Er was een tijd dat leveranciers bij je aan de deur kwamen. De bakker, de groenteboer, de melkboer, en zo nu en dan de kolenboer en de scharensliep. Onze melkboer was een goedlachse man, wat gezet, met steeds een sigaar in de mond. Hij had altijd een pet op en een halflang beige jasje aan. Een leren geldtas hing als een sjerp om zijn bovenlijf. Hij verrichtte zijn werk altijd opgewekt, en in een flinke looppas. Ik kan me niet herinneren dat ik hem eens kwaad heb gezien. Deze melkboer had vertrouwen in zijn klanten, en ze kregen krediet, als ze wilden. Er werd dan eenmaal per week afgerekend, geloof ik.
Melk en andere producten, zoals vla en yoghurt, werden toen nog in flessen verkocht. Een krat zuivel had daarom een flink gewicht. Lege flessen werden natuurlijk ook weer meegenomen. Mensen hadden vaak een Tomado rekje, waar drie, of bij grotere gezinnen, zes flessen in konden. De bestelling stond dan vaak op een stukje papier, dat met een wasknijper aan het rek werd vastgemaakt. Of in een opschrijfboekje, dat in een leeg vak of tussen de lege flessen werd gestoken.
De kleur van de aluminium melkdop wees op de inhoud van de fles. Naast veel gevraagde producten als melk en yoghurt had je ook “lekkernijen” als gortepap en karnemelksepap. Gelukkig vroeg mijn moeder daar nooit om. Het zag er niet uit in de fles, en leek me vreselijk smaken. De melkdoppen werden verzameld voor een goed doel, het zendelingenwerk. Ze waren van zilverpapier en konden worden gerecycled. Omdat er een beetje tin in zat, waren de doppen geld waard. Ook de wikkels van chocoladerepen en bonbons werden ingezameld.
Onze melkboer was dus een aimabel mens, om welke reden kinderen zoals ik het leuk vonden om hem te helpen. En dat mocht bijna altijd. Natuurlijk verdiende je er ook wat mee. Tegen mijn moeder zei ik dan de gevleugelde woorden dat ik “de melkboer ging helpen”. Als dat mocht, en de melkboer was nog niet in onze straat, dan liep ik hem tegemoet. Natuurlijk was zijn route bij mij precies bekend. Soms mocht je helpen op het deel van de route in de buurt van je eigen huis; soms kon je een groter deel van de dag assisteren. In het laatste geval mocht je dan ook mee het ziekenhuisterrein op. Meerdere los van elkaar gehuisveste afdelingen werden op dit terrein bezocht en – als je geluk had – mocht je tenslotte nog mee naar de melkfabriek. Deze melkboer had al een auto, die hij daar parkeerde. Een DKW. Ik ben nog wel eens met hem meegereden.
Deze melkboer ging met zijn tijd mee. In het begin had hij nog een open houten handkar met twee grote wielen. De langste tijd dat ik hem mocht helpen, beschikte hij echter over een futuristische, gesloten stalen driewieler met een soort bromfietsmotor. Het motortje was geïntegreerd met het neuswiel en een stuurstang met draaibaar handvat, waarmee je gas kon geven, zoals bij bromfietsen. De bestuurder werd geacht voor de kar uit te lopen, en deze via de stuurstang dezelfde loopsnelheid te geven. Omdat dit vermoeiend was, mochten wij als kind de chauffeur zijn. De stuurstang kon een halve draai maken, zodat je op de dikke, gekromde stang, die het neuswiel met de achterwielen en de lading verbond, plaats kon nemen. Je hoefde dan niet te lopen. De melkboer zelf paste daar niet tussen. Op zijn beurt nam hij plaats aan een van de open zijkanten van de kar, en liet zich, al sigaar rokend, heerlijk vervoeren.
Het stuk over het ziekenhuisterrein was altijd het mooiste; je kon dan een lange afstand chaufferen. En dat vonden we natuurlijk leuk. Als hij niet door een kind werd geholpen, heb ik wel gezien dat de melkboer op de langere afstand “noodgedwongen” op het neuswiel van de kar plaatsnam, terwijl hij de stuurstang min of meer omhoog hield. Dit zal geen plezierige zit zijn geweest, en hij was eigenlijk veel te zwaar voor deze oplossing.
Als je vol gas gaf, ging de wagen net wat harder dan loopsnelheid. Het motortje maakte een hels kabaal en er kwam vaak een grote blauwe walm uit de uitlaat. Het deerde de melkboer niet. De motor werd natuurlijk over de hele route ontelbare keren aan- en uitgezet. Met behulp van een trekkabel kon je hem aan de praat krijgen. Soms had ik het idee dat het motortje het eind van de dag niet zou halen. Ik kan me niet herinneren dat het er eens mee is opgehouden, maar het zal wel zijn voorgekomen.
Natuurlijk kregen we hier en daar ook koffie aangeboden. Er werden dan altijd grapjes gemaakt en er viel het nodige te lachen. We hadden ook bepaalde uitdrukkingen voor producten, zoals een pakje Margaretha voor plantenmargarine. Ik leerde zo mijn buurt en de bewoners goed kennen. Bij sommige klanten liep je achterom de keuken in, en plaatste je de flessen op het aanrecht. Als mensen niet thuis waren, zette je de bestelling voor de deur. Dat kon toen nog.
In de kar had de melkboer ook een grote stalen melkbus met losse melk, met onderaan een kraantje. Zo’n bus die je bij boerderijen aan de weg zag staan. Sommige mensen wilden losse melk in hun pannetje. Als de bus bijna leeg was, was het een hele kunst om er nog een pannetje mee vol te krijgen. De bus, die aan een open zijkant op de kar stond, moest je naar je toe laten hellen. Vervolgens moest je het kraantje open en dicht draaien, terwijl je het pannetje er onder hield. Ik weet niet meer of de melkboer dit precisiewerkje zelf wilde doen, en welke techniek het beste resultaat gaf. Hij was vol vertrouwen, dus ik denk dat ik dit ook wel gedaan heb.
Om een hele dag melk rond te kunnen rijden, moest de melkboer op bepaalde plaatsen langs de route zijn voorraad aanvullen. Ook in de buurt van ons huis was zo’n opslagplaats. De melkfabriek bracht er met een vrachtauto volle kratten, en nam lege flessen weer mee. De kratten stonden gewoon op de stoep, ergens in een hoek, afgedekt met een los zeil. Dat kon toen nog.
Op enig moment moet het afgelopen zijn geweest. Ik weet niet meer wanneer ik geen zin meer had om hem te helpen. Misschien toen ik naar de middelbare school ging. De melkboer zal het hebben begrepen; kleine jongens worden groot. Hij zal ongetwijfeld nieuwe gegadigden voor de functie van assistent hebben gehad. Hoe lang de man dit werk nog heeft gedaan, weet ik ook niet meer. Eens zal hij zijn laatste rit hebben gelopen, en daarna met pensioen zijn gegaan. Hopelijk heeft onze melkboer lang van een welverdiend pensioen mogen genieten. Ik kan me niet herinneren dat ik heb gelezen of gehoord dat de goede man was overleden. Volgens mij heeft hij geen opvolger meer gehad.