cocon van spijt. wij dragen nog steeds
elkaars naam. geloven er niet echt in.
dit is het seizoen waarin doden rijpen. ik laat je liggen.
Spoorzoeker
de straat bewaart dit stoffige huis,
het lekt jaren leegstand.
in de hoeken glanzen mijn kinderjaren,
waarin ik mezelf terugzoek.
ik ruik opnieuw tabak, proef zondags gebak,
de schrijfmachine hamert woorden in mijn oor.
hier loopt het spoor dood, in dit beroofde
land reed ik door de zomer op mijn fiets,
nu hijgen zelfs de honden in kortere stoten
lijkt het groen ouder, tot alles krimpt
tot het punt waarop ik zonder spijt
uit het moment stap.