De pers over Literair tijdschrift Extaze
Extaze 16
Recensie André Oyen, Ansiel, 25 maart 2016
Recensie Den Haag centraal, 11-12-2016
Avondlog Wim Noordhoek, 9-10-2015
Extaze 15
Recensie André Oyen, Ansiel 6 maart 2016
Artikel in Den Haag Centraal, Casper Postmaa, 6-11-2016
Extaze 14
Avondlog Wim Noordhoek over het Kellendonk-nummer Extaze 11-07-2015
Kees Koomen over de presentatie van het Kellendonk-nummer op 2 juli 2015.
Extaze 13
Extaze 12
André Oyen op Ansiel over Extaze 12, 15-2-2015
Avondlog, Wim Noorhoek over Extaze nr. 12, 19-1-2015
Extaze 11
Recensie Literair tijdschrift Liter over ‘Mystiek’ 3-11-2014
Extaze 10
Avondlog Wim Noordhoek 6-6-2014
Avondlog Wim Noordhoek 9-6-2014
ansiel.cinebelblogs.be, André Oyen 5-7-2014
Extaze 10, NBD Biblion, 3-9-2014
Extaze 9
Recensie NBD biblion, Gerard Oevering
Extaze 8
Over ‘Extaze 9 Literair tijdschrift’ op iedereenleest.be, 7 april 2014:
Extaze wil niet alleen een podium voor proza en poëzie zijn, maar ook voor elke vorm van literaire non-fictie. Het begrip ‘onbegrensd’ kan ten slotte ook in ruimtelijke zin begrepen worden. (…) De afzonderlijke nummers van Extaze zijn niet strikt thematisch geordend, maar enige samenhang tussen de bijeengebrachte stukken is er wel. Het karakter van het nummer wordt versterkt door het werk van een beeldend kunstenaar. Literaire inhoud, beeldend werk en vormgeving zijn nauw met elkaar verbonden. De nieuwe Extaze nummer 9 staat helemaal in het teken van de Jeugd. Stefan Serneels zorgt voor knap illustratiewerk en ook daar duikt het thema ‘jeugd’ geregeld op. Extaze is een apart tijdschrift met Nederlandse en Vlaamse bijdrages voor een veeleisend Nederlands en Vlaams lezerspubliek. Naast het papieren blad stelt de redactie van Extaze een website samen met daarin informatie over het blad, een agenda, recensies, columns, poëzie, afbeeldingen en film- en geluidsfragmenten.
Lees hier de recensie of hier
Avondlog Wim Noordhoek 8-11-2013
Recensie NBD Biblion, Hans Renders
Extaze 6
Literatuurplein, 4-5-2013, door Ezra de Haan
Mooie recensie NBD/Biblion
Avondlog Wim Noordhoek, 11 april 2013
de Volkskrant, 20 april 2013, Arjan Peters
20 april 2013, Literair tijdschrift Extaze in het programma Haaglanden Actueel,
11.30 uur bij RTV Discus over het geheel aan Couperus gewijde nummer
10 juni 2013, op Radio 1, tussen 15.00-15.30 uur, sprak Cor Gout over Couperus, het Couperusjaar en Literair tijdschrift Extaze.
Extaze 5
“Maak je eigen Extaze!’ Het Haagse literaire rijdschrift, dat voor het eerst verscheen in september 2011, wil naast proza, poëzie en beeldende kunst ook ruimte bieden aan essays over literatuur en muziek. Het beheert een bijbehorende website en organiseert culturele avonden. Dit vijfde nummer gaat over ‘kijken’, wat meer is dan ‘zien’: creatief kijken en omkijken (retro/nostalgie). Er zijn verhalen van onder anderen Huybregts, Klein Nulent, Minten, Verhoeven en Van der Werf, en gedichten van Brands, Didden, Engelhart en Mirck. Beeldend kunstenaar Babette Wagenvoort probeert in tekeningen zoveel mogelijk natuur te ‘vangen’. Er zijn drie essays. In het eerste essay gaat Agerbeek in op de zeggingskracht van een vrouwenportret van de schilder Pieter Ouborg, in het tweede kijkt Wim Willems terug naar de kring schrijvers rond Willem Kloos, en in het derde houdt Aart Broek een pleidooi voor (politieke) tegenspraak. Extaze 5 biedt de lezer veelzijdige ‘inkijkjes’, zelfs de intrigerende kaft kan minutenlang bekeken worden.
(Biblion, 6-3-2013, L.A.A. Kruse)
De pers over Extaze 4
Literair Nederland, 15-2-2013, door Ingrid van der Graaf
In het voorlaatste nummer van Extaze in twee essays en een kortverhaal ruim aandacht voor de in 2000 overleden schrijver en muzikant, F.B. Hotz. Jaap Goedegebuure recenseerde in de jaren ‘70 de debuutbundel Dood weermiddel van F.B. Hotz en vroeg zich daarbij af of deze schrijver ooit een roman zou kunnen afleveren. Theo Sontrop hield hem toen gevat voor dat ook Tsjechov nooit een roman geschreven heeft. En zo is het, Hotz was een verhalenschrijver van een klein maar indrukwekkend oeuvre. Van Goedegebuure gaat in op de thema’s in de verhalen van Hotz. ‘Het zijn geen helden, de mannen van Hotz’, opent Goedegebuure zijn essay. En de vrouwen lokken steeds weer het ‘haantjesgedrag’ uit om er vervolgens korte metten mee te maken. Volgens Goedegebuure schrijft Hotz met een ‘gedempte berusting’. Een mooie omschrijving van een stijl die zich kenmerkt door afstand tot het thema, en waarin pathetiek en grote woorden geen plaats hebben.
[tag]C.P. Vincentius richt zich op de muzikant en de muziekliefhebber in Hotz. Hiervoor duikt hij de geschiedenis van de jazz in. Hoe de dixielandjazz ontstond begin twintigste eeuw in New Orleans. Miff Mole, trombonist van de Five Pennies was het grote voorbeeld voor trombonist F.B. Hotz. In dit kader past ook het noemen van de vrouw van Hotz, jazz zangeres Greetje Rietbroek, die op zijn leven een onuitwisbaar stempel drukte door zijn beste vriend te vermoorden (!). Waarover Aleid Truijens in de biografie over F.B. Hotz Geluk kun je alleen schilderen, de ware toedracht onthulde.
Christien Kok liet zich voor haar verhaal De buitenstaander, inspireren door de kring van muzikanten die geregeld bijeen kwam in het woonhuis van dominee Pfeiffer en zijn gezin. De zoon, Serrein, (de latere vriend van Hotz) was de gangmaker van het musicerende gezelschap. In 1952 sloot Hotz zich bij de musicerende groep in het domineeshuis aan, waar op een, voor omwoneneden, wat duistere wijze aan musiceren werd gedaan. Door de afstandelijkheid in de beschrijving, en de terughoudendheid van het personage zelf, is de stijl van Hotz voelbaar.
In Geen ambitie vertelt Cor Gout hoe hij Robbie van Leeuwen (oprichter van o.a. Shocking Blue en The Motions) eens voorstelde een biografie over hem te schrijven maar dat Van Leeuwen de boot afhield. In 2011 neemt Van Leeuwen het initiatief met de vraag aan Gout of hij die biografie nog steeds wil schrijven. Maar weer wordt het niks, na drie gesprekken blijken de ideeën over een biografie te uiteenlopend om er iets van te kunnen maken. Maar dat wil niet zeggen dat Van Leeuwen zijn verhalen, die hij in de loop van de tijd geschreven heeft, niet wil publiceren. Bij deze: De ambitie, over een jongensdroom die uitkomt. Dat levert mooie beelden op uit de wereld van de popmuziek in de jaren 60/70 van de vorige eeuw. En die biografie, die zou nog wel eens kunnen verschijnen.
Heleen Rippen (debutant proza) schreef Anni-Frid’s album, een verhaal in beelden dat de pijnlijke keerzijde van succes toont en gelezen kan worden als een fictieve auto-biografie. Anni-Frid, een van de zangeressen van Abba, bladert door haar foto-album. Als eerste wordt een foto van het Anni-Frid Andersson Park waar ze door haar man geblinddoekt naar toe werd gereden, getoond. Haar toenmalige man, Benny had dit publiekspark voor haar vijfendertigste verjaardag laten bouwen. Abba’s Chiquitita sing me your song en SOS schalt uit de boxen over het terrein. Het heeft iets flauws Benny dingen te laten zeggen als: ‘Heb je het naar je zin Friedje?’ en ‘Helemaal voor jou gemaakt, dolly’ ware het niet dat juist daardoor het onderliggende verhaal, op licht naïeve toon door Anni-Frid verteld, het geheel zo schrijnend maakt.
Rippen laat de zangeres, bladerend door haar foto-album, weemoedig terugkijken op een leven vol uitvluchten en ontsnappingen. Dan schrijft ze een brief aan Agneta (de andere Abba-zangeres), die ze na het uiteenvallen van Abba nooit meer gezien heeft, waarin ze de balans opmaakt van haar leven. Ze komt tot de ontdekking dat van alles wat voorbij is, ze het repeteren met Agneta het meeste mist. Het is een liefdevolle brief die na verzending, ongeopend terugkomt. Dat Rippen over een vlot lopende stroom fantasie beschikt waarin ze schijnbaar zonder moeite de werkelijke feiten aanhaalt, heeft ze bewezen met Anni-Frid’s album. Een intrigerend verhaal waarin de onzichtbare achterkant van een succesvol leven beschreven wordt en waarbij de, bij tijd en wijle schurende, humor geregeld om de hoek kijkt.
Opmerkelijk is ook het verhaal De Berlijnse muur van Elko Born. Daarin reist een groep jongeren per auto naar Berlijn. Een van hen, Gregory, heeft zichzelf verplicht mee te gaan maar voelt zich het ‘surplus’ van de groep. Hij beschikt over nogal wat dwangmatigheden, ‘Even duwt Gregory zijn neus tegen zijn schouderblad, hij wil erachter komen of hij stinkt’, die hij probeert te onderdrukken. Luisterend naar een cd zegt ene Tim: ‘Deze dj kunnen we vrijdag checken’. Maar Gregory checkt nooit dj’s. Gregory grinnikt omdat de anderen grinniken en voelt zich het hele, goed geschreven, verhaal door ronduit ongemakkelijk.
Ook aandacht voor F. Springers(1932-2011) Bericht uit Hollandia. Een exercitie door Ad Zuiderent. In een stevig essay gaat Zuiderent uitvoerig in op enkele misverstanden over de intenties in het werk, en met name het debuut van Springer. Aan de hand van de verhalenbundel Bericht uit Hollandia, toont Zuiderent met bevlogen pen aan dat het werk van Springer al gauw als te eenvoudig of anekdotisch omschreven werd waar dat niet het geval was: ‘Wat op het oog nogal losjes en onevenwichtig is, blijkt bij nader inzien behoorlijk hecht geconstrueerd.’
Verre en nabije oorlogen, Deel 1 van Kees Ruys, verscheen in Extaze nr 3. In deze editie het slot daarvan. Aya Zikken is een Nederlands schrijfster die opgroeide in Nederlands-Indië tussen twee wereldoorlogen in. Haar ervaringen verwerkte zij in haar boeken. Ruys werkte de afgelopen vier jaar aan een biografie over Aya Zikken (1919) Alles is voor even. Het bewogen schrijversleven van Aya Zikken. Deze zal begin maart 2013 verschijnen bij uitgeverij In de Knipscheer.
Schrijfster D. Hooier gebruikte Twee Pantoums, als titel van de twee gedichten, maar ook de dichtvorm paste ze in deze gedichten toe. Pantoun is een dichtvorm waarbij regelherhalingen voorkomen in de volgende kwatrijnen. Zoals in het heerlijke gedicht II van Twee Pantoums:
‘Het begint mij vervloekt, te dagen mevrouw
dat u de schoonheid in fluweel bent die steevast
te laat, de zaal verstoort met haar pardon, pardon
niemand luistert als ik in uw kleine stad voorlees.
Dat u die schoonheid in fluweel bent die steevast
op mijn subtiel metrum met het hoofd knikt zodat
niemand luistert als ik in uw kleine stad voorlees,
door uw wiebelhoofd als van een plastic ezeltje’
(…)
Verder een uitvoerig stuk over de opkomst van de Punk-muziek in Punky reggea party, door Siebe Thissen. En meer verhalen van Mischa van Brandhof, Hein van der Hoeven en Monika Sauwer. Poëzie van Annelie David, Frederik Lucien De Laere, Harry Geelen, Felix Monter, Richard Steegman. De in zwart/wit en grijstinten uitgevoerde psychedelisch vormgegeven illustraties zijn verzorgd door Zeloot. Kortom weer een editie van Extaze die zeer de moeite waard is.[/tag]
NBD/Biblion, door Gerard Oevering
Van het Haagse literaire tijdschrift Extaze is dit het vierde nummer (het eerste verscheen in september 2011). Het uitgangspunt van de redactie is dat zij naast proza en poëzie ook ruimte wil bieden aan beschouwingen over literatuur, muziek, beeldende kunst en muziek. De bijbehorende website legt de nadruk op de actuele ontwikkelingen op de terreinen waarover in het tijdschrift gepubliceerd wordt. [tag]In dit nummer verhalen van Van der Hoeven, Rippen, Born en Sauwer en gedichten van Geelen, Hooijer, David, Steegmans, Monter en De Laere. Interessante essays over Springer (door Zuiderent) en Hotz. Goedegebuure signaleert ‘gedempte berusting’ in Hotz’ wereldbeeld, Vincentius constateert dat er weinig opnamen overgebleven zijn van Hotz als trombonist. Ruys schreef het slot van zijn essay over Aya Zikken (‘Verre en nabije oorlogen’), terwijl Gangadin zich verdiepte in ‘Nationale cultuur en identiteit in de Surinaamse literatuur’. Thissen verheldert de muziekstijlen punk en reggae in ‘Punky Reggae Party’. Met intrigerende zwart-witillustraties van Eline van Dam (ps. Zeloot).[/tag]
Extaze 3
Leeuwarder Courant, woensdag 2 mei 2012, door Aletta Schweigmann-Snoekc
de Volkskrant, zaterdag 5 mei 2012, door Arjan Peters
Extaze 2:
TZUM literair weblog, door Coen Peppelenbos
Extaze 1
Leeuwarder Courant, 2 november 2011
door Aletta Schweigmann-Snoekc
[tag]Bijeengelezen
Twee ons marsepeinen aardappeltjes
“Roland Holst kun je evenmin aanspreken als Garbo,” vond schrijver Jaap Harten, toen
hij in 1951 de dichter zag lopen in de Leidsestraat. In het literaire tijdschrift
Extaze beschrijft hij hoe hij hem volgde, een bakkerswinkel in, waar hij Roland
Holst hoorde zeggen: “Twee ons marsepeinen aardappeltjes’. Harten: “Vier woorden, ik
geef het toe. Maar toch!”
Hartens bijdrage is een van de meer luchtige in het eerste nummer van het literaire
tijdschrift, waarvan dit voorjaar het nul-nummer het licht zag. Er is ook veel
zwaardere kost, onder andere over de bezuinigingen in de kunstsector. Al sinds de
negentiende eeuw is er discussie over het wel of niet subsidiëren van kunst,
betoogt Leo Samama, maar nu gaat het er feller aan toe dan ooit. En iedereen roept
maar wat.
Volgens Samama, werkzaam in het muziekleven, moet eens worden vastgesteld wie er
verantwoordelijk is voor kunst en cultuur: de overheid, de burgersof het
bedrijfsleven in de rol van mecenas. Hij vindt het de hoogste tijd voor een
glashelder beleid, opgesteld door mensen met verstand van zaken.
In het Haagse tijdschrift ook een portret van een vergeten Rotterdamse schrijver,
Jo Otten (1901-1940). Rob Groenewegen schreef een biografie van Otten, die omging
met Menno ter Braak toen die les gaf aan het Rotterdamsch Lyceum. Het liefst was de
architectenzoon met belangstelling voor literatuur, een hypermoderne boekhandel begonnen.
Maar van zijn vader moest hij naar de Handelshogeschool.
Otten was zowel romanticus als modernist. Zijn essay “Mobiliteit en revolutie”
behoort volgens Groenewegen tot de weinige modernistische manifesten die onze
literatuurgeschiedenis rijk is. Otten brengt daarin hulde aan de ‘mobiele mens’,
“een kameleontische autonomist die onder alle denkbare omstandigheden trouw aan
zichzelf bleef en de werkelijkheid met facetogen bezag.”
Er staan ook twee stukken in van Otten: een onvoltooid verhaal over onmacht en een
tijdsbeeld uit 1936, waarin hij de maatschappij omschrijft als een jungle, waarin
men zich moet schikken in de rol van onderzoekingsreiziger, al heeft niet iedereen
de kracht het kapmes te hanteren tegen opdringende lianen.
In deze Extaze zijn gedichten opgenomen van Pieter Boskma en tekeningen van Tjibbe
Hooghiemstra.[/tag]
Extaze 0
De Contrabas: Literaire tijdschriften: Extaze, 25 juli 2011
door Chrétien Breukers
[tag]Tijdens mijn (korte) vakantie in Weimar (waar ik mijn collega en vriend J.W. [von] Goethe bezocht) was ik in staat om een aantal literaire bladen te lezen. Nummers van Extaze, Hollands Maandblad, Liter, De Revisor, Tzum en Vooys kwamen me onder ogen. Ik zal ze de komende dagen in alfabetische volgorde bespreken, en ik begin dus met:
Extaze. Ik schreef al eerder over dit Haegsche initiatief, maar toen had ik het blad nog niet ingezien (ook al had ik er enige malen om verzocht, om inzage, bij de redactie). Nu wel. En ik moet zeggen: het is een hartstikke fijn en goed gemaakt geheel, en dat het zwaartepunt ligt bij allemaal Haagse schrijvers is nergens een beletsel of een geforceerde formule.
Toch wil ik, nee, niet in mineur, maar in een wat somberder sleutel beginnen. Als ik al die bladen doorneem, vraag ik me (ook in het geval van Extaze), zo langzamerhand af waarom gewone, (ultra)korte prozaverhalen en gedichten nog in een papieren blad moeten verschijnen.
In dit nummer staan bijvoorbeeld gedichten van Paul Steenhauer, Didi de Paris en Gilles Boeuf, van wie de laatste twee digitaal afdoende aanwezig zijn. De papieren publicatie voegt daar niets aan toe en Steenhauer is geen ontdekking van formaat.
Hetzelfde zou ik kunnen zeggen van de verhalen van Gertrude Kunze, Kees ’t Hart, Yolande de Kok, Nicolette Smabers en Peter J. van Dijk. Korte stukken die de meligheid nergens ontstijgen en die alleen papier in beslag nemen. Had dan gekozen voor een wat langer, kwalitatief meer uitgewerkt verhaal.
Nu ik toch bezig ben, en nee, ik ben niet vergeten dat ik positief begon, de “essays” van Jan-Hendrik Bakker (“Dit is de tijd van Facebook en iPhone, van opwinding en mediageweld”), Tom Domisse en Rob H. Bekker leggen pijnlijk bloot dat een zekere kennis, aanwezig bij een auteur, niet automatisch tot een heldere, of interessante tekst leidt.
De stukken die dit 0-nummer de moeite waard maken, zijn daarentegen meteen ook heel erg goed, volgens mij.
Kees Schuyt schrijft een interessant en informatief opstel over dichter-schilder Willem Hussem. Wim Noordhoek interviewt Marcel van Eeden (die ook beeldmateriaal aan het nummer levert). Wim Willems leidt twee brieven in die Tjalie Robinson schreef aan Aya Zikken. Kees Ruys bezorgt een niet eerder gepubliceerd verhaal van F. van den Bosch (en schrijft een mooie inleiding op de schrijver). Cor Gout haalt twee brieven van de vergeten (en gestorven) schrijver en eeuwige sukkelaar Willem Bijsterbosch boven water.
In zijn brieven (niet opgenomen in Schrijven met je vuisten) is Tjalie Robinson helemaal de wilde natuurmens, die hij graag wilde zijn of wilde spelen. Hij schrijft, nu ja, niet helemaal altijd even helder, of coherent, maar hij sleept je in zijn brieven wel mee. Robinson is echt een fenomeen, een nog steeds niet door genoeg lezers gewaardeerde, grote schrijver.
Willem Bijsterbosch is in de brieven helemaal de tragikomische held uit zijn prozawerken. “Ach moppie, kon ik maar in mezelf geloven, dat zou al heel wat zijn.” Misschien is het tijd voor een heruitgave van zijn gave vertellingen, maar ik zou niet weten of daar een “markt” voor is. Of wacht, ik heb een idee: dát zou een leuk initiatief zijn van Extaze: een herdruk van een van zijn boeken, als themanummer, of extra nummer.
Pièce de résistance, het Paleis Noordeinde van dit nummer, is het nagelaten en niet eerder gepubliceerde verhaal van F. van den Bosch. Inleider Kees Ruys viste “Goupil” op uit de correspondentie tussen Aya Zikken en Van den Bosch (die in 1960 een verhouding hadden).
Misschien is Van den Bosch’ verhaal niet helemaal zo goed als de verhalen die hij wél bundelde, maar het is in elk geval wel heel fraai en staat vol met die typische zinnen waar de auteur het patent op had. Misschien zou ik mijn idee kunnen uitbreiden, en de redactie van Extaze een ander themanummer in de maag kunnen splitsen: een themanummer met daarin de beste verhalen van F. van den Bosch.
Want in die heruitgave, in het conserveren van het literaire verleden, lijkt me de grote kracht (en meerwaarde) van Extaze te liggen. De inleidingen, de brieven en het korte verhaal deden me ineens opveren. Ze bezorgden me de sensatie dat ik, via een tekst, in een onbekende en nieuwe wereld kon binnendringen.
En daar is het iedereen die zich met de letteren bezighoudt, zij het op papier, zij het op internet, of waar dan ook, om te doen. Toch?[/tag]
Literair Nederland, 18 juli 2011
door Ingrid van der Graaf
[tag]In een tijd dat het voortbestaan van literaire tijdschriften op losse schroeven kwam te staan verscheen in april het nieuwe literaire tijdschrift Extaze. Dat getuigt van lef, maar niet zonder reden. De inhoud is van een gehalte waar je stil van wordt, en geniet. Hemelbestormers uit liefde en passie voor de literatuur, Haagsche literatuur wel te verstaan. Zelf vonden ze het ook een gotspe, om de literatuurgod van Nederland te tarten, want zo voelt het toch wel. Als ware Titaantjes willen zij de (Haagse) literatuur een kontje geven. Hup naar boven, bestorm die hemel.
Vanuit de sterke behoefte de literaire leemte van de stad Den Haag op te vullen is Extaze ontstaan. Of anders gezegd: Extaze moet Den Haag weer op de literaire kaart zetten. Deze taak ziet de redactie, die bestaat uit Cor Gout, Els Kort en Kees Ruys, in eerste instantie weggelegd voor de Haagse schrijvers zelf en daarnaast staan ze open voor Nederlandstalige schrijvers uit het hele land of over de landsgrenzen. Maar als eerste geven Haagse schrijvers in dit nulnummer van Extaze de aftrap.
Tom Domisse is filosoof en schreef een interessant essay over liefde en ironie. Hij voert een gesprek met Goethe en Schiller dat van commentaar wordt voorzien door Thomas Mann. Mann noemde Goethe de meest omvattende, alzijdige dilletant die ooit geleefd heeft. Dit alles omkaderd door Faust, opgevoerd in de Koninklijke Schouwburg door het Nationaal Toneel. Hoe de Faust, het theaterstuk en Faust als persoon nog steeds confronteert als de ultieme kunst van sterflijkheid. Een essay met een vervolg in het volgend nummer van Extaze belooft Domisse.
Kees Schuyt (auteur van J.B. Charles/W. H. Nagel, 1910-1983), schreef het essay: De wind steekt op: het wonderlijke van het gewone (Over de Haagse schilder-dichter Willem Hussem (1900-1974). Hussem was een meester in het poëtische miniatuur: ‘Mensen zijn wolken / waar zij komen / betrekt de lucht’.
Schuyt beschrijft met enthousiasme het dubbeltalent van Hussem. Waarbij het zeldzaam is dat in beide kunstvormen, schilderen en dichten, het hoogste niveau wordt bereik, zoals bij Hussem het geval was.
Het essay van Wim Noordhoek, Het Den Haag van Marcel van Eeden, gaat over het kunstenaarschap van Van Eeden. Marcel van Eeden (1965) maakt beeldboeken. Zijn werk, dat deze Extaze siert, is van een wonderlijke realiteit die aan een verleden doet denken dat om de hoek ligt. Noordhoek zegt: ‘Van Eeden fossiliseert het recent verleden.’ Zo is het, zijn tekeningen lijken versluierde, stenen beelden van een levendige werkelijkheid. Als ansichtkaarten die nooit verstuurd worden. Noordhoek is aanstekelijk beeldend in zijn taalgebruik om te duiden wat het werk van Van Eeden hem zegt.
Het essay van filosoof en journalist Jan-Hendrik Bakker, Verstilling en ondergang (De erfenis van de Haagse roman) is een prettige analyse over het heden en verleden van de Haagse roman. Bakker gelooft stellig, in tegenstelling van anderen, dat de Haagse roman niet dood is. Hij schrijft dat in de stereotype Haagse roman adel een belangrijke rol speelt. Evenals verveling, onbestemde verlangens, moord en andere misstappen. ‘In de Haagse roman gingen welgestelde families langzaam ten onder, kwijnden jonge dames weg en hield men er kleverige zondes op na.’ Hiermee ’Eline Vere’ van Couperus in herinnering roepend. Hij eindigt met te zeggen dat Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje nooit in Den Haag geschreven had kunnen zijn. Want: te grappig en schaamteloos extravert. ‘Hier waart nog steeds de geest van Eline rond. Alles moet bedekt blijven, een beetje dubbel, met de gordijnen dicht. Wij lijden in stilte. Totdat ze ons vinden in ons boudoir en iemand daarover dan een verhaal vertelt …’
De hellehond van Nicolette Smabers is een schrijnend verhaal. Een vrouw heeft haar tweeling broer verloren op de dag dat ze elkaar zouden treffen aan het strand om de sterfdag van hun moeder te gedenken. Ze gaat alsnog naar hun afspraak, als een automaat. Repeterende gesprekken en handelingen tussen haar broer en zichzelf in haar hoofd.
Kees ‘t Hart schreef een vermakelijk stuk getiteld: Rondhangen. ‘Verreweg het beste is rondhangen, maar dan ook echt rondhangen. Rondhangen zonder reddingsboeien. Bedacht rondhangen is het einde van rondhangen.’ Begint ‘t Hart aldus, wat volgt kan gelezen worden als een handleiding om het ultieme rondhangen onder de knie te krijgen. Daarbij is het het beste dat je ogen open hebt. En dan denken dat je je ogen open hebt en dat je ergens naar kijkt. ’ Voor de televisie kijken naar een programma dat je niet wilt zien en blijven rondhangen omdat je rond bent gaan hangen. A is B.’
Het nog niet eerder gepubliceerde verhaal van F. van den Bosch, Goupil leest als een biecht. Van den Bosch beschrijft zijn jeugdjaren in Nederlands Indie, het leven als kind op straat en zijn omgang met o.a. een Indische jongen waar hij een onbestemde angst voor heeft maar toch bevriend mee raakt. En wat er allemaal in het ongezegde leeft dat als voelbare bovennatuurlijke kracht uit het verhaal naar boven komt. Pijnlijk haast om te lezen, zo een persoonlijk verhaal is het. Van den Bosch is een schrijver die voornamelijk voor zichzelf schrijft om de heftigheid van- en de veelheid aan herinneringen te kunnen ordenen. Daarna kwam altijd de schaamte.
Kees Ruys (biograaf van Aya Zikken) schreef een uitgebreide en boeiende inleiding over het leven en werk van F. van den Bosch (1922-2001).
Het korte verhaal De man, de vogel en de hond van Yolande de Kok leest als een choreografie voor een man, een hond en een vogel. Met een onverwacht dramatische afloop.
Verder bijdragen van Gertrude Kunze, Peter J. van Dijk (kort verhaal), Paul Steenhauer, Gilles Boeuf en Didi de Parijs gedichten, Wim Willems en Cor Gout een inleiding op respectivelijk Twee brieven van Tjalie Robinson en Twee brieven van Willem Bijsterbosch en Rob H. Dekker schreef een opmerkelijk essay over de in 2010 overleden schilder-muzikant Captain Beefheart.
Na het lezen van Extaze blijft enthousiasme over, en het verlangen meer te lezen. Zo moet literatuur bedoelt zijn: het wakkert de geest aan en voert tot extaze.[/tag]
Literatuurplein: Haagsche klasse!, juli 2011
door Ezra de Haan
[tag]Met ingang van 2012 wordt de subsidie op literaire tijdschriften stopgezet. Onze staatssecretaris Zijlstra ziet meer in ‘vertaalbeleid en digitale innovatie.’ Het literaire tijdschrift zou een te gering publieksbereik hebben.
Maar er is hoop. En die hoop komt uit Den Haag. Niet dankzij de huidige regering, maar door Extazeis er sprake van een frisse wind rond de hofvijver. Wars van al het negatieve gepraat over cultuur en de clichématige praat rond subsidiegraaiende kunstenaars is er een literair tijdschrift opgericht. Het nulnummer kwam dan ook tot stand zonder subsidie.
De tweekoppige redactie, bestaande uit Cor Gout en Els Kort, wist een kwalitatief hoogstaand, Haagsch tijdschrift samen te stellen waarin zowel Couperus als Captain Beefheart passen. Met ‘Haagsch’ doel ik op de klassieke belettering en de naamgeving die naar de roman Extaze van Couperus verwijst. Extaze is een uitstekende naam voor dit tijdschrift. Het roept enthousiasme op, zowel voor vergeten schrijvers als voor debutanten. Het geeft geluk door het duidelijke plezier waarmee het tijdschrift is samengesteld, waarmee gedichten vol energie, zoals die van Didi de Paris, zijn geschreven. Extaze laat zien waar een literair tijdschrift toe in staat is.
Klik hier voor het hele artikel[/tag]
Leeuwarder Courant, 18 mei 2011
door Aletta Schweigmann-Snoekc
[tag]bijeengelezen
Het licht in Den Haag
‘elfstedentocht / en ziek te bed / mijn dromen schaatsen / over de meren’, dichtte Willem Hussem in 1963. Hussem was dichter en schilder. En Hagenaar, vandaar dat er een artikel aan hem is gewijd in Extaze, een mooi nieuw literair tijdschrift uit Den Haag, met essays, proza en poëzie, waarvan nu het 0-nummer is verschenen. Een tijdschrift met een voorkeur voor Haagse kunstenaars en dito onderwerpen. Kees ’t Hart zit in de redactie.
Hussem was zo’n zeldzaam dubbeltalent dat in beide kunst- vormen het hoogste niveau bereikte, schrijft Kees Schuyt. Neem nu het bekende gedicht (dat ook is opgenomen in de Leeuwarder poëzieroute): ‘zet het blauw / van de zee / tegen het / blauw van de hemel veeg / er het wit / van een zeil / in en de / wind steekt op’. Schuyt: , “Hier is een schilder aan het werk, en uit de verbeelding komt de bevrijdende gedachte: de wind steekt op, het wordt fris en het avontuur kan beginnen. Pak deze kans en geniet van de dingen om je heen.”
Maar er werd destijds ook wel eens gelachen om Hussems ultrakorte, haiku-achtige gedichten op pagina’s vol wit. Nico Scheepmaker maakte er graag parodieën op. J.B. Charles nam het voor zijn vriend Hussem op door in Maatstaf over korte gedichten te schrijven. Hij nodigde ook 44 andere schrijvers uit er eentje te maken.
Ook Marcel van Eeden – er zijn zeventien tekeningen van hem opgenomen in Extaze – wordt beschouwd als een Haagse kunste- naar, hoewel hij lang in Berlijn werkte en tegenwoordig in Zwitserland. Zijn ‘kindindrukken’ van Den Haag zitten nog steeds in zijn werk, zegt hij. Er is in deze stad iets met het licht. Volgens Van Eeden hangt er hang een soort vi- trage van wolken boven. Hij denkt dat dat komt door de reflectie van de zee op de wolken. Van die vitrage krijg je een droomachtige sfeer.
Maar hoe zit het met de Haagse roman, ooit geïntroduceerd door Louis Couperus met zijn ‘Eline Vere’? Volgens Hendrik-Jan Bakker bestaat die nog steeds. Jan Siebelink schreef er een paar. “Zijn roman ‘Vera’ (1997) vertelt in bij na elk opzicht een Haagse geschiedenis in de traditie van de klassieke Haagse roman. De hoofdpersoon Vera lijdt ondanks haar geluk, zou je kunnen zeggen. In stilte.”[/tag]
VPRO gids, 14-5/20-5-2011
door Wim Brands
[tag]Den Haag: merkwaardige stad. Betoverend ook, de stad spreekt meer tot de verbeelding dan Rotterdam of Amsterdam. Ik ontdekte dat toen ik er een kwart eeuw geleden regelmatig rechtbankverslagen kwam schrijven. Zo herinner ik me de zaak waarin een spitsboef terecht stond die een verhouding was begonnen met een drankzuchtige freule en haar om het leven had gebracht.
Hij van het veen, zij van het zand.
Onlangs was ik er terug en weer bekroop me het gevoel dat Louis Couperus elk moment het lange Voorhout kon oversteken. Met in zijn kielzoog een Ado-supporter.
Er is nu een mooi literair tijdschrift over de stad gelanceerd, Extaze. In het eerste nummer neemt Hagenaar Wim Noordhoek de mooiste waarneming voor zijn rekening: Hagenaars vertrekken altijd. [/tag]
Avondlog Wim Noordhoek
Extaze (2)
Avondlog Wim Noordhoek[/tag]
de Volkskrant , 30 april 2011
[tag]TIJDSCHRIFT
Het licht van Den Haag
Extaze Is een naam die aan Louis Couperus doet denken. Dat is ook de bedoeling van het nieuwe literaire tijdschrift van die naam, uitgegeven door Stichting Trespassers W en In de Knipscheer. De redactie is Haags, en veel bijdragen zijn er mee verbonden. Zoals het sfeervolle portret dat Wim Noordhoek maakte van de schilder en tekenaar Marcel van Eeden (1965), die in Berlijn en Zwitserland furore heeft gemaakt met’beeldboeken’ waarin hij de tijd voor zijn geboorte wil vastleggen. Noordhoek in een terloops zinnetje: ‘Hagenaars gaan weg.’ Van Eeden voert de lezer langs teksten van Robert Walser en J. van Oudshoorn, de sombere schrijver die ook lange tijd In Berlijn werkte. Een zielsverwant. En verder wordt hij natuurlijk geïnspireerd door het licht van Den Haag. Want ook al ga je weg, je gaat ook altijd terug.[/tag]
AD, 30 april 2011
[tag]OP ZOEK NAAR HET HAAGSE GEVOEL
In deze reeks verhalen van Wim Willems gaat de hoogleraar stadsgeschiedenis op zoek naar het Haagse gevoel. Wat maakt de Hagenaar tot Hagenaar? Of Hagenees tot Hagenees? Welke gevoelens horen daarbij? Waaruit bestaat de Haagse identiteit? Wim Willems, bekend van de serie Stadskind, zoekt wekelijks het antwoord.
De winkel viel nauwelijks op, zoals wel meer pandjes in de binnenstad. Toch hoefde ik er maar langs te fietsen, of mijn ogen bleven kleven aan de uitgestalde omslagen. Dat kwam zo. Begin jaren zeventig raakte ik verslaafd – aan boeken. Elke nieuw uitgekomen roman wilde ik liefst meteen lezen. Dichtbij huis kwam ik aan mijn trekken bij een Haagse boekhandel die de literaire markt rijkelijk bediende. Dat gebeurde aan de Stille Veerkade, op nummer 7, waar uitgeverij BzztOh zijn pockets achter glas etaleerde. De naam van de uitgever verwees naar het geluid dat het vallende mes van een guillotine maakt – eindigend in een plof … op het houten hakblok. Ik heb me altijd afgevraagd waar dat idee vandaan kwam. De guillotine, het bekende moordwapen tijdens de Franse revolutie, werd immers allang niet meer gebruikt. En er zijn zeker geen filmpjes van te zien op Youtube. Die klanknabootsing moet aan de fantasie van de uitgever zijn ontsproten. Bzztóh was overigens een naam die iedereen verkeerd schreef. Maar hij bleef je wel bij – en daar ging het natuurlijk om. Aan het roer van deze onderneming met de bizarre naam stond Phil Muysson. Niet alleen een groot liefhebber van de literatuur, maar ook een ondernemer met de nodige Haagse bluf. Hij liet zelf de persen draaien en werkte samen met het verderop gelegen HOT-theater. Daar werden optredens van auteurs verzorgd. Zo ontpopte hij zich tot een soort lokale makelaar in cultuur. Met de letteren hoog in het vaandel. Het kon dan ook niet uitblijven dat hij een eigen tijdschrift lanceerde. Een ideaal vehikel voor al zijn activiteiten. De naam van het blad sloot naadloos aan bij dat van de uitgeverij: Bzzlletin. In de ogen van de redactie moest het mes van de literatuur schoon en scherp zijn. En dat deed het ook, tientallen jaren lang. Het tijdschrift werd gedrukt op het formaat van een kopieervel: twee kolommen vol kleine scheve letters. Veel foto’s, gedichten en bondige visies op schrijvers en boeken die ertoe deden. Ook nieuw talent kreeg regelmatig een hoekje om zich te presenteren. Sommige afleveringen hadden opvallend veel weg van een boek, maar gingen vermomd als tijdschrift. Over Menno ter Braak bijvoorbeeld, een Bekende Hagenaar, deden (in 1978) tientallen auteurs tegelijk hun zegje. Met de regelmaat van een staartklok verschenen nummers waarin alles draaide om het oeuvre van één auteur.mVestdijk, Brouwers, Bloem en wie al niet. Het lezen van zwaarwichtige boeken over literatuur was niet langer nodig. Wie een abonnement op Bzzlletin nam, kon overal over meepraten. Een complete set van het blad vormt een bron waar generaties studenten mee vooruit kunnen.
Muysson ontpopte
zich tot een lokale
makelaar in cultuur.
Met de letteren hoog
in het vaandel.
LAATSTE NUMMER
Aan alles komt een einde, zo ook aan de beweging die vanaf de Stille Veerkade op gang was gebracht In 2004 verscheen het laatste nummer van het blad, vijf jaar later moest ook de uitgeverij de literatuur vaarwel zeggen. In Den Haag lijkt het geschreven woord niet langer meer in aanzien te staan. En dan te bedenken dat er ooit niet minder dan elf lokale kranten verschenen. Een glorietijd die intussen ver achter ons ligt. Niet alleen de pers, ook degenen die het boek verzorgen zijn op hun retour. Net als Phil Muysson met zijn Bzztóh beschikten veel boekhandels – denk aan Boucher, Van Stockum en Jongbloed – ooit over een eigen uitgeverij. Zo konden zij een sterke band onderhouden met auteurs en een podium bieden aan debutanten uit de regio. Maar nieuwkomers zien zich al jaren gedwongen naar elders uit te wijken. Zelfs drukkerijen zijn schaars geworden, en dat terwijl Den Haag ooit bekendstond als de hoofdstad van de Republiek der Letteren. In 1960 telde de residentie nog zo’n twintig uitgeverijen die de nationale markt bedienden. We hoeven alleen maar te denken aan Nijgh & Van Ditmar, Leopold, AAM. Stols en Bert Bakker. De positie van toonaangevend literair centrum is Den Haag echter allang kwijtgeraakt aan de Amsterdamse grachtengordel. Wij moeten het tegenwoordig doen met één uitgeverij, één krant (en een wekelijks periodiek), en een paar internationale festivals. Alleen alom die reden valt het toe te juichen dat iemand de lef heeft een nieuw literair tijdschrift op te richten. Geen ludieke uitgever deze keer, met een hoop Haagse bluf, maar een man die al vele jaren meedraait in artistieke kringen. Een filosoof van huis uit en een muzikant van professie. Maar ook een schrijver van kleine geschiedenissen over zijn geboortetestad. Hij heeft een club oude getrouwen om zich heen verzameld en een vormgeefster met een raak oog. Zo is Cor Gout van start gegaan. Niet als heraut van een volstrekt nieuw geluid, want met het tijdschrift Extaze grijpt hij terug op de klassieke woordkunst van stadgenoot Couperus. Geen geschetter, geen gehijg, geen verslagen over de wanen van de dag. Het gaat om een bezonken opvolger van Bzzlletin, met een redactie die stijl en klasse vooropstelt. De kop is er intussen af. Het gaat er nu om uit te groeien tot podium voor al het talent dat zich in de vele broedplaatsen van deze ‘stad zonder muren’ bevindt. Natuurlijk, er is ook een website en er zijn avonden met voordrachten op komst. Maar het gaat er eerst en vooral om lokale schrijvers te binden, als in de tijden van voorheen. Niet uit Haagse trots – dat mag, maar hoeft niet. Gewoon, omdat de stad kan bogen op een veelstemmige literaire traditie. De hoogste tijd dus voor Extaze.
Met het tijdschrift
Extaze grijpt Cor Gout
terug op de klassieke
woordkunst van
stadgenoot Couperus.
Vrijwel alle grote vaderlandse auteurs zijn ooit weleens geëerd in het Haagse literaire tijdschrift Bzzlletin.
Foto Frank Jansen[/tag]
Blog Kees Koomen 28 april 2011
[tag]Vanavond werd het nieuwe Haagse literair tijdschrift Extaze ten doop gehouden met een avond vol gedichten muziek en herinneringen. De bedoeling is om een verdeeld literair veld samen te brengen en daar valt dan ook beeldende kunst met een literaire ingang onder: in de ruimte was werk van Diederik Gerlach opgehangen en in het blad staat ontegenzeggelijk Haags werk van Marcel van Eeden. De ruimte van de actrice Trins Snijders, waar de presentatie gehouden werd, deed nogal anachronistisch aan. In een gesprek dat presentator en hoofdredacteur Cor Gout met Jaap Harten hield werd gerefereerd aan de Posthoorn groep uit de vijftiger jaren en door de sfeer in de ruimte voelde je jezelf terug glijden in de tijd. Alleen de cigarettenrook ontbrak gelukkig. Dat gesprek met Harten, 83 jaar inmiddels, was erg interessant. De schrijver/dichter had prachtige verhalen over J.C. Bloem en andere Haagse literaire corifeeen. Daarnaast werd poëzie voorgedragen van medewerkenden van het 0-nummer en muziek gemaakt door Bosz de Klèr en DJ Jan Borchers.Het goed gevulde 0 nummer doet goed aan, mede door de vormgeving van ElsKort, die ook in de redactie zit. Ik zal het met plezier lezen en raad u zeker aan een exemplaar bij uw boekhandelaar te bemachtigen!
Blog K. Koomen[/tag]
Algemeen Dagblad: Papieren podium literair Den Haag, 28-4-2011
door Herman Rosenberg
[tag] “Neem nou de literaire festivals Winternachten en Crossing Border,” betoogt Cor Gout op de veranda van zijn sfeervolle huis in het Van Stolkpark: “Daar zijn nauwelijks Haagse schrijvers te horen. Maar zelfs als dat wel het geval zou zijn, dan nog is een festival niet voldoende om de zaak bij elkaar te brengen. Letterkundig Den Haag is nu te verbrokkeld en daar willen we wat aan doen met een. kwálitatief hoogstaand literair tijdschrift. Het is dus ook een soort podium en een verzamelpunt.
De titel schept in elk geval verwachtingen: Extaze. “Dat is uiteraard een verwijzing naar de novelle van Couperus, maar het is ook gewoon een mooi woord, dat typografisch mogelijkheden biedt,” zegt Els Kort, die de vormgeving verzorgt. Van de z in de titel maakte ze een zwierige letter, die uit de band van het corps springt; ExtaZe dus eigenlijk, maar dan anders.
Zoals het een echt literair tijdschrijft betaamt is het meer een boekje dan een magazine. Het nulnummer, dat vanavond wordt gepresenteerd, telt 112 pagina’s, waarop het woord de hoofdrol speelt. Een kleine greep uit de inhoud: een essay over Faust door Tom Domisse, een kort verhaal van Nicolette Smabers, Wim Willems over Tjalie Robinson, AD-redacteur Jan-Hendrik Bakker over de Haagse roman en Wim Noordhoek over de Haagse tekeningen van kunstenaar Marcel van Eeden. De publicatie is in zijn geheel geillustreerd met werk van de internationaal doorgebroken Van Eeden, want Extaze wil ook ruimte bieden aan beeldende kunst.
Extaze verwijst naar de novelle van Couperus, maar het is ook een mooi woord.
HACHELIJK
Het uitgeven van een literair tijdschrift was altijd al een hachelijke zaak, maar-is nu zo mogelijk nog lastiger door de bezuinigingen op alles wat met cultuur te maken heeft. Cor Gout, Els Kort, Kees Ruys, die ook in de redactie zit, en de andere medewerkers hebben vele kleine beetjes bij elkaar gelegd en kregen bovendien steun van uitgeverij In de Knipscheer, die het blad uitgeeft. Gout: “En het wordt in Den Haag breed gedragen. Dat merken we aan de reacties en het aantal inzendingen. Aan kopij geen gebrek. Maar om echt door te kunnen gaan is er meer nodig. Daarom hebben we fondsen benaderd en verschillende daarvan zijn geïnteresseerd.”
Dat er intussen een fraai nummer ligt, kan mogelijke subsidiënten over de streep trekken. Kort: “We kunnen al wat moois laten zien.”
[/tag]