Buitenstaanders en ingewijden in het werk van D. Hooijer
Het werk van D. Hooijer is vanaf haar debuut met de verhalenbundel ‘Kruik en kling’ in 2001 tot en met haar in 2013 postuum uitgekomen roman ‘Berichten van een zakenman’ zeer lovend besproken in de pers. Bewondering voor haar stijl en haar vertellerstalent klonk in alle recensies door. Onder alle lof zoemde vaak een zekere bevreemding over de personages die in haar werk figureren. En grappig genoeg wekte dat weer de verbazing van D. Hooijer zelf. Nadat ze in 2008 de Librisprijs had gekregen voor haar derde verhalenbundel ‘Sleur is een roofdier’ stond ze midden in de belangstelling en kreeg ze de gelegenheid om in interviews uit te leggen dat ze zelf haar personages heel realistisch vond. Ze vertegenwoordigden een soort mensen die zij regelmatig op verjaardagen tegenkwam, zo vertelde ze Wim Noordhoek in een marathoninterview voor het radioprogramma ‘De avonden’ in 2009. In datzelfde interview merkte Noordhoek op dat hij haar personages mooi vindt om hun directheid. Nu valt D. Hooijer natuurlijk niet samen met haar personages, maar ze toonde wel een staaltje van verbluffende eerlijkheid in het korte interview dat Twan Huys haar afnam vanuit het programma ‘Nova’ direct na de uitreiking van de Librisprijs. Ze vertelde dat ze al haar hele leven gedichten had geschreven die ze niet in boekvorm uitgegeven kreeg. Het deed niets af aan de zelfverzekerdheid die ze tijdens dat gesprek uitstraalde en dat kwam niet alleen doordat ze net een grote prijs in handen had.
Deze vrolijke openhartigheid over teleurstellende zaken kenmerkt ook de Hooijerpersonages. Laconiek vertellen ze over hun falen op de liefdesmarkt en hun gebreken. Achteloos tonen ze hun besef van vergankelijkheid vanaf het verlies van schoonheid tot aan het wenkende graf. En al wankelt hun zelfvertrouwen regelmatig, diep in hun hart bewaren ze hun zelfrespect. De personages in het werk van Hooijer lijken minder waarde te hechten aan de maatschappelijke status dan de gemiddelde mens in zijn leven doet. In haar werk ontmoeten welgestelde mensen en tamelijk berooiden elkaar op gelijke voet. Dat betekent niet dat er geen enkele sprake meer is van hiërarchie. Succes in het leven hangt in de wereld van Hooijer niet zozeer samen met het bereiken van een maatschappelijke positie, als wel met het verkrijgen van zoveel mogelijk kansen op het seksuele vlak. Althans zo lijkt het vaak in haar verhalen en romans. Maar naast de sterke drang naar liefdesbetrekkingen hebben de personages een even grote behoefte aan opname in een hechte vriendenkring. Hun opgewekte benadering van tegenslag is een wapen tegen het verdriet.
Twee duidelijke voorbeelden van optimistisch denken staan in de roman ‘Catwalk’ van 2009. Een jongeman van achttien bezoekt een jonge prostituee van het geld dat zijn tante hem heeft gegeven voor zijn eindexamen. Hij kent de erotische professional overigens van een therapeutische cursus. Na de daad praat hij met haar over zijn huidproblemen. “ ‘Mijn broer moet maar trouwen,’ zei Fons, ‘die heeft een goede huid. Mensen met acne moeten zich niet voortplanten. Dan komt de mensheid onder een sluier van etter.’ Ze begon hem te stompen. Hij begreep dat ze dat deed omdat ze geen weerwoord had, omdat hij gewoon gelijk had. Maar na wat gestomp en gestoei had ze toch wat vrolijks bedacht. ‘Je moet een vrouw met acne nemen en kinderen krijgen. Na honderd jaar heeft iedereen het en dan is het juist leuk.’ ”. Even daarvoor heeft hij in gedachte haar schriele figuur vergoelijkt in de volgende overweging: ‘Haar magerte stoorde hem niet, omdat hij op de hoogte was van haar probleem. Je hebt vrouwen als matrassen, dacht hij, maar dat hoeft pas als je invalide bent.’ Als er iets ongebruikelijks is in deze passages, dan heeft dat vooral te maken met de situatie: een jongeman die een prostituee bezoekt die hij ook treft in therapeutische kring. De personages zelf getuigen in woord en gedachte van een empathisch vermogen dat hen tot sociaal begaafde mensen maakt.
In dezelfde roman wordt een privédetective die bevangen door de hitte in een parkje zit, door een oudere prostituee meegenomen naar haar koele flat om bij te komen. Dit ondanks het feit dat zij hem ervan verdenkt haar te bespioneren in opdracht van één van haar klanten. Een vergelijkbare daad van medemenselijkheid wordt getoond in Hooijers debuutbundel ‘Kruik en kling’. In het openingsverhaal meldt het hoofdpersonage dat ze een zwerver onder haar tuinbank heeft. Bevangen door de kou klopt hij op een nacht bij haar aan en wordt binnengelaten. Ze haalt er zelfs een dokter bij die haar de waarschuwing geeft: ‘Denk erom, niet in bad doen voordat hij op kleur is.’
Wat betekent nu de opmerking van D. Hooijer dat haar personages mensen vertegenwoordigen die zijzelf op verjaardagen tegenkwam? Het is niet erg waarschijnlijk dat zij op feestelijke gelegenheden in het gezelschap van zwervers en prostituees heeft verkeerd. Veel aannemelijker is het dat haar personages voornamelijk in woord en gedachte Hooijers medemens portretteren dan dat hun uiterlijke omstandigheden als spiegel dienen. Met hun geesteskracht geven ze op originele wijze thema’s weer die in alle lagen van de werkelijke maatschappij liggen zoals liefde, macht en vriendschap.
In Hooijers nieuwste roman ‘Berichten van een zakenman’ komen deze thema’s terug. De liefde wordt in deze roman vaak bedreven maar wordt zij er ook echt in gevierd? Een aantal ontwikkelingen van de personages laat zien dat een terloops ontstane situatie uiteindelijk belangrijker kan blijken te zijn dan datgene waarnaar vurig wordt gestreefd.
Het hoofdpersonage, Peter, heeft minder last van het feit dat zijn relatie met zijn vriend Carl aan het aflopen is, dan van zijn hunkering naar de oudere Indonesier Reggy. Al vijftien jaar duurt zijn verliefdheid die ontstaan is tijdens een kortstondige affaire. Reggy valt helaas op zijn eigen oom, Ted. Na lange tijd treuren, probeert Peter zich toch weer in het leven van Reggy te dwingen. Niet het feit dat Reggy nog samen met zijn vrouw is, maar de omstandigheid dat ook oom Ted bij hem inwoont, maakt het voor Peter lastig om zijn doel te bereiken. Zijn verliefdheid maakt hem tot een bedelaar om genegenheid. Hij krijgt een snippertje succes, genoeg om zijn hunkering te voeden, te weinig om er geluk aan te beleven. Toch is het dankzij de oom dat Peter ooit door Reggy op straat werd aangesproken. Hij had een krullenkapsel laten maken bij de kapper en kreeg daardoor een sterke gelijkenis met de jongere versie van oom Ted. Een aangemeten krullenbos is beperkt houdbaar. De liefde van Reggy voor Peter duurde een kapsel lang.
De relatie met Peter’s vriend Carl duurt veel langer, maar Carl is vaak van huis en gedraagt zich vrij in de liefde. Vanuit het buitenland stuurt hij Peter aan als zaakwaarnemer in zijn ijzerzaak. Peter is de knecht van zijn vriend. Hij woont in Carl’s huis: ongehoorzaamheid zou hem tot dakloze kunnen maken. Zo verkeert hij in het tussengebied van bijna buitenstaander in eigen huis en nog geen volwaardige in het huis van de man op wie hij verliefd is, als hij zijn hoop vestigt op een koerswijziging. Hij redeneert aldus: ‘Mijn laagste karaktereigenschappen moeten bovenkomen en mijn eigenschappen die zo charmant aan de oppervlakte liggen, gaan ondergronds. Er is literatuur over alles. Nu nog het goede boek uitkiezen.’ Zo profileert hij zich als aanhanger van de gedachte dat het leven maakbaar is.
Ondertussen sluipt er een spiegelpersonage in het verhaal. Peters tuin wordt een aantal nachten bezocht door een zwerver en zijn hond die uit de afvalbak komen eten. Peter sluit daarom het tuinhek beter af. Maar een Hooijerpersonage laat een zwerver nooit helemaal vallen. Daarom zet hij voor het hek een tafeltje met eten voor de man en de hond. Een tijd later krijgt hij een brief waarin de onbekende zich bekend maakt als Willem. Dit personage heeft een vergelijkbare hunkering naar een onbereikbare liefde. Zijn zwervende vriendin Renske laat hem wel toe in haar leven, maar ze is zo aseksueel dat ze zonder enige bijgedachte met Willem in bad gaat, alsof ze nog kinderen zijn van een jaar of vijf. Willems tantaluskwelling maakt hem tot lotgenoot van Peter.
Maar voordat deze verwantschap duidelijk wordt heeft Peter zijn boek gekozen : ‘De betere sadist’ van de schrijfster Beryl Stone. Naast aanwijzingen voor de praktische uitvoering geeft het boek met een licht moralistische ondertoon richtlijnen voor een levenshouding. Voor het geval de sadistische handelingen een beetje uit de hand zijn gelopen adviseert Beryl Stone het volgende: ‘Heb je toch moeilijkheden gekregen omdat je de ander verwond hebt of omdat je partner je in het gewone leven gaat haten, wees dan niet bang om hulp te zoeken. Raak je zonder inkomsten of dak boven je hoofd, bedenk je dan tweemaal voordat je gaat confronteren. Als de ander je verwijten maakt, geef dan toe dat je handelde in de geest van het spel. Blijf eerlijk. Denk eraan dat de mens zijn leugens minder goed onthoudt dan de werkelijkheid dus blijf ook om die reden eerlijk. Is de tegenpartij blijvend gegriefd, kijk dan om naar een ander.’
Op dat niveau komt Peter eigenlijk niet. Hij past wel een aantal praktijkaanwijzingen toe op zijn vriend Carl en op Reggy maar uit de iets te lacherige reactie van de slachtoffers blijkt dat hij er weinig overwicht mee bereikt. Toch verschuift zijn positie van buitenstaander naar ingewijde als Reggy met vrouw en oom vertrekt naar Indonesië en zijn tapijthandel en huis onder beheer van Peter stelt. Het maakt hem onafhankelijk van zijn vriend Carl zodat het niet van grote betekenis is als die vanuit het buitenland de relatie beëindigt. Hij kan onderdak bieden aan Renske de vriendin van Willem die zelf een tijdelijke baan heeft op een boot. Langzaam aan krijgt hij een leidende rol als organisator van een reeks kerstfeesten waarbij zijn vrienden graag aanzitten en waar ook Reggy met oom en vrouw gretig voor overkomt uit Indonesië. Het feest geeft de personages status: wie aan mag zitten aan het maal is opgenomen in een sociaal verband. En ex vriend Carl valt daarbuiten: hij wordt keer op keer geweigerd als hij zich met kerstmis aandient. Bij een kerstspeech vat Peter zijn omstandigheid samen: ‘Lieve vrienden, ik ben een dik bevriend man maar wie begeert mij?’ Renske opponeert: ‘Seks is niet belangrijk, tenminste dat is mijn mening. En ik geef mijn mening niet voor een betere want daarvoor brengt het te veel ellende.’
Het leven blijkt moeilijk in een persoonlijk plan te dwingen. Met de dood is dat kennelijk anders: Reggy en oom Ted sterven beiden een geplande dood. Na Reggy’s verscheiden wordt Peter eigenaar van de tapijtenzaak. Na verloop van tijd komt er in zijn hoofd weer wat ruimte om voorzichtig een nieuwe relatie met een jongeman te beginnen. Hoe bestendig deze liefde zal zijn, moet nog blijken, veel waardevoller is inmiddels Peters vriendenkring.
Karo de hond is tot dusver nog nauwelijks genoemd, toch is zijn rol heel belangrijk. Hij bepaalt het kerstmenu. Wat hij vangt is altijd een verrassing, doordat hij wegens een tegenstrijdige programmering geen handige jachthond meer is. Ooit ving hij katten die met kip gevoed waren. Sinds Peter hem heeft afgeleerd om dieren buiten het tuinhek te vangen, durft hij niet meer volop te jagen als hij de opdracht krijgt tot het vangen van een konijn. Het liefdevolle hondenportret en een aantal prachtige natuurbeschrijvingen geven deze roman een extra dimensie. ‘Berichten van een zakenman’ is een indrukwekkende afsluiting van een bijzonder oeuvre waarin D. Hooijer met groot gevoel voor humor een plattegrond tekent van de menselijk ziel.