Donderdag 7 juni werd de nieuwe Extaze: ‘Bijtende teksten’
gepresenteerd in de Houtrustkerk in Den Haag.
Bijtende teksten
ESSAYS
Sander Bax en Eline Peeters beschrijven hoe W.F. Hermans, ‘de venijnigste pennen-
strijder die we in Nederland gehad hebben’, zijn polemieken vanuit het autonome literaire veld (gericht op literaire critici en schrijvers) uitbreidde met debatten die hij voerde
in de publieke media, maar daarbij vasthield aan zijn positionering als autonoom auteur en de wetten van de massamedia aan zijn laars lapte: ‘Nee, het is een vertelgesprek
van mijn kant’.
In zijn essay over Lucebert plaatst Wim Hazeu kanttekeningen bij diens pro-nationaalsocialistische uitspraken die hij in particuliere brieven uitte, en bij zijn aanmelding bij de Arbeitseinsatz. Hij wijst dan op zijn huiselijke situatie, zijn avontuurzucht, zijn beïnvloedbaarheid, zijn liefde voor de Duitse literatuur.
Het begrip dat Hazeu voor de jongeman opbrengt kent zijn grenzen, maar wel stelt hij vast dat Lucebert met zijn werk geantwoord heeft op die episode in de oorlog. Enigszins aansluitend op het bovenstaande is de passsage in
Rutger H. Cornets de Groot’s essay ‘Dat niet zou mogen deren’, waarin hij Lucebert
als voorbeeld noemt van een dichter die zich in zijn kritische gedichten niet verschuilt achter een gehekeld persoon (door middel van pastiche, parodie of karikatuur),
maar aan de literatuur de oneigenlijke eis stelt een middel te zijn tot een buiten
de literatuur gelegen doel.
Dick Brongers analyseert in ‘Mefisto op de radio. Max Blokzijl, de verleider der wankelmoedigen’ de demagogische, opruiende taal in de wekelijkse praatjes van Max Blokzijl voor de radio: ‘Het nationaalsocialisme zit in de lucht. Deze leer is gekomen op het ogenblik, waarop de menschelijke samenleving er overrijp voor was.’
Leonor Faber-Jonker herinnert zich anekdotes, woordgrapjes, associaties en uitspraken, vaak over taal (‘eenvoud is macht’) van popdichter, punkdrummer en iconoclast Ton Lebbink, en herinnert zich haar eigen ‘bekering’ tot de punk: ‘De venijnige teksten van de Vibrators, The Stranglers en de Buzzcocks gaven me hetzelfde bevrijdende gevoel als de humor van de VPRO, het dragen van wijde zilveren broeken
en verboden sigaretjes.’
Nico van Apeldoorn vertaalde politieke teksten van Boris Vian (1929–1959), oorlogspoëzie van Siegfried Sassoon (1886–1977) en gedichten tegen de slavenhandel van Robert Southey (1774–1843) en voorzag hun gedichten van een inleiding.
KORTE VERHALEN
Flip Filz
Rutger Heringa
Jochem F. Melis
Ward Mertens
Dirk Rodenburg
GEDICHTEN
Liesbeth Aerts
Job Degenaar
Maria van Oorsouw
Margriet Westervaarder
BEELD
Sebastiaan Schlicher