Enige tijd terug zat ik aan, aan een herendiner. (Ja ja twee keer aan, denk aan Toon Hermans). Het doel ervan – behalve eten – doet hier niet ter zake, maar voor dit stukje was het gezelschap interessant. Naast mij tafelde een ondernemer met een fabriek in zonweringen, gevestigd in de kop van Noord Holland. Afgezien van zijn smeuïge Westfriese tongval debiteerde hij taalkundigheden die mij aan mijn oma zaliger deden denken. Mijn oma verbasterde jelui tot juilie en in het verlengde hiervan leek huilie haar logischer dan hen. De man naast mij had eveneens zijn eigen taal logica en vervoegde bijvoorbeeld het werkwoord zijn vanuit zijn eerste persoon via je benne tot hun benne. Je kenne dat wel. Hoewel zoiets in het begin even stoort, went het snel als de spreker niet alleen praat, maar ook iets te zeggen heeft.
Zoals opgemerkt was het gezelschap gemêleerd, naast jasje-dasje zat ook hemdje-truitje. Elk groepje mannen had zich een voorzitter gekozen, want er moest ook een woordje worden gesproken. En zoals groepjes mannen dit gewoonlijk doen, wijzen zij een leider aan voor het klusje waar ze zelf geen zin in hebben. In dit geval bleek het een Westfriese gepensioneerde timmerman die namens hun groep het woordje moest spreken. Zelden zo’n natuurtalent gehoord. Hij stond op en begon meteen aan zijn verhaal, wat in feite een vervolg was van zijn kleurrijke timmer-anekdotes die hij aan tafel vertelde. Het duurde even voordat het zaaltje dit door had. Toen riep iemand ‘fore’ en een ander riep ‘politesse’ en de timmerman begreep het en riep ‘hé, stilte!’. En vervolgde zijn verhaal, over de bouw, over het feit dat hij nog nooit had gespeecht, over de opvoeding van zijn zoon die ook timmerman was geworden omdat er toen nog een ambachtsschool was en over de uitstervende beroepen sinds de Mammoetwet en het geklooi met het onderwijs. Hij had op zijn manier groot gelijk. Een zaaltje met doorgewinterde babbelaars en speechkanonnen luisterde aandachtig naar de man die nooit gespeecht had, maar wel iets te vertellen had. Over ons onderwijs. Waarin iedereen maar studeerde en niemand iets leerde. Waardoor zijn zeven kleinkinderen niet uit hun hoofd konden rekenen (de zonweringenondernemer bromde instemmend, rekenen was voor hem kennelijk belangrijker dan taal). Enfin, uiteindelijk maakte een hooggeplaatste heer die duidelijk geen problemen had gehad met de Mammoetwet, een eind aan de hagenpreek van de timmerman.
Nu even terug naar de taal. Ik weet niet of de timmerman evengoed kon lezen en schrijven als hij kon spreken. Zijn collega van tweeduizend jaar terug kon dit niet voor zover we weten en dit is jammer, want het geschreven woord is onweerlegbaar. Mensen die niet kunnen lezen of schrijven, leven in een gebabbelde wereld die zij niet kunnen checken op waarheidsgehalte. Daar wordt een mens onzeker van. (Denk aan het briefje waarover onze minister Opstelten zo ongelukkig is gestruikeld). Mijn punt moge duidelijk zijn: lezen en schrijven zijn noodzaak. En het is een ongehoorde zaak dat er in ons beschaafde landje nog anderhalf miljoen mensen in de categorie ‘laaggeletterdheid’ vallen. En zeg nou niet meteen ‘allochtonen’, want twee derde van deze half-analfabeten zijn gewone Nederlanders. Zelf heb ik een tijdje gewerkt voor de Stichting Lezen en het is schrijnend als je merkt hoe geïsoleerd, hoe angstig en gekunsteld deze mensen door het leven gaan, omdat ze zich schamen. En gek genoeg niet de durf hebben om er voor uit te komen en op les te gaan.
Wat schetst mijn verbazing als ik in de krant lees dat de hoogste politiebaas Gerard Bouwman de taaltoets wil schrappen voor politieagenten in opleiding. Ik herinner mij namelijk een stukje dat ik schreef in maart 1966, naar aanleiding van een gepubliceerd onderzoek naar Nederlandse taalkennis bij sollicitanten van de politie in Rotterdam. Van de 560 gegadigden vielen er meteen al 145 af omdat ze niet konden schrijven. De overigen moesten een simpel proefwerkje maken: de een wilde zijn pozitzie verbeteren, de ander wilde zufur worden en ga zo maar door. Een jongen met 6 jaar Marinedienst viel op met een 1 voor zijn invuloefening Nederlandse woorden, een 4 voor zijn opstel en een 3 voor taalgebruik. En wat is er de afgelopen halve eeuw veranderd? Niets. Daarom wil chef Bouwman ten einde raad de taaltoets maar schrappen. Gelukkig heeft de Tweede Kamer zijn voorstel verworpen. Maar… moet er verdorie niet eens wat aan ons taalonderwijs worden gedaan?
Soms is er een timmerman nodig om mensen aan het denken te zetten.