Astrid H. Roemer (Paramaribo, haar werkzame leven grotendeels woonachtig in
Den Haag, woont nu in België) debuteerde als auteur in 1970 en brak door naar een groot publiek met de roman Over de gekte van een vrouw (1982). Behalve romans publiceerde zij toneel, poëzie, columns en verhalen. Eind jaren negentig beschreef ze het Suriname
van na 1980 in de romantrilogie Gewaagd leven (1996), Lijken op Liefde (1997) en
Was Getekend (1999). De jaren daarna leed ze een teruggetrokken bestaan, maar ze bleef schrijven.
Dit jaar is ze uit de zelfgekozen anonimiteit getreden, mede vanwege de documentaire
De wereld heeft gezicht verloren van Cindy Kerseborn, die in december 2015 in première zal gaan.
In Extaze 15, dat op 8 oktober in de Haagse Kunstkring zal worden gepresenteerd, is een voorpublicatie uit haar roman in wording Olga en haar driekwartsmaten opgenomen.
De redactie van de Extaze-website heeft het genoegen een nieuw ‘tragi-komisch’ gedicht van haar hand te mogen afdrukken. Het gedicht ‘Op een zomerhit’ uit dezelfde nog te publiceren cyclus verscheen in nummer 3 | 2015 van De Gids.
Op Poes Steffi
1.
Miauw ik ben wakker en
krijg ik een kus. Niet op mijn
tenen maar op mijn slaapmuts.
Ik heb je gemist.
Je was niet in mijn dromen.
Je lag naast mij in bed.
Ik heb jou niet meegenomen. Maar jij
bent mijn maat en mijn betere helft.
Ik wil voor je zorgen tot in het uur
dat je sterft.
2.
Miauw kom gauw eten van je voorkeurskost
dus havenverse zeevis tot brokjes
geplet. Ja, ik blijf bij je zitten en doe
een poezengebed. Er is niets
in de wereld wat jou en mij
nog trekt.
Ik verdraag je klauwen dichtbij
me, o schat en jij neemt mijn kuren
in zonder grommen. Loopt niet weg.
En wacht.
3.
Je stapt op mijn lijfstukken maar
blijft altijd preuts.
Ben ik lief geweest dan lik je
mijn neus.
Mijn suppoost ben je wanneer ik te lang douche.
Mijn wakkere lijfwacht als ik maanden
zwoeg. En schud ik me vrij
jij bent de eerste die het merkt.
Wij vieren het poes.
Onze band is oersterk.
4.
Je waakt over mij Miauw
de hele nacht door en je wekt
me zodra je iets opmerkelijks hoort.
Je springt op mijn schoot als
ik weer ben bedrogen.
Je wacht bij de deur als je
mij hoort aanlopen.
Heb ik levenspijn je spint een nieuw
lied en weet je poes
hoe ik van onze balspelletjes geniet.
5.
Ik borstel je vacht en
verzorg je voeten ook al laat je
mij daarbij soms vreselijk bloeden.
Ik koop wat je lust en trakteer je
op snoepjes.
Draag je naar de kliniek voor jouw
prikjes, je moetjes. Dan als ik ga
kuieren neem ik je mee. Ja, Miauw
naar supermarkt, parken en zelfs
over zee.
6.
Miauw als ik sterf waar ga jij dan
heen want wie begrijpt jou van jouw
soort is maar een. Dus sloof ik me
uit om goed lang te leven. Zo
lust ik veel cake maar neem
toch een sneetje. Dood-zijn
is geen keus voor hen die beminnen.
Lief, laten wij beiden
er nog niet aan
beginnen.
Astrid H. Roemer