Als ik op een zondagochtend in juni door NRC Handelsblad blader, valt mijn oog op een kleurenfoto in het economiekatern. Het beeld beslaat twee bladzijden en verlucht het artikel over een conflict tussen Donald Trump en het Ierse graafschap County Clare, waar de Amerikaanse president een golfresort heeft. Ik bekijk de foto met het bijschrift: ‘Het Ierse golfresort van Donald Trump, aan de kust bij Doonbeg.’
Aanvankelijk zie ik in het beeld geen golfresort, maar een gekromde baai met een blauwe zee die naar het zandstrand toe steeds lichter kleurt, en trekt mijn blik naar een groep huizen met donkere zadeldaken op de voorgrond van de foto. Een dorp aan Doughmore Bay. Als mijn ogen verder naar rechts glijden, de curve van de baai volgend, zie ik een grazig heuvellandschap dat overgaat in een duingebied, evenwijdig aan de baai.
Deze indruk duurt maar kort. Al snel heb ik in de grazige heuvels de golfbaan herkend en bedenk ik dat wat vluchtig een dorp leek, het resort moet zijn.
Waarom bootst het resort een dorp na?
De keuze voor de ligging is helder. De gebouwen en de golfbaan bieden zicht op het strand en de zee. Dit kustlandschap moet de reden zijn dat het resort niet méér landinwaarts is gebouwd, met het gezicht op het dorp Doonbeg.
Maar vanwaar die dorpse uitstraling? En heeft het resort nog meer dorpse kenmerken? In het artikel geeft correspondent Melle Garschagen een korte beschrijving van het verblijf. Hij spreekt van een hotel met luxe kamers, brasserie Trumps en een Members Club. En natuurlijk van de golfbaan, die wordt geflankeerd door een ruime parkeerplaats.
Ik probeer te bedenken wat een dorp precies tot dorp maakt: een compact samenspel van mensen, straten, huizen? Ik filter wat kenmerken uit de summiere kenschetsen van het dorp Doonbeg waarmee Garschagen zijn tekst van couleur locale heeft voorzien, en bouw in mijn hoofd een dorp: in Doonbeg wordt bier geschonken en kan je eten in de dorpskroeg, maar bovenal wordt er, op kleine schaal, gewoond.
Het resort heeft bouwstenen van een dorp, maar niet genoeg om een dorp te zijn. In de ruime hotelkamers van het resort zou je met een beetje goede wil ook woningen kunnen zien, zij het voor tijdelijk gebruik. Maar de voorzieningen die zich nestelen in een dorp als Doonbeg, zoals een basisschool, bevat het resort niet. Net zo min als een dorpsslager die moeite heeft het hoofd boven water te houden.
Wie iets of iemand nabootst, neemt niet alle kenmerken over.
Het is, voor zover ik dat kan opmaken, vooral de buitenkant van het resort dat zich voordoet als een dorp, of meer precies: dat verschijnt in de vorm van een dorp. De golfbaan op de foto neemt de vorm aan van zijn omgeving. Het speelveld glooit mee met de nabijgelegen duinen.
De golfbaan is hier op zijn plek, lees ik in de krant. In de vijftiende eeuw sloegen edellieden al steentjes naar gaten in het Schotse duin. Het golfspel komt voort uit de regels van het landschap. Maar als ik wat langer naar de foto kijk, zie ik het omgekeerde. De ontwerper heeft het duingebied bewerkt voor een golfbaan die past in de regels van het spel. Tussen de glooiende duintoppen liggen vlakke grastapijten met hier en daar de plooi van een bunker en de fijne belijning van een padenstructuur. De natuur is gekneed tot een golfbaan – maar niet uit vrije wil. Soms komt ze hier tegen in verweer, als de zee knaagt aan de vorm van enkele holes, de reden dat Trump een muur tussen strand en duin wil plaatsen. De gemeenteraad van County Clare is hierop tegen.
In de natuur heet het nabootsen van organismen door plant of dier mimicry. Sommige zweefvliegen schrikken de vijand af met gele ‘wespenstrepen’, en er zijn bidsprinkhanen die eruitzien als de bloemen waartussen zij zich verstoppen, wachtend op een prooi. De nabootsing zit vaak aan het oppervlak. En wie of wat een levend wezen ook imiteert, het is bedoeld als misleiding van een vijand of een prooi.
Ik probeer mij de schil van Doonbeg voor te stellen en werp in gedachten een blik op het dorp. Ik zie een lieflijke plek in een ruige omgeving, een dorp op een ansichtkaart, met een brug en gedrongen huizen. Aan de rand staat een vervallen loods, die door de roest een eigen bekoring kent.
Ik kijk naar de ingebeelde ansichtkaart en denk niet aan het dorpse leven, met de luchtige grappen in de dorpskroeg, noch aan de tragiek van een vroeg gestorven vrouw. Zolang het bij de huid blijft is het dorpsbeeld comfortabel, zonder conflict of onbetaalde rekening.
Deze huid heeft de architect van het resort gekozen als toonbeeld van gerief. Het resort verleidt met haar mimicry bezoekers die op zoek zijn naar gemoedsrust en comfort.
De lijn tussen verleiding en misleiding is soms dun.
Die verleiding heeft echter niets van de verfijning waarmee de bidsprinkhaan zich toont als orchidee. Bij een nadere blik op de foto van het resort kijk ik dwars door de mimicry heen.
Aan de zeekant staat een hoofdgebouw in bruin natuursteen en met een blauwe kap. Meer landinwaarts vind ik kleinere bouwvolumes. Hier zijn de gevels opgedeeld door donkere regenpijpen, alsof de bouwwerken samengevoegde huizen zijn. Het resort bootst een dorp na dat bestaat uit een landhuis met een reeks bescheiden woningen.
Maar het resort is te eenvormig om het beeld van een dorp in stand te houden. Zo kent het ensemble slechts drie kleuren: het bruine natuursteen van het hoofdgebouw, het blauw van de zadeldaken en het wit van het pleisterwerk op de gevels van de kleinere gebouwen.
De verticale lijnen van de regenpijpen over de witte gevels zijn de enige bouwdelen die de indruk wekken dat een gebouw uit verschillende huizen bestaat. Voor de rest zijn de gevels opgebouwd uit gelijke ramen en deuren die het gevelbeeld weer aaneensmeden tot een hotel.
Er is niets wat uit de toon valt, geen scheve pan, geen ongelijk muurtje. Elk element laat zien dat het deel uitmaakt van één complex, in één keer gebouwd en niet met de tijd gegroeid.
Bovendien kent het resort op de foto geen enkele uiting van persoonlijk gebruik. Als dit ensemble een dorp moet voorstellen, waarom is er dan nergens een rood gordijn waar mijn blik naartoe wordt getrokken? Waar is de scheve parasol, bedrukt met de tekst van een biergigant? Heeft er dan niemand een dakraam gemaakt, een schutting geplaatst, een waslijn buiten gehangen?
Ik vraag mij af waarom de ontwerper niet meer zorg heeft besteed aan de nabootsing. Hoe kan het dat die verleiding slechts is bedoeld voor de vluchtige blik? Het antwoord ligt besloten in de eenvormigheid en de verzorgde staat van het resort. De architect heeft nooit gepoogd het resort tot perfecte nabootsing van een dorp te maken. Nee, het resort moet bij een eerste, vluchtige blik de schijn hebben van een vriendelijk dorp, maar meteen daarop duidelijk maken dat het hier niet om een plaats als Doonbeg gaat, met al het persoonlijk leed en achterstallig onderhoud dat daarbij hoort. Juist door achter het dorpsbeeld al gauw een luxueus resort te zien, wordt de toeschouwer gerustgesteld.
Het is alsof het resort wil zeggen: ‘Ik lijk op een dorp, gemoedelijk, niet? Maar kijk: ik ben vol weelde. Bij mij geen hulpbehoevende slager, maar slechts fruit en jus d’orange, een sauna en uitzicht op duinen en zee. Met mij gaat het altijd goed.’
Het is een ambivalente vorm van mimicry, waarbij het de bedoeling is dat de toeschouwer al bij de tweede blik de nabootsing doorziet. Mij was deze vorm nog niet bekend, maar wie weet komt het vaker voor.
Misschien vraagt de slager met dezelfde vorm van mimicry om hulp. Laat hij zijn uithangbord aan de slagerij nog even hangen en verleidt hij zo de klant door de winkelruit te kijken naar een ruimte zonder waar, als om, via een omweg, te vertellen: ‘Dit is een slagerij. Het lijkt een mooie winkel maar van binnen is het leeg. Wat kan ik hieraan doen?’
Pingback: Hester van Gent » Archives » Een gebrekkige nabootsing – website Extaze #25 – maart 2018