Wie snoept er daar van het Heelal
hoog boven de Avenue Concordia?
Wie strooit daar fondanten sterren
op de borsten van zijn Liefste
elk van haar tepels liefkozend
als een gekonfijte
framboos?
Het is de dichter met zijn zinnelijk alfabet
van chocolade-
letters
Het is de marsepeinen vrouw in hem
het is de echtgenoot van karamel
in hem
de coole minnaar van Pralines de Bruxelles
die zich verlustigt in het Jaren Vijftig-kind
dat ooit in de snoepwinkel van Jamin
(heimelijk) graaide in de dropflessen
want de dichter is een patissier hors concours
Hij suikert zijn duistere kant
(uit: Gelukkige dagen in Kralingen, work in progress)