De nieuwe eigenaar van het stuk grond waar de boshut op staat, had begrepen dat de laatste bewoner vier maanden geleden was vertrokken. Wellicht heeft hij slechts met een half oor geluisterd naar de verkopende makelaar. Hij kocht de grond immers om er zijn droomhuis op te gaan bouwen; de boshut zal in januari tegen de vlakte gaan. Toen mijn verzoek kwam om drie maanden in de boshut te verblijven om te schrijven, stemde hij in zonder met zijn ogen te knipperen. Mij leek het uiterst eenvoudig een boshut te betrekken waar slechts enkele maanden geleden nog mensen woonden. Als zij er in hebben geleefd, zou ik dat toch ook moeten kunnen?
Maar zoals de meeste wendingen in mijn leven, blijkt ook deze weer een verrassende kant uit te gaan. Het is wonderlijk hoe ik dat voor elkaar krijg.
Al anderhalve week liggen de boeken, kleren en boodschappen in kratten opgestapeld in de gang voor de kleine verhuizing. Ik heb niet veel meer nodig denk ik, voor die drie maanden, want ik ga toch alleen maar schrijven en lezen. Voor ik mijn intrek neem in de boshut moet er warm water zijn en verwarming. Een klusje van niks. Ik fiets even fluitend heen en weer om het te regelen. Maar de gaskachel die midden in de woonkamer staat geeft geen sjoege als ik aan de knop peuter en ook de geiser in de badkamer verkeert in comateuze toestand. Als er een mannetje bijgehaald wordt, constateert deze dat het misschien maar goed is dat ze niet functioneren aangezien de gasleidingen zo lek als een mandje blijken.
Een kleine tegenslag maar niet getreurd. Ik heb de boshut in de kop en in de boshut zal ik schrijven dus besluiten we het gas af te koppelen en een zoektocht te starten naar een elektrische boiler en een houtkachel. Thuis zit ik alleen maar te wachten want nu ik besloten heb in de boshut te gaan schrijven blijk ik het aan de keukentafel niet meer te kunnen. En dat kan niet want er staan meerdere deadlines in mijn agenda en dus ga ik gewoon. Het wordt mooi weer. Ik neem een dikke pyjama en een wollen trui mee. Mijn moeder zal vast weer sokken voor me breien deze winter.
Ik zit op een boomstronk in de tuin als de buurman komt aanlopen. De vogels fluiten. Zonlicht valt in schuine banen tussen mijn bomen door. Ik heb een magnetron, een waterkoker, een kruik, een winterjas en een koffieapparaat. Wat meer kan een mens nodig hebben? Hij heeft een diepe frons in zijn voorhoofd. Wat moet dat hier? roept hij me vanaf het hek al toe. Ik kom hier wonen, zeg ik. Op hetzelfde moment glijdt er een dakpan naar beneden. Op het stenen paadje naar de voordeur valt hij met een zachte tik kapot. We kijken er allebei naar. Dan haalt hij zijn schouders op. Mooi zo, zegt hij, heb ik er eindelijk geen omkijken meer naar. Het ding staat al jaren leeg.
Heidi Koren