Waar zijn de zomers gebleven, de lachende zomers
dat wij, blowend, in het gras lagen
in elkaars armen?
zo in extase
dat het leek alsof de Van Brieneroordbrug
aan onze teennagels hing
twee Bloemenkinderen
het water was veel te diep…
en waar zijn de winters gebleven
dat jij over Kralinger plas schaatste, ijsbloemenkind
zoveel fragieler dan ik
rakelings langs het stoned wak van mijn ziel
Minnaar, wat lig je daar te Hendrik Avercampen
soms gestruikeld over de wonden
van Lidwina van Schiedam?
Ach, Kralingen met je Popfestival
is alle liefde dan illusie
vier seizoenen wiet?