Anneloes Timmerije, Slaapwandelen bij daglicht, Breda 2013 (De Geus)
In het verhaal Alle zinnen (Slaapwandelen bij daglicht, p. 138) komen twee uitspraken voor over literatuur. De eerste blijft, zo zal Anneloes Timmerije mij tijdens een interview in boekhandel Paagman uitleggen 1, voor rekening van een nevenpersonage, een vrouw met zware creolen in haar lellen: ‘goede literatuur is verontrustend, net als goede kunst.’ ‘Goede literatuur,’ weerspreekt Anneloes haar personage, ‘kan ook stimulerend zijn, de fantasie of de zintuigen prikkelend, troostend, amuserend.’
De vrouw met de creolen ventileert haar mening nadat het hoofdpersonage, een schrijfster, haar heeft verteld waar het boek, waar ze de afgelopen tijd aan heeft gewerkt, over gaat: ‘Over een vrouw die ontdekt dat haar zoons van twaalf en veertien een meisje van acht hebben verkracht.’ In het Spaanse stadje, waar het verhaal zich afspeelt, woont en werkt een man die zinnen verkoopt. Fernando. De schrijfster geeft hem haar manuscript ter inzage en vraagt hem of hij één zin aan het verhaal wil toevoegen. Zijn antwoord luidt dat die zin overbodig is. Alles staat in het manuscript. De schrijfster dringt aan. Het gaat om die ene zin, die zegt dat het niet echt gebeurd is, ‘Die moet ongeschreven blijven,’ legt Fernando uit. ‘De lezer bepaalt of het waar is of niet.’
De lezer van literatuur geeft de betekenis aan het geschrevene, zoals de beschouwer van beeldende kunst de vormen en kleuren op de drager duidt.
De hoofdpersoon in het verhaal Winkelwetten (p.190), Java Tan, is cassière bij Albert Heyn. Daar ervaart ze dat de bijdrijfsslogan ‘Veel contact met mensen’ niet meer is dan een holle frase. Java Tan is wel ‘goed met de klanten’, vriendelijk voor de aardige en geduldig met de minder aardige. Een van de aardigste klanten, mijnheer Mus, wordt onwel na een incident in de rij voor de kassa. Java Tan brengt hem naar huis en ziet daar, meteen bij binnenkomst, drie grote vierkante schilderijen die haar fascineren. Op alle drie zijn matgroene lijnen van verschillende breedte op een witte achtergrond aangebracht. De schilder blijkt mijnheer Mus’ kleinzoon te zijn. Java Tan voelt dat zich achter die lijnen een wereld bevindt. Maar kom je dichterbij dan sluiten de lijnen zich. Je moet beter kunnen kijken om binnen te komen. ‘Waarom altijd groen?’ vraagt ze aan mijnheer Mus. ‘Kunstenaars zijn slaapwandelaars bij daglicht,’ luidt zijn antwoord, ‘Ze leven hun dromen.’ Later ontmoet Java Tan de schilder zelf. Hij legt haar uit dat het niet om de kleur gaat maar om de vormen.
De schilderijen met de matgroene lijnen veranderen Java Tan’s leven. Ze neemt ontslag bij Albert Heijn. De vormen op de doeken vloeien haar gedachten binnen. Zonder kleur en zonder wetten. Ze klopt nu met zichzelf.
De verhalenbundel Slaapwandelen bij daglicht kun je lezen zoals Java Tan de schilderijen van mijnheer Mus’ kleinzoon ‘beleeft’. De stijl leent zich daar ook voor. Nooit zwaar aangezet, altijd licht en soepel als de danspassen van Karin in het verhaal Dansen (p.148). ‘One, two, three, four, five, six, seven, eight; left together, right together; step, turn, together, clap.’ Karin is lid van een dansclub en in het dagelijks leven uitzendkracht in de thuiszorg. Haar onvrede met de werkopdrachten, de strakke schema’s, alles afgemeten in vaste tijden met ‘sneller, sneller’ als maatstaf, danst ze uit haar geheugen.
De gebeurtenissen in Dansen zijn niet licht. Mevrouw Lammers, oud, hulpbehoevend en eenzaam, dwingt Karin de laatste dag van haar leven – ingenieus door haar zo gepland – volledig mee te maken. Ze gijzelt haar en vertraagt de dag om Karin en de lezer te dwingen zich met haar, haar ruimte en haar tijd te vereenzelvigen: ‘het gaat erom dat jij de tijd beleeft zoals ik die beleef. Dus we doen niks. Dat wil zeggen: ik doe wat ik altijd doe om de dag door te komen, maar we gaan het niet leuk maken.’
We beleven het mee, als lezer, de lange dag, een leven ten einde, een leven geleefd.
(cg)
1) Interview met Anneloes Timmerije in boekhandel Paagman, Den Haag, 2 mei 2013
Pieter Grootendorst, De dag kwam kijken – kleine gedichten, Den Haag 2012 (Eres)
Ruth van Rossum, Sakasegawa, Den Haag 2012 (Uitgeverij Liverse)
Poëziebundels, waarbij ieder gedicht raak is en onmisbaar voor het totaal vind je weinig. De bundels van Pieter Grootendorst en Ruth van Rossum behoren niet tot die categorie, maar bevatten wel kwaliteit.
De twee gedichten in Grootendorst’s bundel die er voor mij uitspringen zijn Het lichaam bedenkt woorden en Bewoonpaats.
Het eerste omdat vorm en inhoud samenvallen en in die samenhang een gevoel tot uitdrukking komt:
Het lichaam bedenkt woorden,/spoelt de taal schoon//In de spiegel ruiken we een kind/dat zijn plakboeken verbrandt//in de achtertuin van een verkeerd vriendje/Pijn heelt alle wonden
Het tweede biedt een beschrijving van plaats en tijd (‘In de binnenstad spelen trams tikkertje’…’In de laatste Straatnieuws lees ik een gedicht over geboortegolven en parelsnoeren) en een besef van beide.
Eenvoud en natuurlijkheid liggen ten grondslag aan de zeggingskracht van deze twee gedichten.
De gedichten van Ruth van Rossum zijn rijper dan die van Grootendorst. Maar ook in Sakasegawa is het niveau van de gedichten wisselend.
De twee gedichten die mij het meest bekoren hebben een (verlaten) huis tot onderwerp.
In Hoe het huis woont is de pijn van de ‘ik’ die het huis verlaten heeft naar het huis zelf overgebracht. Het huis draait zich ’s nachts om in zichzelf, wrikt aan zijn sponningen en rekt de spanten. Alleen als de ‘ik’ slaapt denkt het huis zich vrij. Dan kan de overdracht van de smartelijke gevoelens immers niet plaatsvinden.
Een weloverwogen compositie en fraai uitgewerkt.
Waar ga ik heen bevalt me vanwege de nuchterheid van de versregels, die doet denken aan de stijl van Jos Versteegen, met name in Een huis verlaten. Ook de thematiek komt overeen (zie de bespreking van Versteegen’s bundel).
In Waar ga ik heen geen neologismen en geen overbodige beeldspraak, maar zinnen die voldoende hebben aan zichzelf. De verzen zijn ‘opgeruimd’, zoals het huis in het gedicht.
(cg)
Jos Versteegen, Een huis verlaten, Amsterdam 2012 (Nieuw Amsterdam Uitgevers)
Onmerkbaar volgen wij de stappen van Jos Versteegen door zijn verlaten ouderlijk huis. De gedachten van de dichter zijn gediend met stilte en ingetogenheid.
De neerslag van die gedachten op papier toont dat aan. Iedere versregel leest en klinkt als een gedachte, losgemaakt uit een groef van de herinnering. Deze werkzaamheid is met inspanning verricht, als om verbeelding uit te sluiten.
Daarom ook richt de dichter zich op details, die hij uittekent, op handelingen, die hij zorgvuldig beschrijft, op documenten, die hij natuurgetrouw weergeeft.
De details, uitgemeten om de emotie onder controle te houden: ‘Zo eindigt de zeep: een smalle tong, soms grijze barstjes in de lengte.’ (Palmolive)… ‘Dit is haar strijkbout, zonder lampje, het snoer bekleed met grijze stof (Strijkbout)… ‘Je ziet een vreemd, vertrouwd insect dat rode strepen in zijn hals bijt.’ (Scheerapparaat)
De handelingen, de vaste gewoonten, koel weergegeven om het verlies niet te dramatiseren: ‘Zij neemt het ongesneden brood, een reuzenbaksteen, uit de trommel, drukt het stevig aan haar borst. Het mes.’ (Broodmes).… ‘Nu rechtop, vraagt hij om de krant. Hij bladert, leest niet veel. En dan de naam van iemand uit het dorp, leeftijd, aantal kinderen.’ (Kunstleren fauteuil; 3 Nieuws)
De documenten, als readymades geciteerd: ‘Er zit een briefje in het kasboek. Je vouwt het open en je ziet een klein, particulier register met roest, maar zonder kattenschade: de namen van zijn kinderen, datum, tijdstip, dag van de week, zijn samenvatting van geluk voor ziekenfonds, gemeente, kerk.’ (Kasboek; 3 Geboortes)… ‘Je vindt een inventarislijst, een verkoopakte. Zoon neemt over: “vee, paard en wagen, veldgewassen, hakselmachine, slagkar, ploeg”, en achter vage potloodkruisjes staat links je opa, rechts je vader.’ (Kluisje)
Het blijf stil tijdens de rondgang door het ouderlijk huis van de dichter, maar er is veel gezegd. ‘Het zijn je ouders die hier zwijgen en tegelijk iets zeggen.’ (Verzameling; 1 Nuttigheden)
Dat weten we als we het huis verlaten.
(cg)