Twee filosofen en een mediadeskundige reflecteren op de cultuur van onze dagen en de rol die de jeugd daarin speelt. Daarbij stelt elk zijn eigen vragen. Hoe bereiden wij ze voor op deze nieuwe wereld? Wat zijn hun idealen? Hoe strijdbaar zijn ze? Verruilen zij de oude media voor de nieuwe en kijken ze niet meer om naar de oude vormen van kennis- en informatieoverdracht?
Henk Oosterling formuleert zijn vragen in een essay getiteld Extatische pedagogiek? – De doorslaggevende rol van mediawijsheid en ecowijsheid in de educatie.
Hoe bereiden we onze kinderen op deze wereld voor? Hoe leren we hen zich te verhouden tot de technologische extase waarin ze verzeild zullen raken of al verzeild zijn geraakt? Wat betekent de aloude pedagogische stelregel ‘grenzen stellen’ in een wereld die grenzeloos is geworden? Wat leren we onze screenagers over media? Een geheel aan de nieuwe mens aangepaste, extatische pedagogiek is onvermijdelijk. Oosterling theoretiseert niet slechts, hij vertelt ook over de praktijk van zijn project Rotterdam Vakmanstad/Skillcity.
René Boomkens stelt zijn vraag aan het eind van zijn essay Eeuwig jong
De jeugd van ‘absolute beginners’ tot marketingtool.
De geschiedenis, waargenomen als strijd, als een heen-en-weer beweging tussen heftige conflicten en periodes van evenwicht, waarbij het vaak de jeugd is die het woord neemt en ‘een nieuw begin’ aankondigt, lijkt tot aan het eind van de twintigste eeuw tot rust te zijn gekomen bij een ideaal van jeugd en jeugdigheid, een alomvattende jeugdcultuur waar ook de jongeren deel van uitmaken en die schaamteloos commercieel wordt uitgebuit. De eeuwige jeugd van het neoliberale markmechanisme lijkt te impliceren dat we niet hoeven te verwachten dat de jeugd plotseling het woord zal nemen. Of wordt die verwachting gelogenstraft, zoals telkens weer in de geschiedenis het geval is geweest?
Piet Bakker stelt in De digitale generatie vast dat iedere ‘leeftijdscohort’ (een groep die in een bepaalde periode is geboren) een specifiek voorkeursmedium heeft. Wie regelmatig onder jongeren verkeert, weet dat ze verknocht zijn aan hun computerscherm. Zullen zij de oude media inruilen voor nieuwe en daarbij steeds minder vaak omkijken? Die kans bestaat, maar of dit een teken zou zijn van intellectuele achteruitgang is de vraag.
Voorts korte verhalen van Chrétien Breukers, Jonas Bruyneel, Luc Geeraert, Cor Gout, Ronnie Krepel, Gertrude Kunze en Fred Lanzing, gedichten van Estelle Boelsma, Delphine Lecompte en Wout Waanders en tekeningen van Stefan Serneels, waarbij het thema ‘jeugd’ geregeld opduikt.