onder zijn voeten vallen de galerijen
met deftige slagen naar beneden
passagiers trekken rond over de promenadedekken
zoals de sluiter in z’n binnenste steden bergt
exotische markten opgesloten onder luifels
waar de zon zich in scherpe banen door de gaten perste
tegen de rug van zijn hand
tussen kleine dorpjes trekt een schipper met een touw de oevers naar zich toe
elke morgen een andere haven
een andere stad die gracieus door de knieën zakt
het vuur wordt gevoed in de machinekamers
in de balzaal houdt een zangeres een lage toon aan
zo lang dat het een diepte wordt
walsen kabbelen gestaag voort
nippend van het laatste beetje zonsondergang laat de man
de horizon door zijn handen gaan
*
aan mijn tafeltje op een plein vol tafeltjes
vloeien de parasollen samen, eilandjes gemorste melk
met een vinger naar elkaar gedrukt
de zon valt gezeefd door de mazen
er wordt geduldig gerookt
het lijf een slobbertrui in een kuipstoel, paffen
noemt m’n vader dat in mijn achterhoofd
een accordeonspeler schuift tussen de tafels
met een glimlach door de vernis gehaald
via opgetrokken wenkbrauwen naar pupillen
teken ik vraagtekens in de gezichten
alsk gezeg heb ik ben er nie
dan benk er nie
spreekt een man zijn telefoon toe
ik bel naar huis om te zeggen dat ik in Venlo ben
en stel me voor hoe aan de andere kant
het terras, de salade met croutons en de blikkige flarden
accordeon bij elkaar worden gezet
en of daarbij ruimte wordt gelaten
voor het meisje met haar veters rood-wit-blauw gestrikt
voor het hondje dat semi-bourgondisch om zich heen kijkt
terwijl hij het plein onder zich wegtrapt
Bernke Klein Zandvoort, uit de bundel: Uitzicht is een afstand die zich omkeert
(Em. Querido’s Uitgeverij bv, Amsterdam, 2013)