Rugpijn, door Christian Oerlemans

Van schrijven krijg je pijn in je rug. Dat zei de Portugese masseur die ik via onze hulp, de lieve Liberta, in haar huis mocht ontmoeten. Haar zoon Bruno. Zij is trots op hem, hij heeft iets bereikt en binnenkort zijn eigen massage salon. Sportmassage. Ook werkt hij in het Real Hotel in Olhão. Hij masseert toeristen die daar in de fitness ruimte hun spieren hebben verrekt. Hoe dan ook, Bruno legde uit dat drie spieren van de bil naar de achterzijde van het dijbeen een zenuw omklemmen. Die drie spieren worden door het zitten samengetrokken, verkleven dan en grijpen de zenuw in een pijnlijke omknelling. Nu moet ik strekken, veel strekken en dat vond ik zelfs als sportieve jongeling al moeilijk. Zo kom ik op de moeder van mijn eerste vriendin, zij zestien, de moeder denk ik nog geen veertig. Aantrekkelijk voor een adolescent. De moeder bedoel ik. Klein en slank, nog geen eenmeterzestig, haar borsten kwamen tot mijn middenrif, maar daar wil ik het niet over hebben. Die moeder legde met gestrekte elegante damesbenen haar handen plat op de grond. Nooit aan sport gedaan. Maar wel soepele bilspieren. Enfin, Bruno masseerde dus mijn bilspieren boven in het huis van zijn moeder, zijn tijdelijk onderkomen tot zijn salon gereed is. Hij moet het pand eerst nog vinden.
Moeder Liberta werkt overal waar zij gevraagd wordt – en dat is overal – voor vijftig euro per dag en doet dan het hele huis inclusief de was en het strijkgoed en veegt achteraf nog even je straatje. Portugezen kunnen heel hard werken. Of helemaal niet. Zij behoort tot de middenklasse met een eigen huis en een Daihatsu. Die middenklasse is groot in Portugal, het land overigens dat van de recessie in 2008 een kans heeft gemaakt. Met Europese steun, dat weten we. Maar in nog geen tien jaar heeft hier een ware omwenteling plaats gevonden. Oude boomgaarden bloeien weer, in het prachtige landschap zijn eindeloze plastic kassen verrezen voor frambozen en aardbeien, zelfs de olijven worden weer geplukt. Elke winkelier en kleine ondernemer die vroeger alles zwart deed heeft nu – verplicht – een kassa aangekocht (800 euro) die rechtstreeks is aangesloten op de computer van de belastingdienst (finanças). Op elke rotonde staat een politiecordon vrachtwagentjes te controleren en wee de chauffeur die geen vrachtbriefje heeft met informatie over zijn lading. Controle controle. En veel papier. Alles moet minstens in drievoud. Portugal is het land van de drie P’s: papel, papel, papel.
In onze kleine dorp zijn inmiddels drie pinautomaten, waaronder een chique internationale ATM waar je zelfs 400 euro kunt pinnen. Bij de gewone ‘Multibanco’ krijg je niet meer dan 200 euro, in briefjes van 10. De ATM geeft vijftigjes, dat is de vooruitgang hier. Voorts drie bakkers, met terras en espresso, want zonder koffie kan een Portugees niet. Elke supermarkt heeft een espressobar. Probleem van deze ontwikkeling is, dat niemand meer tijd heeft. Overal wordt gebouwd en al die staketsels die in 2008 schielijk verlaten werden, zijn of worden nu afgebouwd. Gevolg is – bijvoorbeeld – dat onze tuinman, die ook klusjesman is, de afgelopen tijd steeds minder kwam opdagen. Hij beloofde te komen, maar kwam niet. Dit is overigens een Portugese eigenschap. Na enig doorvragen gaf hij toe elders te werken, waar een schuur werd gebouwd. Door hem. Ter compensatie voor zijn afwezigheid bracht hij op zondagmiddag een grote plastic zak met varken. Zwart varken nog wel. Hij liet me een foto van het nog levende beest zien, vlak voor de slacht vereeuwigd op zijn nieuwe mobiele telefoon. Ja hij had drie grote en vijf kleine varkens. Ook nog wat schapen. En kippen natuurlijk.Wees niet verbaasd, hier in het landelijke heeft menige Portugese familie al generaties lang een huisje en een landje met groente, fruitbomen en beesten om op te eten. En honden om te bewaken en katten om te aaien. Portugezen zijn best een diervriendelijk volkje, hoewel ze een hekel hebben aan de wilde zwijnen die er – inderdaad – een zwijnenboel van maken en menig landje omploegen teneinde kruipend ongedierte te verorberen. Gevaarlijk, zegt Helder, mijn tuinman. ’s Nachts je hek dicht doen. Hij schiet ze ook, heeft een jachtgeweer in zijn Opeltje liggen. Volgens mij jagen de meeste Portugezen hier zonder vergunning, zoals ze ook Medronho (vuurwater) stoken zonder vergunning.
Om op Bruno terug te komen, hij masseerde mij in een reserveslaapkamer bij moeder thuis. De familie woont beneden, in een aardige vrijstaande eengezinswoning met veel marmer. Dat was goedkoop bouwmateriaal hier, maar wordt ook duurder. Er zijn enorme marmergroeven in midden Portugal (Estremoz) waar Carrara marmer wordt opgegraven, dat wil zeggen, het Estremoz marmer wordt naar Italië vervoerd en dan van daaruit gedistribueerd. Bruno ging mij voor naar boven, waar zich een volledig appartement ontvouwde met een keuken als voor een jeugdherberg. Alles fraai betegeld. Staat gewoon leeg. Ja zegt Liberta, het is wel veel werk om het allemaal schoon te houden. Veel Portugezen hier zijn rijker dan ze eruit zien.
Een goede vriend van mij genaamd Simon, die hier al veertig jaar woont, zegt dat alle Portugezen ‘schrapers’ zijn, het woord uitgesproken met een harde ch en een lange á. Het is niet geheel onwaar. Men is zuinig hier. Van oudsher nodig geweest om te overleven. Portugal is natuurlijk nooit een land van luxe geweest. Ja, in de tijd van Magelhàes, zeventiende eeuw, daar praten ze nu nog over.
In Portugal zijn ook slechts twee echte steden, Lissabon en Porto. Lissabon is tegenwoordig een toeristentrekker vergelijkbaar met Amsterdam. Niet zo’n gekke vergelijking overigens, want je kunt er ook alles te voet doen en er wonen nog geen 600.000 mensen in de stad zelf. Voorheen was alles Lissabon oh Lissabon, elke Fado bezingt de stad en als een Portugees het heeft over zijn stad bedoelt hij Lissabon. Je kunt je voorstellen dat Porto jarenlang jaloers was, het miskende broertje, of zusje zo je wilt. Ze hebben namelijk ook een rivier en ook een haven en ook mooie monumentale gebouwen waaronder de imposante Sé (kathedraal). Vergeleken met andere Europese ‘grote’ steden is Porto een klein stadje, met naar ik meen rond 300.000 inwoners. Ik was er in 2002 met een boot en kon toen op de rivier ankeren bij de beroemde brug van Gustave Eiffel, Verwaarloosde kades, een paar oude Port-schepen voor de wal bij Vila Nova de Gaia aan de overkant, over het algemeen veel rust en vervallen historie. Porto werd in de 12e eeuw een stad maar ontwaakte pas eind vorige eeuw. En nu is Porto ineens bezig met een inhaalslag om Lissabon naar de kroon te steken. Een drukte van jewelste. Overal terrassen, een levendig havenfront langs de rivier, bootjes vol vrolijke mensen scheren over het water als opgewonden waterjuffers. Ineens is Porto the place to be, als ik tenminste de jeugdige Portonezen mag geloven. Het vibreert, het zingt. Overal wordt gerestaureerd. Winkeltjes, restaurants, grand café’s zoals het schitterende fin de siècle etablissement Majestic, majestueus inderdaad en volledig authentiek.

 

Goed, genoeg hierover, dit is geen reisbrochure. Hoewel? Nog een tip voor een bezienswaardigheid hier: Fátima. Dit bedevaartsoort ligt in de buurt van de beroemde stad Coimbra die tot de ‘grote’steden wordt gerekend met rond 100.000 inwoners en de oudste universiteit van Europa. Het is honderd jaar geleden dat de maagd Maria in het gehucht Fátima – vernoemd naar een Moorse prinses – maar liefst zes keer verscheen aan drie herderskinderen; Lucia, Jacinta en Francisco. Eenzelfde verhaal als van het herderinnetje Bernadette in Lourdes, vijftig jaar daarvoor. Herders spelen altijd een belangrijke rol in heilige verhalen. Maria verscheen op een wolk en stond boven op een eikenboompje. Helaas is dat boompje verdwenen, maar er staat nu een nieuw boompje achter de gebedsruimte. Ik ga er niet te veel over uitweiden, wie geïnteresseerd is in religieuze merkwaardigheden gaat er zelf maar naar toe. Bovendien is er een mooie website. In tegenstelling tot het industriële zorgcomplex van Lourdes is Fátima architectonisch gezien de moeite waard. Ongelofelijk dat er op basis van de – volgens mij – hallucinaties van herderskinderen zulke enorme projecten worden neergezet. In Fátima hangt ter ere van het honderdjarig bestaan een reuzenrozenkrans tussen hoge masten als een erepoort. Er is een prachtige zaal waar men kan bidden voor de vrede. Er is een plek waar men een kaars kan aansteken. Honderden kaarsen versmelten hier tot een vurig vlammend en rokend spektakel. Er zijn ook kaarsen in de vorm van menselijke lichaamsdelen, waaronder zelfs een vrouwenborst. Voorts dient men kruipend de gebedsruimte te bereiken. Hiertoe is een smal betonnen voetpad – kniepad – aangelegd met een lengte van ruw geschat ruim honderd meter. De meeste kruipenden zijn sportief gekleed en dragen moderne kniebeschermers, zoals je die ziet bij handballers, skaters en stratenmakers.

Vroeg ik aan Bruno of kruipen goed is voor de rug. Nee zei hij, alleen voor het geloof.

 

Dit bericht is geplaatst in Column Oerlemans. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.